ECLI:NL:RVS:2013:BZ1253

Raad van State

Datum uitspraak
13 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201205425/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Hoekstra
  • B. Klein Nulent
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Molenweg e.o. en beroep van appellant tegen de vaststelling

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Molenweg e.o." dat op 29 maart 2012 door de raad van de gemeente Lansingerland is vastgesteld. Appellant, wonend te Berkel en Rodenrijs, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is ter zitting behandeld op 21 december 2012. Appellant heeft zijn bezwaren tegen het bestemmingsplan uiteengezet, waarbij hij onder andere heeft gewezen op de gevolgen voor het milieu en de bestemming van zijn perceel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vastgesteld dat het beroep van appellant voor een deel niet-ontvankelijk is, omdat het niet steunt op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze. Voor het overige is het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard. De Afdeling heeft geoordeeld dat het bestreden besluit, voor zover het betreft de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijk" voor de loods op het perceel van appellant, is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De raad is opgedragen om binnen twaalf weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de overwegingen van de Afdeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 13 februari 2013.

Uitspraak

201205425/1/R4.
Datum uitspraak: 13 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
en
de raad van de gemeente Lansingerland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 maart 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Molenweg e.o." vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 december 2012, waar [appellant], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door mr. W. te Selle, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. W.I. Koelewijn, advocaat te 's-Gravenhage, mr. E.E. Schaake, advocaat te ’s-Gravenhage, en ing. A.J.N. van Ruijven.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
Overwegingen
Planbeschrijving
1.    Het plan voorziet in een actualisering van de partieel herziene bestemmingsplannen "Rodenrijseweg 1987" en "Landelijk gebied 1e herziening".
Intrekking
2.    Ter zitting heeft [appellant] de beroepsgrond met betrekking tot het milieuonderzoek voor de voorziene vestiging van [belanghebbende] op het perceel [locatie 1] ingetrokken.
Ontvankelijkheid
3.    De Afdeling stelt vast dat het beroep van [appellant], voor zover gericht tegen de vaststelling van de bestemming "Agrarisch - glastuinbouw" voor het perceel [locatie 2], niet steunt op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze.
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), zoals dit luidde ten tijde van belang, gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), kan door een belanghebbende slechts beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, voor zover dit beroep de vaststelling van plandelen, voorschriften of aanduidingen betreft die de belanghebbende in een tegen het ontwerpplan naar voren gebrachte zienswijze heeft bestreden.
Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij ter zake geen zienswijze naar voren heeft gebracht. Deze omstandigheid doet zich niet voor. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.
Goede procesorde
4.    In de zienswijzen heeft [appellant] een groot aantal bezwaren aangevoerd tegen het toegekende bouwvlak op zijn perceel [locatie 3]. Op deze bezwaren is de raad uitgebreid ingegaan in de Nota van beantwoording (hierna: Nota zienswijzen). In het beroepschrift heeft [appellant] geen redenen aangevoerd waarom die beantwoording van zijn zienswijzen onjuist zou zijn en volstaan met de stellingen dat de raad ten onrechte de procedure voor het ontwerpbestemmingsplan "Molenweg e.o. versie 2 feburari 2006" (hierna: ontwerpbestemmingsplan 2006) heeft beëindigd en dat het onderhavige plan voorziet in een planologisch slechtere situatie dan het ontwerpbestemmingsplan 2006.
Tot het moment van de zitting was niet duidelijk welke bezwaren naar de mening van [appellant] door de raad onvoldoende waren beantwoord in de Nota zienswijzen en waarom dat volgens hem het geval was. Eerst ter zitting heeft [appellant] een en ander toegelicht door een uiteenzetting te geven over onder meer de omvang van het bouwvlak op zijn perceel [locatie 3] in het ontwerpbestemmingsplan 2006 in vergelijking tot het onderhavige plan. [appellant] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het voor hem redelijkerwijs niet mogelijk was het ter zitting betoogde eerder aan te voeren. Onder deze omstandigheden en gelet op de omvang en gedetailleerdheid van de door [appellant] ingediende zienswijzen waarop de raad in de Nota zienswijzen heeft gereageerd, heeft de raad - en ook de Afdeling - er geen rekening mee hoeven te houden dat door [appellant] eerst ter zitting zou worden geconcretiseerd waarom de weerlegging van de zienswijzen onjuist zou zijn. De Afdeling ziet hierin aanleiding die toelichting van [appellant] ter zitting wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing te laten.
