201203983/1/R4.
Datum uitspraak: 20 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Den Haag,
de raad van de gemeente Den Haag,
verweerder.
Bij besluit van 26 januari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Escamplaan" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 november 2012, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant], en de raad vertegenwoordigd door mr. Sakkee, mr. M.I. Schouten, beiden werkzaam bij de gemeente, en ing. R.W. van der Ark, zijn verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend. De Afdeling heeft de raad verzocht nadere informatie te verschaffen. De raad heeft hierop geantwoord. [appellant] en anderen zijn in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. Met toestemming van partijen is afgezien van een verdere behandeling van de zaak ter zitting.
1. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de herontwikkeling van een voormalige woonwagenlocatie tot een woonwijk met maximaal 90 woningen, die aansluit op de wijk Houtwijk.
2. [appellant] en anderen richten zich tegen de plandelen met de bestemming "Water" en de bestemming "Groen", voor zover het betreft de de aanduiding "ontsluiting" aan de noordzijde en de oostzijde van het plangebied.
3. Zij betogen dat de door deze plandelen mogelijk gemaakte ontsluitingen op de Q.A. Nederpelstraat leiden tot verkeersonveiligheid door extra verkeersdruk.
3.1. De raad stelt dat de Q.A. Nederpelstraat geschikt is om de bestaande verkeersstromen en de als gevolg van de realisatie van het plan te verwachten verkeersstromen te verwerken.
3.2. Paragraaf 3.3.1.3 van de toelichting vermeldt dat voor het bepalen van het aantal verkeersbewegingen dat het nieuwe plangebied genereert, is uitgegaan van landelijk aanvaarde uitgangspunten; gemiddeld 4,5 verkeersbewegingen per woning per dag, waarvan 10% in de spitsuren. Het plan leidt tot een toename van 405 verkeersbewegingen per dag. Het totaal aantal verkeersbewegingen komt daarmee op 1400 motorvoertuigen per etmaal. Dit voldoet volgens de raad ruimschoots aan de gebruikelijke normen voor de verkeersintensiteit voor 30 km wegen van 5000-6000 motorvoertuigen per etmaal.
Gelet op de geringe toename van het verkeersintensiteit, de inrichting van de weg en de reeds bestaande functie als buurtontsluitingsweg heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de ontsluitingen op de Q.A. Nederpelstraat niet zullen leiden tot verkeersonveiligheid door extra verkeersdruk. Dit betoog faalt.
4. [appellant] en anderen vrezen dat wegens het plan de parkeerproblematiek aldaar zal toenemen.
4.1. De raad stelt dat het plan voorziet in voldoende parkeerruimte binnen het plangebied, zodat geen extra parkeerproblemen in de Q.A. Nederpelstraat zullen ontstaan.
4.2. Ingevolge artikel 8, onder c, van de planregels moet, indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, volgens de parkeernormen en kaart, zoals opgenomen in de bijlage van de regels ten behoeve van het parkeren of stallen van personenauto's, ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
In bijlage 1 bij de planregels is een kaart en een lijst met parkeernormen opgenomen, die afhankelijk van de omvang van de woning variëren van 0,25 tot 2,0 parkeerplaatsen per woning. Gelet hierop en de omstandigheid dat het plan de mogelijkheid behelst om op eigen terrein te parkeren, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan voorziet in voldoende parkeerplaatsen binnen het plangebied. Dit betoog faalt.
5. Ten onrechte is volgens [appellant] en anderen de geluidbelasting op de gevel van de omliggende woningen aan de Q.A. Nederpelstraat als gevolg van de in het plan voorziene ontsluiting niet onderzocht.
5.1. De raad stelt dat voor 30 km-wegen als de Q.A. Nederpelstraat geen zone geldt in de zin van de Wet geluidhinder. Nader akoestisch onderzoek in het kader van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan acht de raad niet nodig, omdat de Q.A. Nederpelstraat in de bestaande situatie ook in gebruik is als buurtontsluitingsweg, met de daarbij behorende geluidhinder, en de toename van het verkeer niet zodanig groot zal zijn dat een ontoelaatbare situatie ontstaat.
5.2. Ingevolge artikel 77, van de Wet geluidhinder (hierna: de Wgh), voor zover van belang, wordt bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, vanwege het college van burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek ingesteld.
Ingevolge artikel 74, eerste lid, van de Wgh heeft een weg een zone die zich uitstrekt vanaf de as van de weg tot de volgende breedte aan weerszijden van de weg.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder b, geldt het eerste lid niet met betrekking tot wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.
5.3. Niet in geschil is dat op de Q.A. Nederpelstraat een maximum snelheid van 30 km per uur geldt. De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat artikel 74, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wgh van toepassing is.
