201109259/1/R1.
Datum uitspraak: 13 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend te Nieuwleusen, gemeente Dalfsen,
2. [appellant sub 2], wonend te Nieuwleusen, gemeente Dalfsen,
appellanten,
de raad van de gemeente Dalfsen,
verweerder.
Bij besluit van 30 mei 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Nieuwleusen, Oosteinde 56-58 en Westeinde 76" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten sub 1], [appellant sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 maart 2012, waar [appellant sub 1B], [appellant sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door L.B. van Dam, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Tevens zijn ter zitting [belanghebbende A] en [belanghebbende B] als partij gehoord.
Bij tussenuitspraak van 23 mei 2012, nr. 201109259/1/T1/R1, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken na de verzending van deze tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 30 mei 2011 te herstellen. De tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 10 september 2012 heeft de raad het bestemmingsplan opnieuw, gewijzigd, vastgesteld.
[appellanten sub 1], [appellant sub 2], [belanghebbende A] en [belanghebbende C] en [belanghebbende B] en [belanghebbende D] zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over het besluit van 10 september 2012 naar voren te brengen. Van deze gelegenheid hebben [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] gebruik gemaakt.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak verder ter zitting behandeld op 15 januari 2013, waar [appellant sub 1B], bijgestaan door mr. K.A. Luehof, werkzaam bij Stichting Univé Rechtshulp, [appellant sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door L.B. van Dam, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [belanghebbende A] en [belanghebbende B] als partij gehoord.
1. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat de raad in het kader van de toepassing van het Rood-voor-Rood-beleid ten onrechte de mestopslagplaatsen op de percelen Oosteinde 58 en Westeinde 76 heeft meegeteld bij de berekening van de sloopoppervlakte en dat daarmee de totale oppervlakte aan te slopen landschapsontsierende agrarische bedrijfsgebouwen 814 m² bedraagt, waarmee niet wordt voldaan aan de in regel 1 van het Rood-voor-Rood-beleid neergelegde voorwaarde van de sloop van minimaal 850 m² aan landschapsontsierende agrarische bedrijfsgebouwen.
Voorts heeft de Afdeling in de tussenuitspraak overwogen dat de oppervlakte van het plandeel met de bestemming "Wonen" op het perceel Oosteinde 56 ongeveer 1.230 m² bedraagt. De raad is uitgegaan van een bouwkavel van ongeveer 1.000 m². Daarmee heeft de raad niet deugdelijk gemotiveerd waarom hij bij de berekening van de bijdrage aan de Reserve Ruimtelijke kwaliteit van een waarde van € 200.000,00 van de bouwkavel voor de compensatiewoning is uitgegaan.
1.1. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd, aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 30 mei 2011 niet berust op een deugdelijke motivering. De beroepen zijn gegrond. Het besluit van 30 mei 2011 dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te worden vernietigd.
1.2. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken na de verzending van de tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen in 2.4.2 en 2.5.2 van de tussenuitspraak is overwogen het besluit van 30 mei 2011 voor zover dat ziet op de plandelen met de bestemmingen "Wonen" en "Tuin" voor het perceel Oosteinde 56, alsnog toereikend te motiveren in het licht van de in het Rood-voor-Rood-beleid neergelegde voorwaarde van de sloop van minimaal 850 m² aan landschapsontsierende agrarische bedrijfsgebouwen onderscheidenlijk door nader aan te geven van welke waarde van de bouwkavel voor de compensatiewoning is uitgegaan, dan wel het besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling voor het desbetreffende gedeelte van het perceel Oosteinde 56.
1.3. In het op 10 september 2012 voor hetzelfde plangebied vastgestelde bestemmingsplan heeft de raad het plandeel "Wonen" voor het perceel Oosteinde 56 tot 1.000 m² verkleind, het plandeel "Tuin" enigszins verkleind en het achtergelegen plandeel "Agrarisch met waarden - Landschap" in dezelfde mate vergroot. Voorts heeft de raad aan de motivering van zijn besluit een nieuwe slooplocatie, Korte Kampen 6, ten grondslag gelegd, waarmee volgens de raad alsnog wordt voldaan aan de minimaal te slopen oppervlakte van 850 m².
1.4. Het besluit van 10 september 2012 is gezien de artikelen 6:18 en 6:19 van de Awb, zoals deze luidden ten tijde van belang, mede onderwerp van het geding. De beroepen worden geacht mede te zijn gericht tegen dit besluit.
2. [appellant sub 2] betoogt dat belanghebbenden onvoldoende zijn betrokken bij de vaststelling van het nieuwe besluit en dat de raad onder druk is gezet om te besluiten.
2.1. Dit betoog faalt. Niet is gebleken dat voor de raad, alvorens tot besluitvorming te komen, een hoorplicht of een informatieplicht zou bestaan. Evenmin is gebleken dat op dit punt aan [appellant sub 2] toezeggingen zijn gedaan dat hij van de voortgang op de hoogte zou worden gehouden. Niet valt in te zien dat [appellant sub 2] niet in de gelegenheid is geweest zich tot de raad te wenden alvorens de besluitvorming zou plaatsvinden. Dat de raad niet in vrijheid tot een besluit is gekomen, heeft [appellant sub 2] niet aannemelijk gemaakt.
