ECLI:NL:RVS:2013:BZ2510

Raad van State

Datum uitspraak
27 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
201203291/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • W. van Steenbergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Delfzijl-Kern West en beroep tegen niet-ontvankelijkheid

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Delfzijl-Kern West" dat op 15 december 2011 door de raad van de gemeente Delfzijl is vastgesteld. Tegen dit besluit hebben de appellanten, gevestigd te [plaats], beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de appellanten hebben nadere stukken ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De zitting vond plaats op 4 december 2012, waar de appellanten vertegenwoordigd waren door hun bestuurder en J. du Pont, en de raad door mr. F.J. Terpstra, werkzaam bij de gemeente.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 27 februari 2013 geoordeeld over de ontvankelijkheid van het beroep. De raad stelde dat het beroep niet-ontvankelijk was omdat het beroepschrift buiten de termijn was ingediend. De Afdeling oordeelde echter dat het beroepschrift tijdig was ingediend, aangezien het bestreden besluit op 16 februari 2012 ter inzage was gelegd en de termijn voor het indienen van een beroepschrift op 17 februari 2012 begon en eindigde op 29 maart 2012. Het beroepschrift was op 29 maart 2012 ontvangen, waardoor het standpunt van de raad niet kon worden gevolgd.

De appellanten richtten zich tegen de bestemming "Bedrijf" die aan hun gronden was toegekend. Zij voerden aan dat deze bestemming de gebruiksmogelijkheden van hun gronden beperkt. De Afdeling oordeelde dat de raad in redelijkheid de bestemming "Bedrijf" had kunnen toestaan, gezien het gebruik van de gronden en de nabijheid van woningen. De appellanten betoogden ook dat de raad ten onrechte geen bestemming voor de bestaande dienstwoning had toegekend. De Afdeling oordeelde dat de raad in redelijkheid had kunnen besluiten om geen bedrijfswoning toe te staan.

Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het beroep gedeeltelijk gegrond en vernietigde het besluit van de raad voor zover het betrekking had op het plandeel met de bestemming "Bedrijf" dat niet de aanduiding "bouwvlak" had gekregen. Voor het overige werd het beroep ongegrond verklaard. De proceskosten werden niet voor vergoeding in aanmerking gebracht.

