201207836/1/A2.
Datum uitspraak: 13 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 juli 2012 in zaak nr. 12/735 in het geding tussen:
de raad voor rechtsbijstand Amsterdam (lees: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, hierna: de raad).
Bij besluit van 15 oktober 2011 heeft de raad aan [appellant] een toevoeging verstrekt waarbij de eigen bijdrage is vastgesteld op € 725,00.
Bij besluit van 13 januari 2012 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 juli 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 januari 2013, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra, werkzaam bij de raad, is verschenen.
1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb), wordt in de Wrb en de daarop berustende bepalingen verstaan onder peiljaar, het tweede kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin de aanvraag om een toevoeging wordt gedaan.
Ingevolge artikel 34, eerste lid, wordt rechtsbijstand overeenkomstig de bepalingen van de Wrb verleend aan hen wier inkomen
per jaar € 24.600,00 of minder bedraagt, indien zij alleenstaand zijn.
Ingevolge artikel 34a, eerste lid, is het inkomen van de rechtzoekende het inkomensgegeven in het peiljaar.
Ingevolge het vierde lid kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gegeven voor de vaststelling van het voor de financiële draagkracht in aanmerking te nemen inkomen en vermogen.
Ingevolge artikel 35, eerste lid, is de rechtzoekende een eigen bijdrage verschuldigd voor de verlening van rechtsbijstand, tenzij bij algemene maatregel van bestuur anders is bepaald.
Ingevolge het tweede lid worden bij algemene maatregel van bestuur de regels omtrent de eigen bijdrage, alsmede de hoogte van de eigen bijdrage vastgesteld.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder e, van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand (hierna: het Bebr), bedraagt de eigen bijdrage die een natuurlijk persoon verschuldigd is voor de verlening van rechtsbijstand op basis van een toevoeging, in gevallen waarin uitsluitend zijn inkomen of vermogen in aanmerking wordt genomen, € 775,00, indien het inkomen meer dan € 20.700,00 en ten hoogste € 24.600,00 bedraagt.
Ingevolge het zevende lid, aanhef en onder a, wordt de eigen bijdrage, die een natuurlijke persoon verschuldigd is voor de verlening van rechtsbijstand op basis van een toevoeging, verlaagd met € 50,00, indien de rechtsbijstand wordt verleend in een strafzaak in eerste aanleg jegens een verdachte als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000.
2. Op 8 september 2011 heeft de advocaat van [appellant] een toevoeging aangevraagd voor een zaak bij de politierechter.
De raad heeft bij besluit van 15 oktober 2011 aan [appellant] een toevoeging verstrekt onder oplegging van een eigen bijdrage van € 725,00. Hieraan heeft de raad het door de Belastingdienst vastgestelde verzamelinkomen van € 24.440 van [appellant] over het peiljaar 2009 ten grondslag gelegd.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de raad ten onrechte een eigen bijdrage van € 725,00 heeft vastgesteld. [appellant] voert hiertoe aan dat hij op 10 oktober 2010 op het politiebureau te kennen heeft gegeven dat hij geen advocaat kon betalen en dat hij, als hij had geweten dat hij een eigen bijdrage had moeten betalen, hij zonder advocaat naar de zitting bij de politierechter was gegaan. De politie en zijn advocaat hebben hem verkeerd voorgelicht, waardoor hij ervan mocht uitgaan dat hij geen eigen bijdrage hoefde te betalen, aldus [appellant].
3.1. Het betoog faalt. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat niet is gebleken dat de raad de hoogte van de eigen bijdrage van [appellant] onjuist heeft vastgesteld. Dat [appellant] verkeerd is voorgelicht over rechtsbijstand en mogelijk bijkomende kosten en dat hij niet in staat is om advocaatkosten te betalen, kan niet leiden tot verlaging dan wel nihil-stelling van de eigen bijdrage. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de raad gehouden is om uit te gaan van de inkomensgegevens van [appellant] over het peiljaar zoals die zijn vastgesteld door de Belastingdienst en van de in het Bebr vermelde bedragen. De rechtbank heeft voorts terecht geoordeeld dat de wettelijke regeling de raad geen ruimte biedt om rekening te houden met persoonlijke financiële omstandigheden van [appellant].
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2013