Dit laat echter onverlet dat, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in haar uitspraak van 3 september 2003 in zaaknummer
200203751/1), hoewel de Wgh daartoe niet verplicht, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, ook in het geval een 30 km/ uur-zone is ingesteld, moet worden nagegaan of de geluidbelasting in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Nu de Q.A. Nederpelstraat reeds in gebruik is als wijkontsluitingsweg en de voorgestane ontwikkeling niet zal leiden tot een belangrijke toename van de verkeersintensiteit of een wijziging van de aard van de verkeersstromen, geeft het aangevoerde geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat als gevolg van het vervoer op de Q.A. Nederpelstraat geen onaanvaardbare geluidhinder ter hoogte van de gevels van de woningen aan de Q.A. Nederpelstraat is te verwachten.
6. [appellant] en anderen betogen dat de privacy, het uitzicht en de bezonning van de omwonenden niet beperkt mag worden en dat daartoe in het plan regels moeten worden opgenomen inhoudende dat de eengezinswoningen in het verlengde van de woning aan de Q.A. Nederpelstraat 247 moeten worden gebouwd en dat langs de Escamplaan alleen woningen worden toegestaan tussen de grens met het bedrijventerrein Dekkershoek en de huidige uitgang van de voormalige woonwagenlocatie. Voorts stellen zij dat in de planregels een afstand van 25 m tussen woningen in het plangebied en de woningen aan de Q.A. Nederpelstraat moet worden opgenomen. Bovendien had de raad volgens [appellant] en anderen een bezonningsonderzoek moeten uitvoeren en deze als bijlage aan het bestemmingsplan moeten toevoegen. Ten slotte betogen zij dat de wethouder heeft toegezegd dat de hoogte van de woningen aan de Escamplaan tot vijf bouwlagen beperkt zou worden.
6.1. De raad stelt dat geen recht bestaat op blijvend vrij uitzicht en behoud van de bestaande situatie. De raad merkt op dat de Q.A. Nederpelstraat en een groenstrook tussen het merendeel van de omliggende woningen en het noordelijke plandeel met de bestemming "Wonen" liggen en de woningen met de voorzijde op het plangebied zijn georiënteerd. De woning Q.A. Nederpelstraat 247 is met de zijgevel en de aangebouwde garage op het plangebied georiënteerd en wordt gescheiden van het noordelijke plandeel met de bestemming "Wonen" door een groenstrook met een voetpad. Onder het vorige plan waren woonwagens tot 5 m hoog toegestaan. De aantasting van de privacy en het uitzicht is dan ook beperkt.
De raad stelt voorts dat voor een globaal eindplan zonder bouwvlakken is gekozen om flexibiliteit te behouden voor de invulling van het plangebied met concrete bouwplannen. De raad stelt dat de bouwhoogte van 10 m aansluit op de omliggende bebouwing en de bouwhoogte van 19 m voortvloeit uit de stedenbouwkundige inpassing en de wens om aan doorgaande wegen bebouwing van vijf lagen mogelijk te maken. De locatie markeert de woonbebouwing van Houtwijk en de overgang naar het bedrijventerrein Dekkershoek en bevindt zich in de rand van de woonbebouwing van stadsdeel Loosduinen, waarin op meerdere plaatsen hogere bebouwing is gesitueerd. Vanwege de geluidwal die langs de Escamplaan komt te liggen is het realiseren van verblijfsruimten op maaiveldniveau door beperkingen van lichttoetreding en zicht niet wenselijk. Bij de maximale bouwhoogte van 19 m is hier rekening mee gehouden door bij het bepalen van de maximale hoogte een extra laag op maaiveldniveau mee te nemen.
De raad stelt dat bij maximale benutting van de bebouwingsmogelijkheden de minimale afstand tussen bestaande woningen en de bebouwing van 19 meter hoog 31 m is en tussen bestaande woningen en de bebouwing van 10 meter hoog 14 m. De raad stelt dat bij de maximale bebouwing wordt voldaan aan de door de raad gehanteerde Haagse bezonningsnorm. De ondergrens van deze norm is dat er in de periode van 19 februari tot 21 oktober, uitgaande van een zonhoogte van meer dan 10 graden, ten minste twee mogelijke bezonningsuren per dag zijn.
6.2. Ingevolge artikel 5, lid 5.1 van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor:
de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf, één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, groen, water, voet- en fietspaden, al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en overige voorzieningen.
Ingevolge lid 5.2, onder 5.2.1, gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:
a. voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
b.binnen het bestemmingsvlak zijn uitsluitend hoofdgebouwen toegestaan; c. de hoofdgebouwen dienen binnen het op de plankaart aangegeven bestemmingsvlak te worden gebouwd;
d. maximaal 55% van de gezamenlijke bestemmingsvlakken mag worden bebouwd;
e. de hoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven;
e. binnen het bestemmingsvlak dat direct langs de Escamplaan is gelegen zijn maximaal 32 woningen toegestaan, binnen het andere bestemmingsvlak zijn maximaal 58 woningen toegestaan.
