201300153/2/R1.
Datum uitspraak: 26 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Blaricum, en anderen,
verzoekers,
de raad van de gemeente Blaricum,
verweerder.
Bij besluit van 13 november 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Uitbreiding parkeerplaats Bellevue" vastgesteld en besloten geen exploitatieplan vast te stellen.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 februari 2013, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [verzoeker] en bijgestaan door mr. G.J.A.M. Bogaers, advocaat te Laren, en de raad, vertegenwoordigd door B. Gangelhof en ing. P. de Cocq, beiden werkzaam bij de gemeente, en bijgestaan door M. Hoorn, werkzaam bij adviesbureau RBOI B.V., zijn verschenen.
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een uitbreiding van het bestaande parkeerterrein Bellevue. Het bestaande parkeerterrein heeft 24 parkeerplaatsen. Met de uitbreiding biedt het parkeerterrein ruimte voor in totaal 73 parkeerplaatsen.
3. [verzoeker] en anderen betogen dat geen behoefte bestaat aan de uitbreiding van het parkeerterrein Bellevue. Volgens hen stelt de raad zich ten onrechte op het standpunt dat de behoefte aan de uitbreiding volgt uit de nota "Parkeerbeleid gemeente Blaricum, Oude Dorp en Bijvanck" van juni 2009 van DHV B.V. (hierna: de nota uit 2009) en de nota "Adviesnota hernieuwde aanpak parkeerproblematiek Oude Dorp" van 18 februari 2011 van P. de Cocq (hierna: de nota uit 2011).
3.1. De raad heeft zich bij de berekening van de behoefte aan parkeerplaatsen gebaseerd op de nota uit 2009 en de nota uit 2011.
In de nota uit 2009 zijn de resultaten van een parkeeronderzoek in Blaricum neergelegd. Hierin staat dat om het huidige parkeerprobleem in onder meer het Oude Dorp, zijnde een gebied in Blaricum, op te lossen ten minste 48 extra parkeerplaatsen voor langparkeerders nodig zijn.
In de nota uit 2011, die volgt op de nota uit 2009, worden concrete oplossingen aangedragen voor het parkeerprobleem in het Oude Dorp. Hierin staat dat van de benodigde 48 extra parkeerplaatsen 20 parkeerplaatsen zijn gerealiseerd op de locatie Oranjeweitje en 10 parkeerplaatsen in de berm van de Bergweg. Voorts staat in deze nota dat de overige benodigde 18 parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd op het parkeerterrein Bellevue.
3.2. De voorzitter overweegt dat uit de nota uit 2009 en de nota uit 2011 niet volgt dat behoefte bestaat aan de in het plan voorziene 49 extra parkeerplaatsen. De voorzitter betrekt daarbij dat de raad ter zitting heeft bevestigd dat reeds 30 van de volgens de nota uit 2011 benodigde 48 parkeerplaatsen op de locaties Oranjeweitje en in de berm van de Bergweg zijn gerealiseerd. De raad heeft ter zitting verder toegelicht dat, omdat niet duidelijk is wat de concrete behoefte aan parkeerplaatsen is, het wenselijk is een ruime bandbreedte wat betreft het aantal te realiseren parkeerplaatsen aan te houden. In dat verband heeft de raad aangegeven dat de uitbreiding van het parkeerterrein Bellevue in drie fases zal geschieden en dat na elke fase wordt bezien of een uitbreiding naar een volgende fase noodzakelijk is. De voorzitter stelt vast dat deze fasering niet in de planregels is vastgelegd. Gelet hierop staat het plan, indien dat in werking treedt, er niet aan in de weg dat alle 49 extra parkeerplaatsen tegelijkertijd worden aangelegd, terwijl de raad de behoefte aan dit aantal parkeerplaatsen niet aannemelijk heeft gemaakt.
Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. De overige gronden van het verzoek behoeven geen bespreking.
4. De raad dient ten aanzien van [verzoeker] en anderen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Het verzoek van [verzoeker] en anderen om de raad te veroordelen in de kosten die gemaakt zijn voor het door hen ingebrachte deskundigenrapport wordt afgewezen, nu dat rapport niet van betekenis is geweest voor de beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Blaricum van 13 november 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Uitbreiding parkeerplaats Bellevue";
II. veroordeelt de raad van de gemeente Blaricum tot vergoeding van bij [verzoeker] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,68 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro en achtenzestig cent), waarvan € 944,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III. gelast dat de raad van de gemeente Blaricum aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Melse
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2013