201203237/1/R4.
Datum uitspraak: 13 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Easterwierrum, gemeente Littenseradiel,
2. [appellant sub 2], wonend te Easterwierrum, gemeente Littenseradiel,
de raad van de gemeente Littenseradiel,
verweerder.
Bij besluit van 23 januari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Easterwierrum" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 2] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 december 2012, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. J. Zwiers, [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. T. van der Weijde, en de raad, vertegenwoordigd door S. Herrema, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
1. Het plan voorziet hoofdzakelijk in een actualisering van de voorheen geldende bestemmingsplannen binnen de dorpskern van Easterwierrum. Daarnaast voorziet het plan in een uitbreidingslocatie voor het bedrijventerrein aan de noordwestzijde van het dorp.
2. De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] zijn gericht tegen het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein".
3. [appellant sub 2] betoogt dat het plan in strijd met een eerdere toezegging van een ambtenaar van de gemeente Littenseradiel voorziet in de ontsluiting van het uit te breiden bedrijventerrein via de Skuorrehofwei te Easterwierrum. Hij stelt dat hij voor de aankoop van zijn woning aan de [locatie 1] te Easterwierrum bij de gemeente heeft geïnformeerd naar eventuele plannen voor de uitbreiding van het bedrijventerrein. De toezegging van de desbetreffende ambtenaar in 1993 dat de ontsluiting van het uit te breiden bedrijventerrein zal plaatsvinden via een weg ten noorden van het bedrijventerrein die zal aansluiten op de Doarpsstrjitte, was voor [appellant sub 2] een belangrijke voorwaarde om tot aankoop van de woning over te gaan, zo voert hij aan. Volgens [appellant sub 2] is in 2009 door een andere ambtenaar van de gemeente nogmaals medegedeeld dat de ontsluiting van het uit te breiden bedrijventerrein zal plaatsvinden via de noordkant van het bedrijventerrein.
3.1. De Afdeling overweegt dat in het algemeen geen rechten kunnen worden ontleend aan toezeggingen die zijn gedaan door niet ter zake beslissingsbevoegden. De bevoegdheid omtrent het vaststellen van een bestemmingsplan berust niet bij een ambtenaar, maar bij de raad. Verwachtingen die door een ambtenaar mogelijk zijn gewekt, kunnen er derhalve in beginsel niet toe leiden dat de raad is gehouden het bestemmingsplan overeenkomstig die verwachtingen vast te stellen. Het aangevoerde geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan op dit punt heeft vastgesteld in strijd met het vertrouwensbeginsel.
Verkeersbewegingen en geluidbelasting
4. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de raad ten onrechte niet heeft onderzocht wat de gevolgen zijn van de uitbreiding van het bedrijventerrein voor het wegverkeer en de geluidbelasting daarvan ter plaatse van hun woningen aan de [locatie 2] onderscheidenlijk 9 te Easterwierrum. Volgens [appellant sub 2] zullen de verkeersbewegingen toenemen. In dit verband wijst hij op de toename van het verkeer in de afgelopen jaren alsmede op het feit dat de ontsluiting naar het bouwbedrijf dat gaat uitbreiden op het bedrijventerrein niet via het eigen terrein kan plaatsvinden. Tevens stelt hij dat geen rekening is gehouden met de verkeersaantrekkende werking vanwege bezoekers van het bedrijventerrein.
4.1. Blijkens de verbeelding wordt het nieuwe gedeelte van het bedrijventerrein ontsloten via een nieuwe weg die aansluit op de Skuorrehofwei te Easterwierrum. Uit de in bijlage 1 van de zienswijzennota opgenomen tellingen van het vrachtverkeer op de Skuorrehofwei alsmede het verhandelde ter zitting is aannemelijk geworden dat in de huidige situatie weinig vrachtverkeer gebruik maakt van de Skuorrehofwei. De uitbreiding van het bedrijventerrein zal ten opzichte van de huidige situatie leiden tot een toename van het aantal verkeersbewegingen op de Skuorrehofwei. Gelet op de beperkte omvang van de uitbreiding van het bedrijventerrein die het plan mogelijk maakt, te weten met vijf kavels van in totaal ongeveer 1 ha, geeft het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen onaanvaardbare toename van het verkeer op de Skuorrehofwei valt te verwachten en dat nader onderzoek in zoverre niet nodig is.
In de toelichting op het plan is vermeld dat alle wegen binnen de bebouwde kom waaronder de Skuorrehofwei, worden beschouwd als erftoegangswegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 14 november 2012 in zaak nr.