Uitspraak

201203291/1/R4.
Datum uitspraak: 27 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], beide gevestigd te [plaats],
en
de raad van de gemeente Delfzijl,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Delfzijl-Kern West" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 december 2012, waar [appellanten], vertegenwoordigd door haar [bestuurder] en J. du Pont, en de raad, vertegenwoordigd door mr. F.J. Terpstra, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Het plan
1.    Het plan voorziet in een actualisering van alle voorheen geldende bestemmingsplannen voor de woonwijk Delfzijl-Kern West en is conserverend van aard.
Ontvankelijkheid
2.    De raad stelt zich op het standpunt dat het beroep van [appellanten] niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift buiten de termijn is ingediend.
2.1.    Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt, voor zover hier van belang, de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, vierde lid, vangt de termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit dat is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, ter inzage is gelegd.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, is, voor zover hier van belang, een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
2.2.    Het bestreden besluit is op 16 februari 2012 ter inzage gelegd, zodat de termijn van zes weken voor het indienen van een beroepschrift, gelet op artikel 6:8, vierde lid, van de Awb, is begonnen op 17 februari 2012 en is geëindigd op 29 maart 2012. Het beroepschrift is op 29 maart 2012 ontvangen, zodat het beroepschrift gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig is ingediend. Het standpunt van de raad kan daarom niet worden gevolgd.
Bestemming "Bedrijf"
3.    [appellanten] richten zich tegen het plandeel met de bestemming "Bedrijf" ter plaatse van hun gronden aan de [locatie] te Delfzijl. Zij voeren aan dat de toegekende bestemming "Bedrijf" de toekomstige gebruiksmogelijkheden van hun gronden beperkt. In dit verband voeren zij aan dat ter plaatse van hun gronden een garagebedrijf is gevestigd en dat gelijksoortige activiteiten onder de milieucategorie 3 vallen. Volgens [appellanten] had de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1" moeten worden toegekend aan hun gronden.
3.1.    Uit de verbeelding blijkt dat aan de gronden aan de [locatie] te Delfzijl de bestemming "Bedrijf" is toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden bestemd voor bedrijven behorende tot de categorieën 1 en 2 van de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 1" enkel bedrijven behorende tot de categorie 1 zijn toegestaan waarbij het bestaande gebruik (garagebedrijf) tevens is toegestaan.
3.2.    Niet in geschil is dat in het voorheen geldende bestemmingsplan aan de gronden aan de [locatie] te Delfzijl de bestemming "Verffabriek" was toegekend. Volgens de toelichting op het plan alsmede de bijlage zienswijzenprocedure behorende bij het bestreden besluit is de oorspronkelijke bedrijfsactiviteit, de verffabriek, inmiddels beëindigd en is de milieuvergunning voor de verffabriek ter plaatse vervallen.
Ter zitting is gebleken dat ten tijde van de vaststelling van het plan ter plaatse van de gronden aan de [locatie] te Delfzijl opslag van goederen plaatsvond alsmede een garagebedrijf was gevestigd. Volgens de toelichting op het plan is gelet op dit gebruik en de in de nabijheid van de gronden gelegen woningen, ter plaatse bedrijvigheid tot en met milieucategorie 2 mogelijk gemaakt. In hetgeen [appellanten] aanvoeren ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid bedrijvigheid tot en met milieucategorie 2 heeft kunnen toestaan ter plaatse van de gronden aan de [locatie] te Delfzijl. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de in bijlage 1 van de planregels opgenomen Staat van bedrijven als bedrijven in milieucategorie 2 vermeldt handel in auto’s en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven alsmede handel in auto- en motorfietsonderdelen en accessoires. [appellanten] hebben niet aannemelijk gemaakt dat met deze regeling het huidige gebruik van de gronden als garagebedrijf in het plan niet is toegestaan.
4.    [appellanten] betogen dat de raad aan hun gronden met de bestaande dienstwoning, aan de oostzijde van de gronden aan de [locatie] te Delfzijl, ten onrechte de bestemming "Bedrijf" heeft toegekend. Volgens [appellanten] dient de dienstwoning als zodanig te worden bestemd. Een deugdelijke motivering voor het niet overeenkomstig het huidige gebruik bestemmen van de dienstwoning ontbreekt, aldus [appellanten] Zij voeren aan dat de dienstwoning op verzoek van de gemeente Delfzijl is gebouwd om het straatbeeld als gevolg van de bouw van een nieuwe fabriek een minder industriële uitstraling te geven en dat ten behoeve van de dienstwoning in 1958 een bouwvergunning is verleend. Voorts voeren zij aan dat de dienstwoning al jarenlang als woning wordt gebruikt en dat momenteel de beheerder die onder meer toezicht houdt op het terrein hier woonachtig is. Een beheerder is noodzakelijk gelet op de diefstal en aangerichte vernielingen in mei 2009, aldus [appellanten]