6.3. Het plandeel met de bestemming "Wonen" en de aanduiding "maximale bouwhoogte (10 m)" wordt, voor zover hier van belang, aan de noord- en oostzijde begrensd door een strook met de bestemming "Water" en een strook met de bestemming "Groen". Het plangebied grenst aan de noord- en oostzijde aan de Q.A. Nederpelstraat. De woningen staan, met uitzondering van het perceel van de woning Q.A. Nederpelstraat 247, aan de andere zijde van de Q.A. Nederpelstraat op een afstand van 20 tot 25 m van het bestemmmingsvlak met de bestemming "Wonen". De woning Q.A. Nederpelstraat 247 staat met de zijgevel en de aangebouwde garage gericht naar de plangrens en grens aan de strook met de bestemming "Groen". De afstand van de woning tot het bestemmingsvlak met de bestemming "Wonen" is 14 m.
6.4. In beginsel behoort het tot de beleidsvrijheid van de raad om de mate van gedetailleerdheid van een plan te bepalen. Het systeem van de Wet ruimtelijke ordening brengt mee dat in een bestemmingsplan globale bestemmingen kunnen worden opgenomen die niet meer behoeven te worden uitgewerkt. Of een dergelijke bestemmingsregeling uit een oogpunt van rechtszekerheid aanvaardbaar is, dient per geval aan de hand van de zich voordoende feiten en omstandigheden te worden beoordeeld. De raad heeft, nu de bouwplannen binnen het gebied nog niet concreet zijn ingevuld, in redelijkheid kunnen kiezen voor een globaal eindplan. Gelet op de fysieke barrières, bestaande uit de weg, een groenstrook en water en de afstand tussen de bestaande bebouwing en de mogelijk gemaakte woningen heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de bebouwingsmogelijkheden in het plan het zicht en de privacy van [appellant] en anderen niet zodanig zullen aantasten dat een nadere regeling voor de locatie van de bebouwing, zoals voorgestaan door [appellant] en anderen noodzakelijk was. Daarbij neemt de Afdeling in overweging dat de afstanden tussen de woningen niet ongebruikelijk zijn in een woonwijk en vergelijkbaar zijn met de afstanden tussen de bestaande woningen in de Q.A. Nederpelstraat.
6.5. De raad heeft een bezonningsonderzoek uitgevoerd, waarbij is getoetst aan de zogenoemde Haagse bezonningsnorm. Deze norm houdt volgens de plantoelichting in dat wordt uitgegaan van totaal minimaal twee uur zon per dag op voor- en achtergevel, op 19 februari en 21 oktober bij een zonhoogte van minimaal 10˚, gemeten in het midden van de gevel op een hoogte van 75 centimeter boven vloerniveau. Volgens het bij brief van 6 november 2012 door de raad aan de Afdeling verzonden bezonningsonderzoek wordt voldaan aan de hiervoor weergegeven norm. [appellant] en anderen hebben de resultaten van het bezonningsonderzoek niet bestreden. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich op grond van het onderzoek in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot onevenredig nadelige gevolgen voor de bezonningssituatie van de woningen ter plaatse.
7. [appellant] en anderen betogen dat alternatieven voor de ontsluiting van de nieuwe woonwijk mogelijk zijn die minder bezwaren opleveren, zoals ontsluiting via de Escamplaan gecombineerd met een langzaamverkeerverbinding op de Q.A. Nederpelstraat of gecombineerd met een ontsluiting via het bedrijventerrein Dekkershoek.
7.1. De raad dient bij de keuze van de bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.
7.2. De raad acht een ontsluiting op een stedelijke hoofdweg als de Escamplaan, waarvoor een goede doorstroming van wezenlijk belang is, niet wenselijk, omdat de doorstroming daardoor wordt beperkt. Een ontsluiting via het bedrijventerrein Dekkershoek is volgens de raad geen goed alternatief, omdat dan een verkeersonveilige situatie ontstaat door de vermenging van langzaam verkeer uit de wijk en zwaar verkeer zoals vrachtwagens van het bedrijventerrein. Uit stedenbouwkundig oogpunt is ontsluiting van het plangebied via het bedrijventerrein evenmin wenselijk, nu beoogd is het desbetreffende gebied deel te laten uitmaken van de wijk Houtwijk. Door het plangebied te ontsluiten over het bedrijventerrein komt deze aansluiting niet tot stand, aldus de raad. Bovendien is zijns inziens van belang dat het bedrijventerrein geen eigendom van de gemeente is en de eigenaar van het bedrijventerrein niet wenst mee te werken aan ontsluiting over het bedrijventerrein.
7.3. [appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen afzien van het door hen voorgestane alternatief. Dat het voorheen binnen het plangebied gevestigde woonwagencentrum rechtstreeks op de Escamplaan werd ontsloten, maakt niet dat de raad bij het vaststellen van het bestemmingsplan meer gewicht had moeten toekennen aan het belang van een goede doorstroming op een stedelijke hoofdweg dan aan het ten behoeve van [appellant] en anderen handhaven van het voorheen geldende regime.
8. Wat betreft het betoog van [appellant] en anderen dat door de wethouder is toegezegd dat de bebouwing beperkt wordt tot vijf woonlagen overweegt de Afdeling dat in het algemeen geen rechten kunnen worden ontleend aan toezeggingen die zijn gedaan door niet ter zake beslissingsbevoegden. De bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan berust niet bij een wethouder, maar bij de raad. De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
9. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Drouen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2013