ECLI:NL:RVS:2013:BZ3948

Raad van State

Datum uitspraak
13 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
201207606/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor keermuur in Wageningen en geschil over bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin het beroep van [appellant] tegen de verlening van een lichte bouwvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Wageningen ongegrond werd verklaard. De bouwvergunning, verleend op 11 november 2010, betreft de bouw van een keermuur op een perceel in Wageningen. Het college had eerder een bezwaar van [appellant] tegen deze vergunning ongegrond verklaard, waarna [appellant] in beroep ging bij de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had gehandeld en dat de bouwvergunning niet in strijd was met het bestemmingsplan "Wageningen".

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 13 maart 2013 behandeld. De rechters hebben overwogen dat het bouwplan niet in strijd is met de bestemmingsplannen, aangezien de keermuur op gronden met de bestemming "Tuin" en "Verkeer- en verblijfsgebied" is gesitueerd. De Afdeling concludeert dat de keermuur, die een hoogte van ongeveer 1 meter heeft, niet in strijd is met de bestemmingsplanvoorschriften.

[Appellant] voerde aan dat de keermuur in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan en dat het huidige bestemmingsplan een conserverend karakter heeft. De Afdeling oordeelt echter dat de nieuwe bestemmingsplanvoorschriften ruimere gebruiksmogelijkheden bieden dan het oude plan, en dat er geen strijd is met de bestemming. Ook het argument van [appellant] dat de verkeersveiligheid op de Ben Sikkenlaan in het geding is, werd door de Afdeling verworpen, omdat dit geen weigeringsgrond is volgens de Woningwet.