201205107/1/R3) hoeft het geluid van het verkeer op wegen of woonerven waar een maximale snelheidslimiet geldt van 30 km/uur op basis van artikel 74, tweede lid, van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) niet mee te worden geteld bij de berekening van de geluidbelasting. Het feit dat op grond van de Wgh akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai op de Skuorrehofwei niet verplicht is, laat echter onverlet dat moet worden beoordeeld of het plan in zoverre uit het oogpunt van geluidbelasting in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de niet onaanvaardbare toename van het verkeer op de Skuorrehofwei, is naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk geworden dat het aantal verkeersbewegingen zodanig zal zijn, dat dit leidt tot een onaanvaardbare toename van de geluidbelasting ter plaatse van de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2].
5. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] vrezen voor nog meer trillinghinder ter plaatse van hun woningen als gevolg van de uitbreiding van het bedrijventerrein. Daartoe wijzen zij op de verkeerstoename van vooral zwaar verkeer op de Skuorrehofwei. Voorts wijst [appellant sub 1] op het feit dat de Skuorrehofwei slechts 5 m breed is, waardoor vrachtwagens elkaar niet kunnen passeren en gebruik zullen maken van het trottoir. In dit verband merkt [appellant sub 2] op dat het alsnog uitgevoerde trillingonderzoek niet objectief is. [appellant sub 1] vreest voorts voor schade door trillingen. Hij stelt dat reeds scheuren als gevolg van trillingen door het verkeer in zijn woning optreden. Daartoe wijst [appellant sub 1] op een notitie van het bouwtechnisch adviesbureau ‘De Huizenarts’.
5.1. Niet in geschil is dat de Skuorrehofwei te Easterwierrum 5 m breed is, waardoor vrachtwagens elkaar in zowel de huidige als toekomstige situatie moeilijk kunnen passeren. Zoals onder 4.1. is overwogen maakt in de huidige situatie weinig vrachtverkeer gebruik van de Skuorrehofwei en valt geen onaanvaardbare toename van het verkeer op de Skuorrehofwei te verwachten als gevolg van de uitbreiding van het bedrijventerrein. De Afdeling acht dan ook niet aannemelijk dat het aantal verkeersbewegingen zodanig zal zijn dat vrachtwagens elkaar vaak op de Skuorrehofwei zullen moeten passeren. Gelet hierop ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aanvoeren geen aanleiding voor het oordeel dat de toename van het verkeer op de Skuorrehofwei dusdanige trillinghinder ter plaatse van hun woningen met zich zal brengen dat de raad het plan in zoverre niet had mogen vaststellen. Voorts is de Afdeling van oordeel dat [appellant sub 1] niet aannemelijk heeft gemaakt dat eventuele trillinghinder als gevolg van de voorziene uitbreiding van het bedrijventerrein zal leiden tot schade aan zijn woning. Hierbij betrekt de Afdeling dat de door [appellant sub 1] overgelegde notitie niet vermeldt waardoor de bestaande scheuren in de muren van zijn woning zijn ontstaan. Overigens heeft de raad ter zitting uiteengezet dat als in de toekomst alsnog blijkt dat het passeren van vrachtwagens voor problemen zorgt, de gemeente zal onderzoeken of een verbreding van de Skuorrehofwei aan de kant van het bedrijventerrein tot de mogelijkheden behoort.
6. [appellant sub 2] voert aan dat als gevolg van de ontsluiting van het bedrijventerrein via de Skuorrehofwei te Easterwierrum een verkeersonveilige situatie ontstaat op de Skuorrehofwei alsmede de kruising Skuorrehofwei/de Eker. Daartoe wijst [appellant sub 2] op het feit dat de Skuorrehofwei slechts 5 m breed is, waardoor vrachtwagens elkaar niet kunnen passeren. Volgens [appellant sub 2] zullen vrachtwagens gebruik maken van het trottoir met als gevolg dat voetgangers en fietsers die zich in de ‘dode hoek’ bevinden het gevaar lopen aan te worden gereden. Hij stelt dat de gemeente Littenseradiel de weg dient aan te passen. Ten aanzien van de kruising voert hij aan dat, gelet op de in de middag plaatsvindende activiteiten in de omgeving, kinderen het vrachtverkeer op de onoverzichtelijke kruising zullen tegenkomen. Volgens [appellant sub 2] zijn de van gemeentelijke zijde voorgestelde maatregelen onvoldoende om het kruispunt overzichtelijker te maken.
6.1. Zoals onder 5.1. is overwogen acht de Afdeling niet aannemelijk dat het aantal verkeersbewegingen zodanig zal zijn dat vrachtwagens elkaar vaak op de Skuorrehofwei zullen moeten passeren.
Ten aanzien van de kruising Skuorrehofwei/de Eker heeft de raad in de zienswijzennota alsmede het verweerschrift gesteld dat de kruising zal worden aangepast. Het stukje weg, direct rechts van de kruising, en de uitstulping van het stukje gemeentegroen vervallen. Daarnaast komt de nieuwe toegangsweg naar het bedrijventerrein ongeveer parallel te lopen met de watergang. Volgens de raad zal de kruising hierdoor overzichtelijker worden. [appellant sub 2] heeft dit niet gemotiveerd bestreden.