3. [appellanten sub 1] stellen in hun zienswijze over het besluit van 10 september 2012 dat de compensatiewoning een maximale inhoud van 750 m3 zou krijgen. Uit het plan volgt een maximale inhoudsmaat evenwel ten onrechte niet.
3.1. In de tussenuitspraak is de raad op dit punt geen opdracht gegeven. [appellanten sub 1] hebben met hun zienswijze hun beroepsgronden uitgebreid met een nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgrond. Het opnieuw vastgestelde plan is op dit punt niet anders dan het als eerste vastgestelde plan. Niet is gebleken dat [appellanten sub 1] dit betoog redelijkerwijs niet eerder naar voren hadden kunnen brengen. Dit betekent dat de zienswijze op dit punt buiten inhoudelijke bespreking moet blijven.
4. [appellant sub 2] betoogt dat voor het bepalen van de oppervlakte van de compensatiekavel ten onrechte alleen is uitgegaan van het plandeel "Wonen". Ook de oppervlakte van het plandeel "Tuin" had bij de berekening moeten worden betrokken, aldus [appellant sub 2].
4.1. Vast staat dat de oppervlakte van het plandeel "Wonen" voor het perceel Oosteinde 56 is teruggebracht tot 1.000 m². In de tussenuitspraak heeft de Afdeling reeds als haar oordeel neergelegd dat in dit verband dient te worden uitgegaan van het plandeel "Wonen". De Afdeling overweegt dat zij behoudens zeer uitzonderlijke gevallen niet kan terugkomen op een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. In dit geval is naar het oordeel van de Afdeling geen sprake van een zeer uitzonderlijk geval. De Afdeling ziet daarom in hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd geen aanleiding terug te komen op haar oordeel in de tussenuitspraak. Dit betoog faalt derhalve. De raad heeft daarmee dit gebrek in het besluit van 30 mei 2011 hersteld.
5. Voor zover [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de raad heeft gehandeld in strijd met het hoofddoel van het Rood-voor-Rood-beleid doordat alle waardevolle bebouwing op de percelen Oosteinde 58 en Westeinde 76 is gesloopt, overweegt de Afdeling dat het Rood-voor-Rood-beleid zich niet tegen de sloop van niet in de sloopberekening betrokken opstallen verzet. Voorts staat, anders dan [appellant sub 2] betoogt, aan toepassing van het beleid niet in de weg dat de sloop van de landschapsontsierende bebouwing heeft plaatsgevonden vóór ondertekening van de Rood-voor-Rood-overeenkomst. Buiten twijfel is dat deze sloop heeft plaatsgevonden in het kader van de nu van belang zijnde aanvraag om toepassing van het Rood-voor-Rood-beleid.
6. [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de raad ten onrechte de locatie Korte Kampen 6 heeft betrokken bij de berekening van de te slopen oppervlakte landschapsontsierende agrarische bedrijfsgebouwen. Hiertoe voeren zij aan dat niet is gebleken dat voor die locatie een ontwikkelingsplan is ingediend zodat niet beoordeeld kan worden of wordt voldaan aan de voorwaarden van het Rood-voor-Rood-beleid. Ook ontbreekt een advies van de Ervenconsulent. Voorts is ten onrechte alleen voorzien in de sloop van twee gedeelten van een schuur. Alle schuren op het perceel zouden volgens hen moeten worden gesloopt. Niet is bezien of de bouw van een compensatiewoning op genoemd perceel mogelijk zou zijn. Er wordt volgens hen gehandeld in bedrijfsoppervlaktes wat strijdig is met het Rood-voor-Rood-beleid. Ook is de locatie Korte Kampen 6 al lang niet meer in agrarisch gebruik en is voor deze locatie al eerder het Rood-voor-Rood-beleid toegepast. Wat betreft de opnieuw gesloten Rood-voor-Rood-overeenkomst wijzen [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] erop dat deze aan het nieuwe Rood-voor-Rood-beleid zou moeten voldoen en dat deze voor het perceel Westeinde 76 ten onrechte is ondertekend door de voormalige eigenaren.
6.1. De raad heeft als nader stuk een door het Oversticht-Ervenconsulent gewaarmerkt inrichtingsplan en schets van het perceel Korte Kampen 6 ingezonden. Anders dan [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] stellen is derhalve sprake van een ontwikkelingsplan voor dat perceel en is door de Ervenconsulent een advies gegeven.
6.2. De raad heeft ter zitting gesteld dat op de locatie Korte Kampen 6 niet eerder het Rood-voor-Rood-beleid is toegepast. [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] hebben hun betoog op dit punt niet nader onderbouwd, zodat dit faalt.
