201203766/1/A2.
Datum uitspraak: 20 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 27 februari 2012 in zaak nr. 11/792 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid E-invest NL B.V., gevestigd te Groningen,
Bij besluit van 21 oktober 2010 heeft het dagelijks bestuur het verzoek van E-invest NL om subsidie afgewezen.
Bij besluit van 7 juni 2011 heeft het dagelijks bestuur het door E-invest NL daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 februari 2012 heeft de rechtbank het door E-invest NL daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 7 juni 2011 vernietigd en het dagelijks bestuur opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het dagelijks bestuur hoger beroep ingesteld.
E-invest NL heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 oktober 2012, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. D.G.I. Bos en drs. C. van Rosendal, beiden werkzaam bij SNN, en E-invest NL, vertegenwoordigd door haar [directeur], en bijgestaan door ing. M.J. Zeinstra, werkzaam bij Zeinstra Management, zijn verschenen.
1. Ingevolge artikel 1 van de Subsidieregeling Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2008, versie 2009 (hierna: de Subsidieregeling), aanhef en onder f, wordt in deze regeling onder ontwikkelingsproject verstaan een systematische activiteit, erop gericht om voor de onderneming technisch nieuwe producten, technisch nieuwe werkwijzen, nieuwe systemen, nieuwe diensten dan wel wezenlijke onderdelen daarvan te ontwikkelen.
Ingevolge artikel 2 heeft de subsidieregeling als doel de subsidiëring van strategische activiteiten van bepaalde categorieën ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf in de provincies Fryslân, Groningen en Drenthe op het gebied van innoveren, marktverkenning, haalbaarheidsonderzoeken en marketingplannen, teneinde de marktsector in Noord-Nederland te versterken.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, kan subsidie worden verstrekt aan een onderneming, die volgens het handelsregister een vestiging heeft in de provincies Fryslân, Groningen of Drenthe en daar ondernemingsactiviteiten uitvoert.
Ingevolge artikel 10 wordt de subsidie, onverminderd het bepaalde in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in ieder geval geweigerd indien:
a. ter zake van de subsidiabele kosten verplichtingen zijn aangegaan langer dan vier weken vóór de ontvangst van de aanvraag;
b. het project niet voldoet aan de voorschriften van deze regeling;
c. het project niet in overeenstemming is met het doel van deze regeling;
d. tegen het project anderszins overwegende bezwaren bestaan of
e. indien de aanvragende onderneming niet belastingplichtig is in de zin van Wet Inkomstenbelasting 2001 of van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969.
2. E-invest NL heeft een aanvraag ingediend voor subsidie, ten behoeve van het doen uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek naar en een project ter ontwikkeling van de mogelijkheden voor het reinigen van digistaat, een restproduct van biogasproductie, alsmede het succesvol toepassen hiervan in de land- en tuinbouw in het algemeen en in Spanje in het bijzonder.
Bij besluit van 21 oktober 2010 heeft het dagelijks bestuur de aanvraag afgewezen op de grond dat de te subsidiëren activiteit geheel betrekking heeft op een zusteronderneming van E-invest NL buiten Fryslân, Groningen en Drenthe. Het haalbaarheidsonderzoek en het ontwikkelingsproject komen daarmee volgens het dagelijks bestuur grotendeels ten goede aan de Spaanse zusteronderneming, Bioenergia Agricola S.L., die de Spaanse markt bewerkt en niet aan E-invest NL in Noord-Nederland. Bij besluit van 7 juni 2011 heeft het dagelijks bestuur het door E-invest NL gemaakte bezwaar onder aanvulling van de motivering ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen dat besluit gegrond verklaard en het besluit vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2, 7:11, eerste lid en 7:12, eerste lid, van de Awb.
3. Het dagelijks bestuur betoogt dat de rechtbank met betrekking tot het haalbaarheidsonderzoek ten onrechte heeft geoordeeld dat de plaats waar de ondernemingsactiviteiten feitelijk worden uitgevoerd niet van belang is, omdat die geacht moeten worden plaats te vinden waar de aanvrager statutair is gevestigd. Daartoe voert het aan dat dit oordeel van de rechtbank berust op een onjuiste lezing van artikel 3, eerste lid, van de Subsidieregeling. Uit deze bepaling vloeit voort dat slechts subsidie kan worden verstrekt indien de resultaten van de ondernemingsactiviteiten waarvoor subsidie is aangevraagd feitelijk neerslaan in de provincies Fryslân, Groningen of Drenthe, aldus het dagelijks bestuur.
