ECLI:NL:RVS:2013:BZ1680

Raad van State

Datum uitspraak
20 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
201209909/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • J. Hoekstra
  • G.M.H. Hoogvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Projectbesluit voor starterswoningen en zorgcentrum in Bergschenhoek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het beroep van de appellanten tegen een projectbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland ongegrond werd verklaard. Het projectbesluit betreft de realisering van 18 starterswoningen en een zorgcentrum met 24 zorgkamers in Bergschenhoek. De appellanten, wonend in de nabijheid van het project, betogen dat de realisering van het bouwplan hun privacy onaanvaardbaar aantast. Ze wijzen op de ramen in de kopgevel van het voorziene gebouw die zicht bieden op hun woning. Het college heeft echter gesteld dat de afstand tot de woning van de appellanten meer dan 13 meter bedraagt en dat de ramen in de zijgevel zich in verkeersruimten bevinden, wat de privacy niet onevenredig zou schaden. De rechtbank heeft deze redenering gevolgd en geoordeeld dat het college in redelijkheid het projectbesluit kon nemen zonder aanvullende voorschriften te verbinden aan de ramen.

Daarnaast betogen de appellanten dat de parkeerbehoefte van het project niet adequaat is beoordeeld. Ze stellen dat de 37 nieuwe parkeerplaatsen niet voldoen aan de werkelijke behoefte, omdat de bestaande parkeerplaatsen van het te slopen seniorencomplex niet door de bewoners worden gebruikt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het college de bestaande parkeerbehoefte van 7 parkeerplaatsen van het seniorencomplex in redelijkheid heeft kunnen verrekenen met de benodigde parkeerplaatsen voor het nieuwe project. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201209909/1/A1.
Datum uitspraak: 20 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant sub 1] en [appellant sub 2], wonend te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]),
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 augustus 2012 in zaken nrs. 12/1303 en 12/1304 in het geding tussen onder meer:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland.
Procesverloop
Bij besluit van 24 januari 2012 heeft het college een projectbesluit genomen voor de realisering van 18 starterswoningen, een zorgcentrum met 24 zorgkamers en ongeveer 400 m² bruto vloeroppervlak voor een andere gezondheidsfunctie in het gebied dat wordt omsloten door de Ds. van Couwenhovelaan, de Laan der Vrijheid en de Pastoor Canniuslaan in Bergschenhoek (project nieuw Rozenhoek).
Bij besluit van 3 februari 2012 heeft het college aan de Stichting 3B Wonen bouwvergunning verleend voor het bouwplan.
Bij uitspraak van 23 augustus 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de Stichting een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 januari 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. E. van Kampen, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. el Hachmioui en drs. R.J. Honders, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voort is ter zitting de Stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigden], gehoord.
Overwegingen
1. Het bouwplan betreft een gebouw met een u-vorm, bestaande uit drie bouwlagen met een platte afwerking. De thans in het projectgebied aanwezige 24 seniorenwoningen zullen worden gesloopt. Het bouwplan voorziet tevens in de aanleg van 37 parkeerplaatsen, gedeeltelijk op eigen terrein en gedeeltelijk op de openbare weg.
2. Het project is in strijd met het ter plaats geldende bestemmingsplan "Oosthoeck". Om realisering ervan niettemin mogelijk te kunnen maken heeft het college krachtens artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening een projectbesluit genomen.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het projectbesluit te verlenen, heeft miskend dat de realisering van het bouwplan tot een onaanvaardbare aantasting van zijn privacy leidt. Hiertoe voert hij aan dat de ramen in de kopgevel van de langs de Ds. van Couwenhovelaan gelegen voorziene vleugel zicht zullen bieden in zijn woning. Mede gelet op de door de Stichting gedane mondelinge toezegging dat de ramen in de kopgevel zullen worden voorzien van matglas, had het college het projectbesluit volgens [appellant] niet in redelijkheid kunnen nemen zonder daaraan een aanvullend voorschrift te verbinden, inhoudende dat de desbetreffende ramen worden voorzien van matglas.
