ECLI:NL:RVS:2013:BZ3981

Raad van State

Datum uitspraak
13 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
201206913/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ontheffing en bouwvergunning voor antennemast in Boxtel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 18 juni 2012 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De zaak betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Boxtel, dat op 1 maart 2011 aan Vodafone Libertel N.V. ontheffing en een lichte bouwvergunning verleende voor het plaatsen van een antennemast op het perceel Roond, hoek Kapelweg te Boxtel. De appellant is van mening dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet in redelijkheid ontheffing heeft kunnen verlenen, omdat de verkeersveiligheid in het geding zou zijn. Hij stelt dat de antennemast het zicht op de naastgelegen spoorwegovergang en de T-splitsing belemmert, en dat er geen verkeersonderzoek is verricht.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 26 februari 2013 ter zitting behandeld. Tijdens de zitting is Vodafone vertegenwoordigd door mr. M.C. Steeman. De Afdeling overweegt dat het bouwplan in strijd is met het geldende bestemmingsplan, maar dat het college op basis van de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening ontheffing heeft verleend. De Afdeling concludeert dat er voldoende zicht is op de spoorwegovergang en de T-splitsing, en dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de verkeersveiligheid de verlening van de ontheffing niet in de weg staat. Het college was ook niet verplicht om een extern verkeersonderzoek uit te laten voeren.

De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigt de aangevallen uitspraak en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 13 maart 2013.

Uitspraak

201206913/1/A1.
Datum uitspraak: 13 maart 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Boxtel,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 18 juni 2012 in zaken nrs. 11/1191, 11/1208 en 11/1211 in het geding tussen onder meer:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Boxtel.
Procesverloop
Bij besluit van 1 maart 2011 heeft het college aan Vodafone Libertel N.V. ontheffing en een lichte bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een antennemast ten behoeve van mobiele telecommunicatie op het perceel Roond, hoek Kapelweg te Boxtel (hierna: het perceel).
Bij uitspraak van 18 juni 2012 heeft de rechtbank het onder meer door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft Vodafone een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 februari 2013. Ter zitting is Vodafone, vertegenwoordigd door mr. M.C. Steeman, gehoord.
Overwegingen
1.    Het bouwplan is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Om realisering ervan niettemin mogelijk te kunnen maken heeft het college daarvan krachtens artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) in verbinding gelezen met artikel 4.1.1, eerste lid, aanhef en onder g, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro), zoals deze luidden ten tijde van belang, ontheffing verleend.
2.    [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet in redelijkheid ontheffing heeft kunnen verlenen. Daartoe voert hij aan dat de verkeersveiligheid de verlening van de ontheffing in de weg staat, nu het zicht op de naastgelegen spoorwegovergang en op de T-splitsing door de te plaatsen antennemast zal worden belemmerd. Hij stelt voorts dat het college ten onrechte geen verkeersonderzoek heeft verricht.
2.1.    Het bouwplan voorziet in de plaatsing van een antennemast, bestaande uit een doorzichtig raamwerk van 37,5 m hoog. Aan de voet van de mast bevindt zich een bouwwerk met een hoogte van 1,50 m en om de mast is een transparant hekwerk geplaatst met een hoogte van 2,50 m. De mast wordt geplaatst naast een talud waar een spoorlijn overheen loopt. Het bouwwerk aan de voet van de mast is nagenoeg even hoog als het talud. Op de T-splitsing met de Kapelweg is op de Roond een opstelplaats van 8 m aanwezig, gemeten vanaf de overwegboom, om de Kapelweg op te kunnen rijden en andersom. De afstand tussen de overwegboom op de Roond en het hekwerk rondom de antennemast bedraagt circa 4 m. Hierdoor is aan beide kanten van de spoorwegovergang voldoende ruimte voor fietsers en automobilisten om zich op te stellen en bestaat er voldoende zicht op de spoorwegovergang en op de Kapelweg. Ook voor langere combinaties zoals vrachtwagens of een tractor met aanhangwagen bestaat voldoende zicht, omdat ondanks dat de opstelruimte voor dit soort combinaties te kort is, de bestuurder kan stoppen voor de overwegboom op de Roond waarbij zijn zicht niet zal worden belemmerd door het 4 m verderop gelegen hekwerk rondom de antennemast. Nu er genoeg zicht is op de spoorwegovergang en op de T-splitsing heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de verkeersveiligheid de verlening van ontheffing niet in de weg staat. Het college heeft voorts terecht geen aanleiding hoeven te zien een (extern) verkeersonderzoek uit te laten voeren.
Het betoog faalt.
3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann    w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2013
414-736.