ECLI:NL:RVS:2013:BZ2480

Raad van State

Datum uitspraak
27 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
201206650/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • B.P. Vermeulen
  • N. Verheij
  • J. Wieland
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening voorschotten huur- en zorgtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 23 mei 2012, waarin het beroep van [appellant] tegen de herziening van zijn huur- en zorgtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen werd behandeld. De Belastingdienst/Toeslagen had op 29 april 2008 afzonderlijke besluiten genomen om de aan [appellant] over het jaar 2007 toegekende voorschotten huur- en zorgtoeslag te herzien. Tegen het besluit van 23 juni 2011, waarin het bezwaar van [appellant] ongegrond werd verklaard, heeft hij beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het besluit vernietigd, maar het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 22 januari 2013 ter zitting behandeld, waarbij [appellant] werd vertegenwoordigd door mr. B.J.G.L. Jaeger, advocaat te Amsterdam, en de Belastingdienst/Toeslagen door mr. J.H.E. van der Meer. De rechtbank had geoordeeld dat het beroep van [appellant] tijdig was ingesteld, omdat hij in e-mailberichten aan de Belastingdienst/Toeslagen had aangegeven dat hij zich niet kon verenigen met het besluit van 23 juni 2011. De Belastingdienst/Toeslagen had deze e-mails echter niet als beroepschrift aangemerkt.

De Afdeling oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de e-mailberichten van [appellant] door de Belastingdienst/Toeslagen niet op de juiste wijze zijn behandeld. Het beroep van [appellant] is na afloop van de beroepstermijn bij de rechtbank binnengekomen, en er zijn geen gronden om te oordelen dat hem dit niet kan worden verweten. Daarom verklaart de Afdeling het hoger beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Tevens wordt bepaald dat het door [appellant] betaalde griffierecht wordt terugbetaald door de secretaris van de Raad van State.

Uitspraak

201206650/1/A2.
Datum uitspraak: 27 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 23 mei 2012 in zaak nr. 11/5126 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 29 april 2008 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de aan [appellant] over het jaar 2007 toegekende voorschotten huur- en zorgtoeslag herzien.
Bij besluit van 23 juni 2011 heeft hij het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 mei 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, voor zover daarbij niet op het verzoek om schadevergoeding is beslist en dat verzoek afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op 22 januari 2013 ter zitting gevoegd met de zaak nr.
201206686/1/A2behandeld, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. B.J.G.L. Jaeger, advocaat te Amsterdam, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. J.H.E. van der Meer, werkzaam in zijn dienst, zijn verschenen. Na de behandeling heeft zij de zaken gesplitst.
Overwegingen
1.    Op 1 januari 2013 is de Wet aanpassing bestuursprocesrecht in werking getreden. Uit artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van deel C volgt dat, nu de aangevallen uitspraak vóór 1 januari 2013 bekend is gemaakt, deze moet worden beoordeeld aan de hand van het recht, zoals dit vóór inwerkingtreding van deze wet gold.
2.    Tegen het besluit van 23 juni 2011 kon tot en met 4 augustus 2011 beroep worden ingesteld. [appellant] heeft het beroep bij brief van 26 september 2011, bij de rechtbank binnengekomen op 27 september 2011, ingesteld.
3.    De rechtbank heeft geoordeeld dat dat tijdig was, omdat hij bij e-mailberichten van 22 en 24 juni 2011, en dus binnen de beroepstermijn, aan de Belastingdienst/Toeslagen kenbaar heeft gemaakt dat hij zich niet met het besluit van 23 juni 2011 kon verenigen. De Belastingdienst/Toeslagen heeft deze e-mails ten onrechte niet op de voet van artikel 6:15, eerste lid, van de Awb aan haar doorgestuurd, aldus de rechtbank.
4.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraken van 29 augustus 2012 in de zaken nrs.
201102653/1/R1en
201112596/1/A1), kan in geval van een elektronisch naar een bestuursorgaan verzonden bericht, voor hem een doorzendplicht, als bedoeld in artikel 6:15, eerste lid, van de Awb, gelden, indien in het desbetreffende e-mailbericht duidelijk is gemaakt dat daarmee wordt beoogd bezwaar te maken, dan wel administratief beroep in te stellen.
4.1.    In het e-mailbericht van 22 juni 2011 heeft [appellant] de Belastingdienst/Toeslagen nogmaals verzocht om de vergoeding. Indien de Belastingdienst/Toeslagen niet voor 1 juli 2011 00:00 zou reageren, zou [appellant], zo wordt in het bericht vermeld, de zaak aan de rechter voorleggen. Uit dat bericht is niet duidelijk dat daarmee is beoogd bezwaar te maken of beroep in te stellen. Uit het bericht van 24 juni 2011 is evenmin duidelijk dat daarmee beoogd wordt bezwaar te maken of beroep in te stellen. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte geoordeeld dat de e-mailberichten van [appellant] door de Belastingdienst/Toeslagen ten onrechte niet als beroepschrift zijn aangemerkt en aan haar zijn doorgezonden. Nu voorts het bij brief van 26 september 2011 door [appellant] ingestelde beroep na afloop van de beroepstermijn bij de rechtbank is binnengekomen en voor het oordeel dat hem dit redelijkerwijs niet kan worden verweten geen grond is, leidt het bepaalde in artikel 6:7, gelezen in verbinding met artikel 6:11 van de Awb er toe dat [appellant] niet in zijn beroep kon worden ontvangen.
5.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het tegen het besluit van 23 juni 2011 ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaren.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
7.    In deze situatie is er geen aanleiding om te bepalen dat het door [appellant] in hoger beroep betaalde griffierecht door de Belastingdienst/Toeslagen moet worden vergoed. Redelijke toepassing van artikel 54, eerste lid, van de Wet op de Raad van State, zoals deze wet ten tijde van belang luidde, brengt echter met zich dat het in hoger beroep betaalde griffierecht door de secretaris van de Raad van State aan [appellant] wordt terugbetaald.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Breda van 23 mei 2012 in zaak nr. 11/5126;
III.    verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep niet-ontvankelijk;
IV.    gelast dat de secretaris van de Raad van State aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 232,00 (zegge: tweehonderdtweeëndertig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Wieland, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb    w.g. Wieland
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2013
502-752.