3.1. Niet in geschil is dat het project gevolgen zal hebben voor de privacy van [appellant], omdat vanuit ramen in een zijgevel van het voorziene gebouw die gekeerd is naar de woning van [appellant], zicht zal bestaan op de zijgevel van de woning van [appellant] waarin zich een raam bevindt. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het recht op privacy hierdoor niet onevenredig zal worden geschaad. Daarbij heeft het college van belang geacht dat de afstand van bedoelde zijgevel tot de woning van [appellant] meer dan 13 m bedraagt en zich in de zijgevel van de woning van [appellant] slechts één raam bevindt met een afmeting van ongeveer 0,8 m bij 1,44 m. Voorts heeft het college van belang geacht dat de ramen in bedoelde zijgevel in het bijzonder zijn gesitueerd in verkeersruimten, die niet zijn gericht op een langer verblijf. Het college wijst er op dat slechts twee ramen in een verblijfsruimte zijn voorzien, te weten in een slaapkamer op de begane grond en in een woonkamer op de tweede verdieping. Mede in aanmerking genomen de in het bestemmingsplan opgenomen bebouwingsmogelijkheden ter plaatse, heeft de rechtbank in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het project een dusdanige ernstige aantasting van de privacy zal meebrengen, dat het college op grond daarvan in redelijkheid geen medewerking aan het project kon verlenen zonder aan het projectbesluit een aanvullend voorschrift te verbinden dat de ramen in de kopgevel van matglas worden voorzien.
3.2. De mondelinge toezegging van de Stichting dat de ramen in de zijgevel van het voorziene gebouw van matglas zullen worden voorzien, kan, wat daarvan ook zij, niet leiden tot het oordeel dat het college om die reden gehouden is bedoeld aanvullend voorschrift aan het projectbesluit te verbinden, reeds omdat een toezegging van een derde er niet toe kan leiden dat het college gerechtvaardigd vertrouwen wekt.
Het betoog faalt.
4. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat met de realisering van 37 nieuwe parkeerplaatsen niet aan de parkeerbehoefte vanwege het project zal worden voldaan. Hiertoe voert hij aan dat het college de parkeerbehoefte van het project ten onrechte heeft verrekend met 7 aan het te slopen seniorencomplex verbonden parkeerplaatsen, hoewel deze 7 parkeerplaatsen in de praktijk niet worden ingenomen door bewoners van het seniorencomplex, maar door overige bewoners van de Ds. van Couwenhovelaan. Indien op basis van de verrekening minder parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd dan feitelijk nodig zijn, zal door realisering van het project de reeds bestaande hoge parkeerdruk in de Ds. van Couwenhovelaan op onaanvaardbare wijze toenemen, aldus [appellant].
4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 7 maart 2012 in zaak nr.
201106323/1/T1/A1) dient bij vervangende nieuwbouw slechts rekening te worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van de nieuwbouw ten opzichte van de bestaande parkeerbehoefte vanwege de te slopen bebouwing.
Niet in geschil is dat de reeds bestaande parkeerbehoefte vanwege het te slopen seniorencomplex 7 parkeerplaatsen bedraagt en dat hierin door gebruik van openbare parkeerplaatsen rond het seniorencomplex werd voorzien. Nu ten gevolge van het project geen parkeerplaatsen komen te vervallen, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college de voor het project benodigde parkeerplaatsen in redelijkheid met de bestaande 7 parkeerplaatsen vanwege het seniorencomplex heeft kunnen verrekenen.
De rechtbank heeft in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de door hem gestelde bestaande parkeerproblematiek in de Ds. van Couwenhove dusdanig is, dat het college hiermee bij de bepaling van het aantal benodigde parkeerplaatsen rekening had moeten houden. Nog daargelaten dat de verrekende bestaande parkeerbehoefte vanwege het seniorencomplex niet is toe te rekenen aan concrete bestaande parkeerplaatsen in de Ds. van Couwenhovelaan, zoals [appellant] veronderstelt, heeft [appellant] zijn stelling niet met bewijsstukken onderbouwd. Op basis van door een verkeerskundige verrichte parkeertellingen in de directe omgeving van het project in de periode 7 tot 17 juni 2010 is gebleken dat overdag ruimschoots voldoende parkeergelegenheid beschikbaar is en dat op het drukste moment van de dag tussen 5:45 uur en 6:00 uur nog 10 parkeerplaatsen onbenut waren. Gelet op de niet weersproken uitkomsten van de verrichte parkeertellingen mocht het college ermee volstaan slechts op de toename van de parkeerdruk acht te slaan.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Deen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2013
604.