Uiteindelijk bevestigt de Afdeling de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201207606/1/A1.
Datum uitspraak: 13 maart 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, wonend te Wageningen (hierna tezamen in enkelvoud: [appellant]),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 26 juni 2012 in zaak nr. 11/1391 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Wageningen.
Procesverloop
Bij besluit van 11 november 2010 heeft het college aan [vergunninghoudster] lichte bouwvergunning verleend voor het bouwen van een keermuur op het perceel [locatie] te Wageningen.
Bij besluit van 2 maart 2012 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 juni 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting op 23 februari 2012 aan de orde gesteld.
Overwegingen
1.    Ingevolge het bestemmingsplan "Wageningen" rust op het gedeelte van het perceel waarop de keermuur is voorzien deels de bestemming "Tuin" en deels de bestemming "Verkeer- en verblijfsgebied".
Ingevolge artikel 17.1, aanhef en onder a en e, van de planvoorschriften zijn de als "Tuin" aangewezen gronden bestemd voor tuinen met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Ingevolge artikel 19.1 aanhef en onder l en m, zijn de als "Verkeer- en verblijfsgebied" aangewezen gronden, voor zover thans van belang, in beperkte mate bestemd voor tuinen, erven en terreinen, met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Ingevolge artikel 19.2 geldt voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dat de bouwhoogte van deze bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer mag bedragen dan 5,00 meter.
2.    Het bouwplan voorziet in het bouwen van een keermuur op de grens tussen het perceel en de Ben Sikkenlaan ten behoeve van het stutten van de aanwezige zandbodem op het perceel. De muur heeft een hoogte van ongeveer 1 m.
Een gedeelte van deze muur is gerealiseerd op gronden met de bestemming "Tuin". Vaststaat dat het bouwplan, voor zover het op die gronden is gesitueerd, niet met de bestemming in strijd is.
Het andere gedeelte van de muur is gerealiseerd op gronden met de bestemming "Verkeer- en verblijfsgebied". In geschil is of het bouwplan, voor zover dat is gesitueerd op het gedeelte van het perceel waarop deze bestemming rust, met die bestemming strijdig is.
3.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan. Hij voert daartoe aan de keermuur in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan en, nu het thans geldende bestemmingsplan "Wageningen" een conserverend karakter heeft, niet daarmee in overeenstemming kan zijn. Hij voert daartoe voorts aan dat de gronden slechts in beperkte mate bestemd zijn voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en het bouwplan daaraan niet voldoet.
3.1.    Het college heeft zich in een eerder besluit van 17 februari 2010 op het standpunt gesteld dat zonder bouwvergunning een keermuur is gebouwd en dat het daarom bevoegd is handhavend op te treden. Volgens het college bestaat geen concreet zich op legalisering, nu deze keermuur in strijd is met de, ingevolge het bestemmingsplan "Hamelakkers 1978, uitwerkingsplan Englaan-Boeslaan (2e fase)", op het perceel rustende bestemming "Verkeersdoeleinden" en het niet bereid is planologische medewerking aan het bouwplan te verlenen.
Bij besluit van 30 september 2010 heeft het college het besluit van 17 februari 2010 ingetrokken, omdat het bouwplan past in het op dat moment geldende bestemmingsplan "Wageningen". Dit besluit is in bezwaar gehandhaafd.
3.2.    In het besluit van 11 november 2010 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat het bouwplan niet in strijd is met het op dat moment geldende bestemmingsplan "Wageningen" en zich evenmin andere weigeringsgronden voordoen en heeft daarom bouwvergunning verleend.
Ingevolge artikel 19.1 van de planvoorschriften zijn de gronden met de bestemming "Verkeer- en verblijfsgebied" in beperkte mate bestemd voor tuinen, erven en terreinen met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Met de keermuur wordt beoogd de zandbodem van de tuin van [belanghebbende] te stutten, zodat deze muur moet worden aangemerkt als een bouwwerk, geen gebouw zijnde, behorende bij die tuin. De keermuur is gesitueerd op de rabatstrook langs de rijbaan. Daar waar de keermuur op de Ben Sikkenlaan is gesitueerd, is deze weg 5,50 m breed. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, worden de gronden met de bestemming "Verkeers- en verblijfsgebied" daardoor slechts in beperkte mate gebruikt als tuin met een daarbij behorend bouwwerk en is geen sprake van strijd met de bestemming. Dat, naar [appellant] heeft gesteld, de keermuur in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan en het bestemmingsplan "Wageningen" een conserverend karakter heeft, laat onverlet dat, zoals [appellant] erkent, vaststaat dat artikel 19 van de planvoorschriften ruimere gebruiksmogelijkheden kent voor het perceel dan het voorheen geldende bestemmingsplan en met die gebruiksmogelijkheden geen strijd bestaat. Dat, zoals [appellant] verder betoogt, het college in het besluit van 17 februari 2010 niet de mogelijkheden van het nieuwe bestemmingsplan bij de beoordeling van het verzoek om handhaving heeft betrokken, leidt niet tot een ander oordeel.
4.    [appellant] betoogt voorts tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan de verkeersveiligheid op de Ben Sikkenlaan aantast en daarom de bouwvergunning niet mocht worden verleend. De door hem gevreesde aantasting van de verkeersveiligheid is geen weigeringsgrond als bedoeld in artikel 44 van de Woningwet.
Voor zover [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat, nu bij de vraag of het bouwplan voldoet aan artikel 19.1 van planvoorschriften, de verkeersveiligheid niet wordt betrokken, dit planvoorschrift buiten beschouwing moet worden gelaten, faalt dit betoog. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 30 december 2009 in zaak nr.
200901679/1/H1), strekt de mogelijkheid om de gelding van de toepasselijke bestemmingsregeling aan de orde te stellen in een procedure die is gericht tegen een besluit omtrent de verlening, dan wel weigering van een bouwvergunning voor een bouwplan niet zover, dat het betrokken onderdeel van het bestemmingsplan aldus opnieuw kan worden onderworpen aan de bij de goedkeuring van dat plan te hanteren toetsingsmaatstaf, waartegen een procedure bij de Afdeling mogelijk is geweest. In het door [appellant] aangevoerde heeft de rechtbank terecht geen grond gezien artikel 19.1 van de planvoorschriften in zoverre buiten toepassing te laten. Niet valt in te zien dat het planvoorschrift evident in strijd is met enige wettelijke bepaling die ten tijde van de totstandkoming van het bestemmingsplan van toepassing was. Voorts zou het buiten toepassing laten van dat artikel ertoe leiden dat de gronden in het geheel niet meer mogen worden gebruikt voor tuinen, erven en terreinen met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Daarmee zou een situatie ontstaan die door de planwetgever niet is beoogd. Het betoog faalt.
5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos    w.g. Pieters
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2013
473.