Gelet op het vorenstaande heeft [appellant sub 2] niet aannemelijk gemaakt dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de ontsluiting van het uit te breiden bedrijventerrein via de Skuorrehofwei te Easterwierrum geen onaanvaardbare gevolgen voor de verkeersveiligheid ter plaatse van de Skuorrehofwei alsmede de kruising Skuorrehofwei/de Eker met zich brengt. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de maximum snelheid ter plaatse 30 km/uur bedraagt.
Behoefte aan bedrijventerrein en uitvoerbaarheid
7. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de behoefte aan de in het plan voorziene uitbreiding van het bedrijventerrein onvoldoende is onderbouwd. Hiertoe voeren zij aan dat het uitgevoerde onderzoek naar de behoefte aan het bedrijventerrein dateert van 2007 en dat de huidige economische situatie veel minder rooskleurig is. Volgens [appellant sub 2] heeft het merendeel van de betrokken ondernemers aangegeven te willen wachten met de aankoop van een kavel op het bedrijventerrein vanwege de huidige economische crisis, waardoor zich momenteel nog slechts één bedrijf op het bedrijventerrein wil vestigen. [appellant sub 1] voert daarnaast aan dat geen cijfers of verwachtingen van de Kamer van Koophandel of het bedrijfsleven zijn overgelegd die de behoefte onderbouwen. Voorts wijst [appellant sub 1] op het feit dat Easterwierrum een klein dorp is en de tevens in het plan opgenomen mogelijkheid voor startende ondernemers om aan huis een beroep of bedrijf uit te oefenen. [appellant sub 2] betoogt in dit verband dat het plan dan ook niet economisch uitvoerbaar is.
7.1. Volgens de toelichting op het plan is in het recente verleden, toen behoefte was aan een uitbreiding van het bedrijventerrein aan de Doarpsstrjitte te Easterwierrum, gekozen om de grond noordelijk achter de bestaande bedrijven aan de Doarpsstrjitte aan te kopen om daar te voorzien in mogelijkheden voor bedrijvigheid. Daartoe is een bestemmingsplan gereedgemaakt, in procedure gebracht en vastgesteld. De kavels zijn evenwel nooit verkocht, omdat het bedrijventerrein niet aansloot bij de lokale behoefte, aldus de plantoelichting. In dit verband is in de plantoelichting vermeld dat de kavels enerzijds veel te duur en anderzijds veel te groot waren voor de lokale ondernemers. Volgens de toelichting op het plan is vervolgens in overleg met de lokale ondernemers, die nog steeds behoefte hadden aan bedrijfslocaties, het voorliggende bestemmingsplan tot stand gekomen dat kleinere bedrijfslocaties mogelijk maakt.
Ter zitting heeft de raad uiteengezet dat voor drie van de vijf kavels een concrete vraag bestaat van bedrijven uit Easterwierrum en dat ten aanzien van de andere twee kavels interesse is getoond door enkele ondernemers uit de direct naast Easterwierrum gelegen dorpen. Volgens de raad wordt in die dorpen geen bedrijventerrein ontwikkeld en ligt Winsum op een te grote afstand, omdat het om bedrijven gaat die zijn georiënteerd op het buitengebied rond de weg Grou-Sneek. [appellant sub 2] heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is. Voorts heeft de raad in zijn verweerschrift onweersproken gesteld dat gelet op de regels van het plan de mogelijkheden voor bedrijfsmatige activiteiten binnen de woonbestemming beperkt zijn en dat de omvang van het bedrijventerrein, te weten ongeveer 2,5 ha, passend is bij de aard en schaal van het dorp alsmede vergelijkbaar is met de omvang van het bedrijventerrein in het voorheen geldende bestemmingsplan.
Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat behoefte bestaat aan de in het plan voorziene uitbreiding van het bedrijventerrein. Daarbij overweegt de Afdeling dat de economische situatie in zijn algemeenheid ten tijde van de vaststelling van het plan weliswaar minder rooskleurig was dan daarvoor het geval is geweest, maar dat dit per branche en regio verschilt en het plan zich uitstrekt over een periode van tien jaar. De Afdeling ziet in het aangevoerde dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan economisch niet uitvoerbaar is. Hierbij betrekt de Afdeling dat uit de plantoelichting alsmede het verhandelde ter zitting is gebleken dat voor de uitbreiding van het bedrijventerrein een financiële haalbaarheidsstudie is gemaakt en dat volgens de resultaten daarvan het plan economisch uitvoerbaar is.
8. In hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
De beroepen zijn ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Steenbergen, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Van Steenbergen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2013