ECLI:NL:RVS:2013:BZ1244

Raad van State

Datum uitspraak
13 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201205217/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Hoekstra
  • A.J. Soede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van handhaving van bouwvergunning door de Raad van State

In deze zaak heeft de Raad van State op 13 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zutphen. Het geschil betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Berkelland, dat [appellant] gelastte om een schuur op zijn perceel in overeenstemming te brengen met de verleende bouwvergunning. De rechtbank had eerder het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 19 december 2012.

De Raad overweegt dat [appellant] in 2004 een bouwvergunning heeft verkregen voor een schuur van 45 m², maar dat hij deze groter heeft uitgevoerd dan toegestaan. Het college heeft daarop handhavend opgetreden. [appellant] betoogt dat er bijzondere omstandigheden zijn die het college zouden moeten doen afzien van handhaving, onder andere omdat er een nieuw bestemmingsplan in ontwikkeling is dat de bestemming van het perceel zou wijzigen naar 'Woondoeleinden'. De Raad van State oordeelt echter dat er geen concreet zicht op legalisering bestaat, aangezien de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de schuur is afgewezen.

Daarnaast verwerpt de Raad het beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat de ambtenaar die toezeggingen heeft gedaan niet bevoegd was om deze te doen. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht geen bijzondere omstandigheden heeft aangenomen die zouden leiden tot een ander oordeel over de handhaving. Het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201205217/1/A1.
Datum uitspraak: 13 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Berkelland,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 11 april 2012 in zaak
nr. 11/1041 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Berkelland.
Procesverloop
Bij besluit van 18 februari 2011 heeft het college [appellant] gelast om voor 31 maart 2011 de schuur aan de [locatie] te [plaats], (hierna: het perceel) in overeenstemming te brengen met de daarvoor verleende bouwvergunning.
Bij besluit van 6 juli 2011 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 april 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 december 2012.
Overwegingen
1.    Op 17 juni 2004 is aan [appellant] onder vrijstelling van het bestemmingsplan bouwvergunning verleend voor het oprichten van een schuur met een oppervlakte van ongeveer 45 m². Niet is in geschil dat [appellant] de schuur groter dan toegestaan heeft uitgevoerd, zodat het college daartegen handhavend kon optreden.
2.    [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat bijzondere omstandigheden aanwezig zijn op grond waarvan het college van handhavend optreden behoorde af te zien. Daartoe voert hij aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat legalisering mogelijk is. In het nieuwe bestemmingsplan "Borculo, Woongebieden 2011" krijgt het perceel de bestemming "Woondoeleinden". De verandering van de agrarische bestemming in een woonbestemming brengt met zich dat enige bebouwings- of uitbreidingsmogelijkheden op het perceel behoren te worden toegestaan, aldus [appellant]. Het college heeft volgens [appellant] geen belang bij de weigering daaraan medewerking te verlenen. Voorts heeft het volgens hem in vergelijkbare gevallen wel medewerking verleend.
[appellant] voert voorts aan dat de rechtbank heeft miskend dat handhavend optreden in strijd is met het vertrouwensbeginsel, aangezien na de door de rechtbank aangehaalde uitspraken van de Afdeling nog duidelijker is geworden dat de ambtenaar die hem toezeggingen heeft gedaan over de schuur daartoe wel degelijk bevoegd was.
2.1.    Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat daartegen handhavend kan optreden in de regel van die bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het dat niet doen. Dit kan zich voordoen, indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat in verband daarmee van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.2.    De rechtbank heeft terecht geen bijzondere omstandigheden aanwezig geacht op grond waarvan het college van handhavend optreden behoorde af te zien. Daarbij heeft zij met juistheid overwogen dat geen concreet zicht op legalisering bestaat, omdat de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de schuur is afgewezen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de Afdeling het hoger beroep van [appellant] daartegen bij uitspraak van heden (zaak nr.
201205216/1/A1) ongegrond heeft verklaard. Een beroep op het in ontwikkeling zijnde bestemmingsplan "Borculo, Woongebieden 2011" kan hem niet baten, reeds omdat ten tijde van het besluit van 6 juli 2011 nog geen ontwerp daarvan ter inzage was gelegd, nog afgezien van het feit dat de schuur ook in strijd is met het ontwerp van dat bestemmingsplan.
De rechtbank heeft verder terecht het beroep op het vertrouwensbeginsel verworpen. In de uitspraak van de Afdeling van 24 november 2010, in zaak nr.
201003520/1/H1,  is overwogen dat, daargelaten dat de desbetreffende ambtenaar niet bevoegd was te besluiten over de al of niet verlening van een bouwvergunning dan wel over de bevoegdheid om handhavend op te treden, de door hem gedane uitlatingen te algemeen waren om daaraan de gerechtvaardigde verwachting te ontlenen dat de uitbreiding van de schuur bouwvergunningvrij was. Er bestaat geen reden om thans tot een andere conclusie te komen, te minder nu [appellant] zijn stelling dat nadien nog duidelijker is geworden dat het een bevoegde ambtenaar betrof niet heeft onderbouwd.
Voor zover [appellant] heeft beoogd daarnaast een beroep te doen op het gelijkheidsbeginsel wordt overwogen dat er geen reden is waarom dat niet reeds bij de rechtbank kon worden aangevoerd en [appellant] dit uit een oogpunt van een zorgvuldig en doelmatig gebruik van rechtsmiddelen en omwille van de zekerheid van de andere partijen omtrent hetgeen in geschil is, had behoren te doen, zodat deze grond buiten beschouwing dient te blijven.
Het betoog faalt.
3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra    w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2013
270-757.