3.1. In artikel 3, eerste lid, van de Subsidieregeling is niet te lezen dat alle ondernemingsactiviteiten in de provincies Fryslân, Groningen of Drenthe moeten worden uitgevoerd. De bepaling vereist echter wel dat een onderneming ook in die provincies ondernemingsactiviteiten uitvoert.
4. Het dagelijks bestuur betoogt voorts, dat de rechtbank heeft miskend dat artikel 2 van de Subsidieregeling een grondslag biedt om van E-invest NL te vergen dat zij in voldoende mate aantoont dat de Noord-Nederlandse marktsector wordt versterkt. Uit deze bepaling blijkt expliciet dat de Subsidieregeling tot doel heeft om de marktsector in Noord-Nederland te versterken. Nu het ontwikkelingstraject en het haalbaarheidsonderzoek worden uitgevoerd om een vergister in Spanje te bouwen en daar te exploiteren, komt de subsidie alleen ten goede aan de marktsector in Spanje en niet aan de marktsector in Noord-Nederland, aldus het dagelijks bestuur.
4.1. Uit artikel 2 van de Subsidieregeling volgt dat slechts activiteiten die gericht zijn op het versterken van de marktsector in Noord-Nederland voor subsidie in aanmerking komen. Het dagelijks bestuur moet derhalve beoordelen of de strategische activiteiten op het versterken van de marktsector in Noord-Nederland zijn gericht. Daarbij mag het dagelijks bestuur van E-invest NL vergen dat zij in voldoende mate aannemelijk maakt dat de marktsector in Noord-Nederland door de strategische activiteiten wordt versterkt.
4.2. Het dagelijks bestuur heeft zich op het standpunt mogen stellen dat E-invest NL niet in voldoende mate aannemelijk heeft gemaakt dat de marktsector in Noord-Nederland door haar activiteiten wordt versterkt. Het haalbaarheidsonderzoek is gericht op het toepasbaar maken van digistaat voor de Spaanse land- en tuinbouw met als doel om daar een vergistingsinstallatie te realiseren, die door de Spaanse zusteronderneming van E-invest NL ten behoeve van de Spaanse markt zal worden geëxploiteerd. Gelet hierop mocht het dagelijks bestuur tot de conclusie komen dat de subsidie is gericht op versterking van de Spaanse en niet van de Noord-Nederlandse marktsector. De stelling van E-invest NL dat zij in samenwerking met Oosterhof-Holman milieutechniek b.v. in Noord-Nederland technologie en expertise ontwikkelt, waarmee ook in andere buitenlandse projecten omzet kan worden gegenereerd en zij op die wijze de marktsector in Noord-Nederland versterkt, is daartoe onvoldoende, nu de ontwikkelde technologie is toegespitst op de bestaande lokale Spaanse land- en tuinbouwmethoden en de aanwezige infrastructuur, en dus niet zonder meer toepasbaar is in andere landen en regio’s.
5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover aangevallen. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 7 juni 2011 van het dagelijks bestuur voor zover dit betrekking heeft op het haalbaarheidsonderzoek alsnog ongegrond verklaren. Nu het hoger beroep van het dagelijks bestuur geen betrekking heeft op het oordeel van de rechtbank dat het dagelijks bestuur in het besluit van 7 juni 2011 ten onrechte niet is ingegaan op het bezwaar tegen de beslissing over het ontwikkelingsproject, dient het dagelijks bestuur alsnog in zoverre op het bezwaar te beslissen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Groningen van 27 februari 2012 in zaak nr. 11/792, voor zover aangevallen;
III. verklaart het door E-invest NL B.V. bij de rechtbank ingestelde beroep voor zover dit betrekking heeft op de afwijzing van het verzoek om subsidie voor een haalbaarheidsonderzoek ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. T.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. D. Roemers en mr. A. Hammerstein, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Van Meurs-Heuvel
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2013