6.3. Wat betreft de onderliggende stukken die zijn ingediend ten behoeve van de locatie Korte Kampen 6, stelt de Afdeling met [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] vast dat deze minder informatie bieden dan de stukken voor beide andere slooplocaties. Het Rood-voor-Rood-beleid geeft aan dat een aanvraag vergezeld moet gaan van een ontwikkelingsplan en een standaardformulier. Het betreft in dit geval evenwel de toevoeging van een extra locatie aan een reeds ingediende aanvraag. De omstandigheid dat thans minder informatie is geboden, leidt niet tot de conclusie dat de raad niet overeenkomstig zijn Rood-voor-Rood-beleid heeft gehandeld. Voldoende duidelijk is welke verplichtingen inzake sloop en herinrichting voor het perceel Korte Kampen 6 zijn aangegaan. Ligging en oppervlakte van de te slopen bebouwing zijn op tekening weergegeven. Ook is een herinrichtingsvoorstel aanwezig. Daarnaast wordt in de nieuwe Rood-voor-Rood-overeenkomst verdere informatie gegeven. De eigenaren van het perceel Korte Kampen 6 hebben zich met de ondertekening van de Rood-voor-Rood-overeenkomst aan de uitvoering verbonden. De raad heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat de ingediende stukken voldoende informatie geven omtrent de aangegane sloop- en inrichtingsverplichting. De betogen falen.
6.4. De eerste Rood-voor-Rood-overeenkomst is in 2009 ondertekend. Het Rood-voor-Rood-beleid uit 2007 is in januari 2010 geëvalueerd en op onderdelen gewijzigd. Zowel het besluit van 30 mei 2011 als het besluit van 10 september 2012 is van latere datum. Of de nieuwe Rood-voor-Rood-overeenkomst aan het gewijzigde beleid uit 2010 zou moeten voldoen, kan in dit geval onbeantwoord blijven, nu [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] niet hebben onderbouwd waarom toetsing aan dat beleid in dit geval anders zou uitvallen dan toetsing aan het beleid uit 2007.
6.5. Uit het Rood-voor-Rood-beleid volgt voorts niet dat het inbrengen van een slooplocatie tot gevolg heeft dat alle opstallen op dat perceel moeten worden gesloopt. Gedeeltelijke sloop is niet uitgesloten, reeds gelet op de omstandigheid dat karakteristieke bebouwing kan worden gehandhaafd. Verder is handel in bebouwingsoppervlakte in dit geval niet aannemelijk gemaakt, nu het gehele perceel Korte Kampen 6 wordt betrokken bij één aanvraag voor toepassing van het Rood-voor-Rood-beleid. De gestelde omstandigheid dat de locatie Korte Kampen 6 niet meer in agrarisch gebruik is, staat niet aan de toepassing van het Rood-voor-Rood-beleid in de weg. Verder heeft de raad ter zitting onweersproken toegelicht dat het perceel Korte Kampen 6 zich er fysiek niet voor leent de bouw van een compensatiewoning mogelijk te maken, nog afgezien van de beperkingen daarvoor vanwege het agrarische gebruik van de omliggende gronden. De raad heeft zich zodoende in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de bouw van een compensatiewoning op het perceel Korte Kampen 6 niet mogelijk is.
6.6. Ter zitting heeft de raad erkend dat de nieuwe Rood-voor-Rood-overeenkomst ten onrechte wat betreft het perceel Westeinde 76 is ondertekend door de voormalige eigenaren van dat perceel. Niet in geschil is dat de raad van de eigendomsoverdracht op de hoogte had kunnen zijn. Hieruit volgt dat de raad ten onrechte de nieuwe overeenkomst ten grondslag heeft gelegd aan zijn besluit van 10 september 2012. Dit betoog van [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] slaagt.
6.7. In hetgeen [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 10 september 2012 is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. De beroepen daartegen zijn gegrond. Het besluit van 10 september 2012 dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.
7. De Afdeling ziet aanleiding om de rechtsgevolgen van het besluit van 10 september 2012 in stand te laten. De sloopopgave ter plaatse van het perceel Westeinde 76 is reeds uitgevoerd. Verder heeft de raad ter zitting toegelicht dat door de nieuwe eigenaren van het perceel Westeinde 76 inmiddels is verzocht de rechten en verplichtingen uit de Rood-voor-Rood-overeenkomst aan hen over te dragen. De Afdeling ziet geen aanleiding eraan te twijfelen dat de overeenkomst overeenkomstig hetgeen daarin verder nog is neergelegd, zal worden uitgevoerd.
8. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten van [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen gegrond;
a. het besluit van de raad van de gemeente Dalfsen van 30 mei 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Nieuwleusen, Oosteinde 56-58 en Westeinde 76";
b. het besluit van de raad van de gemeente Dalfsen van 10 september 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Nieuwleusen, Oosteinde 56-58 en Westeinde 76";
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit van 10 september 2012 geheel in stand blijven;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Dalfsen tot vergoeding van bij:
a. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.296,04 (zegge: twaalfhonderdzesennegentig euro en vier cent), waarvan € 1.180,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
b. [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 158,04 (zegge: honderdachtenvijftig euro en vier cent);
V. gelast dat de raad van de gemeente Dalfsen aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:
a. € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) voor [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
b. € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) voor [appellant sub 2].
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Bechinka
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2013