Inhoudelijk
5.    Volgens [appellant] is in het kader van het bestemmingsplan "Bedrijvenpark Oudeland" geen onderzoek gedaan naar de gevolgen van nieuw te bouwen woningen in dat bestemmingsplan voor de verkeerssituatie op de Molenweg.
5.1.    De Afdeling stelt vast dat in de onderhavige procedure het bestemmingsplan "Bedrijvenpark Oudeland" niet ter toetsing voorligt. Reeds hierom kan dit betoog niet leiden tot het beoogde doel.
6.    [appellant] stelt dat zijn perceel met het nummer 5445 planologisch is samengevoegd met het achter zijn perceel gelegen perceel met het nummer 7877. Hierdoor is het volgens [appellant] mogelijk dat de eigenaar van het perceel met het nummer 7877 gebruik maakt van de maximaal toegestane bebouwingsmogelijkheden van zijn perceel met het nummer 5445.
6.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat de percelen niet planologisch zijn samengevoegd.
6.2.    De in artikel 13 van de planregels toegekende bebouwingsmogelijkheden zijn niet gekoppeld aan kadastrale percelen, maar aan de op de verbeelding weergeven bestemmingen en aanduidingen. Het betoog kan niet leiden tot het beoogde doel.
7.    [appellant] betoogt voorts dat het plan ten onrechte een conserverend karakter draagt. [appellant] stelt dat de bestemming van de loods op het perceel [locatie 4] is gewijzigd naar "Wonen" met de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijk". Daarbij wijst [appellant] erop dat ten tijde van het bestreden besluit geen bedrijf in de loods was gevestigd, maar dat de loods wordt gebruikt als opslagruimte. Hierdoor kan van het vastleggen van de feitelijke situatie geen sprake zijn. Er is volgens [appellant] ook geen behoefte aan de vestiging van een ambachtelijk bedrijf in de loods. Verder heeft het perceel waarop de loods staat meerdere eigenaren, waardoor de nieuwe bestemming in zijn ogen onlogisch is. Tot slot wijst [appellant] op mogelijke hinder voor omwonenden door de nieuwe bestemming voor de loods.
7.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het plan overwegend conserverend van aard is, nu het de feitelijke situatie ter plaatse vastlegt. De bestemming van de loods op het perceel [locatie 4] is volgens de raad gewijzigd, omdat de vorige bestemming "Agrarische activiteiten" niet in overeenstemming was met het feitelijke gebruik van het perceel. Er is een nieuwe bestemming toegekend aan de loods die nuttig is voor de gebruikers en afgestemd is op de omgeving. De nieuwe bestemming "Wonen" met de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijk" sluit volgens de raad aan bij het huidige gebruik. Dat het perceel waarop de loods staat meerdere eigenaren heeft, staat volgens de raad niet in de weg aan deze nieuwe bestemming.
7.2.    Ingevolge artikel 13.1.1 van de planregels zijn de gronden met de bestemming "Wonen" bestemd voor:
a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;
b. aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
c. tuinen en erven;
d. parkeervoorzieningen;
e. water;
met de daarbij behorende bouwwerken, werken en werkzaamheden.
Ingevolge artikel 13.1.2, aanhef en onder c, zijn ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijk" de gronden tevens bestemd voor een ambachtelijk bedrijf.
7.3.    De Afdeling overweegt dat zij in haar uitspraak van 8 september 2010 in zaak nr.
200905802/1/R3, heeft geoordeeld, dat uit het begrip conserverend bestemmingsplan niet volgt dat alle bestemmingen gelijk moeten blijven aan de bestemmingen in het voorgaande plan en dat het plan geen enkele ruimte voor nieuwe ontwikkelingen mag bieden. Voorts staat de omstandigheid dat het perceel waarop de loods staat meerdere eigenaren heeft, niet in de weg aan de keuze voor een nieuwe bestemming.
7.4.    In het onderhavige plan is de bestemming van de loods aan de [locatie 4] gewijzigd naar "Wonen" met de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijk". Blijkens de toelichting van partijen ter zitting was de loods ten tijde van het bestreden besluit in gebruik als opslagruimte. Dit betekent dat, anders dan de raad heeft beoogd, de bestemming van de loods niet overeenkomt met het feitelijke gebruik. Gelet hierop is het plan, voor zover de bestemming "Wonen" met de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijk" aan de loods is toegekend, niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand gekomen. Het bestreden besluit is in zoverre genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. De Afdeling merkt bij het voorgaande nog op dat [appellant] ter zitting heeft verklaard zich te kunnen verenigen met de bestemming "Wonen" met een daaraan gerelateerde opslagfunctie voor de loods. Het betoog slaagt.
