201202654/1/R3.
Datum uitspraak: 13 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te [woonplaats], gemeente Boxmeer,
het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer,
verweerder.
Bij besluit van 3 januari 2012 heeft het college het wijzigingsplan "Wijziging bestemmingsplan Buitengebied 2008 ten behoeve van vormverandering van het agrarisch bouwblok gelegen aan de Hapseweg 2 te Oeffelt" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 1 mei 2012 heeft het college het wijzigingsplan gewijzigd.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 augustus 2012, waar het college, vertegenwoordigd door mr. J.P.L.M. van de Velden, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts is ter zitting A.D.M. van Schijndel als belanghebbende verschenen.
Bij tussenuitspraak van 24 oktober 2012, in zaak nr.
201202654/1/T1/R3, heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen zes weken na de verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in de besluiten van 3 januari 2012 en 1 mei 2012 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij brief van 29 november 2012 heeft het college te kennen gegeven het gebrek in de besluiten van 3 januari 2012 en 1 mei 2012 te hebben hersteld.
Bij brieven van 20 december 2012 zijn partijen in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld, naar voren te brengen. Partijen hebben daar geen gebruik van gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat de besluiten van 3 januari 2012 en 1 mei 2012 in strijd zijn met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en niet berusten op een deugdelijke motivering als bedoeld in artikel 3:46 van de Awb. Voorts heeft de Afdeling het college opgedragen om, met inachtneming van hetgeen in overweging 5.6 is overwogen, de besluiten van 3 januari 2012 en 1 mei 2012 te herstellen door aan de hand van een onderzoek alsnog toereikend te motiveren dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de woning van [appellant] in verband met geur, dan wel de besluiten te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling en de uitkomst van het voorgaande aan de Afdeling mede te delen. Daarbij diende de achtergrondbelasting en de gecumuleerde geurbelasting te worden betrokken.
1.1. Gelet hierop is het beroep tegen de besluiten van 3 januari 2012 en 1 mei 2012 gegrond, zodat die besluiten derhalve dienen te worden vernietigd.
2. Het college heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak aan het onderzoeksbureau RMB opdracht gegeven een geuronderzoek te verrichten. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Beoordeling woon- en leefklimaat a.g.v. bouwblokwijziging Hapseweg 2 in Oeffelt" van 26 november 2012. In dit onderzoek is van alle agrarische bedrijven waar dieren worden gehouden met een geuremissiefactor in een straal van 2,5 km rondom het plangebied de geurhinder cumulatief berekend en beoordeeld. De berekende cumulatieve achtergrondbelasting zal volgens het geuronderzoek als gevolg van de wijziging van het bouwblok toenemen van 4,87 odour units per kubieke meter lucht (hierna: ou/m³) naar 9,05 ou/m³. De conclusie van het geuronderzoek is dat weliswaar de cumulatieve achtergrondbelasting door de wijziging van het bouwblok zal toenemen, maar dat er nog steeds sprake zal zijn van een aanvaardbaar geurniveau ter plaatse van de woning van [appellant]. Daarbij is in aanmerking genomen dat volgens de Gebiedsvisie Boxmeer 2008 een cumulatieve geurbelasting van 28 ou/m³ of minder in het buitengebied als een acceptabel geurniveau wordt beschouwd.
3. Gelet op het voorgaande heeft het college voldoende inzichtelijk gemaakt dat als gevolg van het wijzigingsplan bij de woning van [appellant] sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in verband met geur. Het in de tussenuitspraak genoemde gebrek is hiermee hersteld. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand blijven.
4. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer van 3 januari 2012 en 1 mei 2012 tot vaststelling onderscheidenlijk wijziging van het wijzigingsplan "Wijziging bestemmingsplan Buitengebied 2008 ten behoeve van vormverandering van het agrarisch bouwblok gelegen aan de Hapseweg 2 te Oeffelt";
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van die besluiten geheel in stand blijven;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 472,00 (zegge: vierhonderdtweeënzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Matulewicz
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2013