4.1.    Uit de bijlagen bij het beroepschrift is gebleken dat in 1958 een bouwvergunning is verleend ten behoeve van de bouw van een magazijn en een hiervan deel uitmakende woning op de gronden aan de [locatie] te Delfzijl. Niet in geschil is dat in het voorheen geldende bestemmingsplan "Oud-West", vastgesteld op 24 april 1980, aan de gronden ter plaatse van deze bedrijfswoning de bestemming "Verffabriek" is toegekend. Door de toekenning van de bestemming "Verffabriek" is het gebruik als bedrijfswoning niet bij recht toegelaten in het voorheen geldende bestemmingsplan. Voor zover [appellanten] zich beroepen op de beschermende werking van het gebruiksovergangsrecht, hebben zij met dit argument niet aannemelijk gemaakt dat de bedrijfswoning onder het voorheen geldende bestemmingsplan werd bewoond. Voorts heeft de raad ter zitting gesteld dat ten tijde van de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan geen personen in de gemeentelijke basisadministratie stonden ingeschreven op het adres [locatie]. [appellanten] hebben niet aannemelijk gemaakt dat de bedrijfswoning ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan werd bewoond. Voor zover [appellanten] stellen dat de bedrijfswoning nodig is ten behoeve van een beheerder die toezicht houdt op het terrein, hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat anderszins onvoldoende maatregelen kunnen worden getroffen ten behoeve van het toezicht op het terrein. Gelet op het voorgaande heeft de raad in redelijkheid kunnen besluiten geen bedrijfswoning aan de [locatie] te Delfzijl toe te staan.
Staat van bedrijven
5.    [appellanten] kunnen zich niet verenigen met de in bijlage 1 van de planregels opgenomen Staat van bedrijven. Daartoe voeren zij aan dat deze verkorte Staat van bedrijven de gebruiksmogelijkheden van hun gronden aan de [locatie] te Delfzijl beperkt. Volgens hen had de raad de uitgebreidere richtafstandenlijst 1 behorende bij de brochure ‘Bedrijven en milieuzonering 2009’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG-brochure) dienen te hanteren. De raad heeft niet gemotiveerd waarom hij deze lijst behorende bij de VNG-brochure niet onverkort heeft gehanteerd, aldus [appellanten]
5.1.    In bijlage 1 van de planregels is een Staat van bedrijven opgenomen. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat de in bijlage 1 van de VNG-brochure opgenomen richtafstandenlijst 1 onverkort in het bestemmingsplan is opgenomen als Staat van bedrijven. [appellanten] hebben dit niet gemotiveerd betwist.
Bouwvlak
6.    [appellanten] voeren aan dat het bestaande bedrijfsgebouw aan de westzijde van hun gronden aan de [locatie] te Delfzijl niet binnen het bouwvlak is gelegen.
Voorts voeren zij aan dat het bouwvlak ten onrechte is verkleind ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan. Volgens [appellanten] heeft de raad onvoldoende gemotiveerd waarom vanwege de omliggende woningen het bouwvlak is verkleind. In dit verband voeren zij aan dat de raad door middel van de Staat van bedrijven al rekening heeft gehouden met de omliggende woningen en dat de bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan ter plaatse van de gehele bestemming "Bedrijf".
6.1.    Niet in geschil is dat het bedrijfsgebouw aan de westzijde van de gronden aan de [locatie] te Delfzijl buiten het bouwvlak staat. Ter zitting heeft de raad uiteengezet dat het een bijgebouw betreft en dat bijgebouwen buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd. In artikel 3, lid 3.2.1, onder a, van de planregels is ten aanzien van de voor "Bedrijf" aangewezen gronden bepaald dat een bedrijfsgebouw uitsluitend binnen een op de verbeelding weergegeven bouwvlak mag worden gebouwd. Gelet hierop en nu in artikel 1, onder 36, van de planregels onder gebouw wordt verstaan elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, is naar het oordeel van de Afdeling het bedrijfsgebouw aan de westzijde van de gronden aan de [locatie] te Delfzijl volgens het plan niet bij recht toegelaten. Het standpunt van de raad dat bijgebouwen buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, kan de Afdeling derhalve niet volgen. De Afdeling ziet daarom aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover daarbij het plandeel met de bestemming "Bedrijf" is vastgesteld dat betrekking heeft op het deel van de gronden ter plaatse van de [locatie] te Delfzijl waaraan niet de aanduiding "bouwvlak" is toegekend, niet berust op een deugdelijke motivering. Gelet hierop behoeft hetgeen [appellanten] voor het overige hebben aangevoerd met betrekking tot de omvang van het bouwvlak thans geen bespreking.
Herhaling zienswijze
7.    [appellanten] hebben zich in hun beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van hun zienswijze. In de bijlage zienswijzenprocedure behorende bij het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellanten] hebben in hun beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in de bijlage zienswijzenprocedure behorende bij het bestreden besluit onjuist is.
Conclusie
8.    In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling gelet op hetgeen zij heeft overwogen onder 6.1. aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover daarbij het plandeel met de bestemming "Bedrijf" is vastgesteld dat betrekking heeft op het deel van de gronden ter plaatse van de [locatie] te Delfzijl waaraan niet de aanduiding "bouwvlak" is toegekend, niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is gedeeltelijk gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd.
In hetgeen [appellanten] voor het overige hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is voor het overige ongegrond.
Proceskostenveroordeling
9.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Delfzijl van 15 december 2011, voor zover daarbij het plandeel met de bestemming "Bedrijf" is vastgesteld dat betrekking heeft op het deel van de gronden ter plaatse van de [locatie] te Delfzijl waaraan niet de aanduiding "bouwvlak" is toegekend;
III.    verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
IV.    gelast dat de raad van de gemeente Delfzijl aan [appellante A] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [appellante B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 302,00 (zegge: driehonderdtwee euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Steenbergen, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen    w.g. Van Steenbergen
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2013
528-625.