8.    [appellant] kan zich voorts niet verenigen met de bestemming "Verkeer" voor het deel van de ontsluitingsweg naar het perceel [locatie 2] dat naast zijn perceel ligt. Door het toekennen van de bestemming "Verkeer" kunnen volgens [appellant] geen eisen meer worden gesteld aan het betreffende deel van de ontsluitingsweg in het kader van de Wet milieubeheer. Voorts betoogt hij dat de nieuwe bestemming gevolgen heeft in het geval een milieueffectrapportage (hierna: m.e.r.) wordt uitgevoerd. Tot slot stelt [appellant] dat de milieugevolgen van de nieuwe bestemming niet zijn onderzocht.
8.1.    Volgens de raad legt de bestemming "Verkeer" voor de ontsluitingsweg naast het perceel van [appellant] een bestaande situatie vast. De raad merkt op dat de bestemming "Verkeer" geen invloed heeft op de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van het bedrijf achter het perceel van [appellant] in het kader van de Wet milieubeheer.
8.2.    Ingevolge artikel 10.1.1 van de planregels zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden bestemd voor:
a. wegen;
b. fietspaden en/of -stroken en voetpaden;
c. ongebouwde parkeervoorzieningen;
d. overdekte fietsenstallingen;
e. nutsvoorzieningen;
f. bermen, groenvoorzieningen en water;
met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder straatmeubilair, werken en werkzaamheden.
8.3.    De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de bestemming "Verkeer" voor de ontsluitingsweg langs het perceel van [appellant] de feitelijke situatie planologisch vastlegt, nu deze ontsluitingsweg reeds geruime tijd als zodanig wordt gebruikt en naar verwachting ook in de toekomst als zodanig zal worden gebruikt.
Blijkens de toelichting van partijen ter zitting was ten tijde van het bestreden besluit het bedrijf aan de [locatie 2] een inrichting die viel onder de werking van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (thans: Activiteitenbesluit milieubeheer). De nieuwe bestemming "Verkeer" heeft geen gevolgen voor de vraag of de ontsluitingsweg onderdeel uitmaakt van de inrichting, nu de aan gronden toegekende bestemming op zich niet van belang is voor de vraag of deze onderdeel uitmaken van een inrichting.
Niet valt in te zien dat, zoals [appellant] heeft betoogd, de bestemming "Verkeer" voor de ontsluitingsweg gevolgen heeft voor een mogelijke m.e.r.-(beoordelings)plicht. Reeds hierom kan dit betoog van [appellant] niet slagen.
Voor zover [appellant] heeft betoogd dat de milieugevolgen van de bestemming "Verkeer" voor de ontsluitingsweg langs zijn perceel onvoldoende zijn onderzocht, overweegt de Afdeling dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat onderzoek hiernaar achterwege kon blijven. Het plan maakt met de bestemming "Verkeer" immers niet meer mogelijk dan hetgeen de vorige - agrarische - bestemming reeds toeliet. Het betoog faalt.
Conclusie
9.    In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het betreft het plandeel met de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijk" voor de loods op het perceel [locatie 4], is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep van [appellant] is in zoverre gegrond en het bestreden besluit dient op hierna te melden wijze te worden vernietigd, met een opdracht om een nieuw besluit te nemen.
In hetgeen [appellant] verder heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Hierin wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is, voor zover ontvankelijk, voor het overige ongegrond.
10.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het is gericht tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Agrarisch  - glastuinbouw" voor het perceel [locatie 2];
II.    verklaart het beroep, voor zover ontvankelijk, gedeeltelijk gegrond;
III.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Lansingerland van 29 maart 2012, kenmerk BR1200008, voor zover het betreft de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijk" voor de loods op het perceel [locatie 4] te Berkel en Rodenrijs;
IV.    draagt de raad van de gemeente Lansingerland op om binnen twaalf weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
V.    verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
VI.    gelast dat de raad van de gemeente Lansingerland aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra    w.g. Klein Nulent
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2013
218-767.