ECLI:NL:RVS:2013:BZ3987

Raad van State

Datum uitspraak
13 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
201201338/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Glaspark 4P 2011 en de gevolgen voor omwonenden

In deze zaak gaat het om de vaststelling van het bestemmingsplan "Glaspark 4P 2011" door de raad van de gemeente Brielle, welke op 13 december 2011 heeft plaatsgevonden. Tegen dit besluit hebben twee appellanten, wonend in Vierpolders, beroep ingesteld. De appellanten zijn van mening dat de bestemming "Agrarisch" en de functieaanduiding "glastuinbouw" negatieve gevolgen zullen hebben voor hun woon- en leefklimaat. Ze wijzen op mogelijke overlast door verkeersdrukte, geluidoverlast en verlies van uitzicht door de geplande glastuinbouwactiviteiten. De raad van de gemeente Brielle heeft in een verweerschrift aangegeven dat de bestemming niet nieuw is en dat de benodigde onderzoeken al zijn uitgevoerd in het kader van het vorige bestemmingsplan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 1 november 2012 behandeld en heeft geconcludeerd dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat van de omwonenden. De appellanten hebben geen overtuigende argumenten aangedragen die de raad zouden hebben moeten doen twijfelen aan de uitvoerbaarheid van het plan. De Afdeling heeft het beroep van beide appellanten ongegrond verklaard, waarbij is vastgesteld dat de raad voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de omwonenden en dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de wetgeving.

Uitspraak

201201338/1/R4.
Datum uitspraak: 13 maart 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    [appellant sub 1], wonend te Vierpolders, gemeente Brielle,
2.    [appellant sub 2], wonend te Vierpolders, gemeente Brielle,
en
de raad van de gemeente Brielle,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 december 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Glaspark 4P 2011" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 november 2012, waar [appellant sub 2], bijgestaan door H. Verveen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. P. van der Eijk en L.Th.H. Schmetz, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Het plan
1.    Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor een glastuinbouwconcentratiegebied ten zuiden van Brielle.
Het beroep van [appellant sub 1]
2.    [appellant sub 1] kan zich niet verenigen met de bestemming "Agrarisch" en de functieaanduiding "glastuinbouw", voor zover betrekking hebbend op de gronden gelegen tegenover zijn perceel [locatie 1] te Vierpolders. Hij betoogt dat de in het plan voorziene vestiging van een glastuinbouwbedrijf zal leiden tot aantasting van zijn woon- en leefklimaat. In dit verband wijst hij erop dat de in het plan voorziene bedrijfsgebouwen en bedrijfsactiviteiten en de beoogde in- en uitritten zullen leiden tot verkeers- en geluidoverlast. Volgens [appellant sub 1] zijn ten onrechte geen alternatieven onderzocht waarbij het perceel zo wordt ingericht dat de bedrijfsgebouwen niet tegenover zijn woning worden gerealiseerd. Voorts wijst hij op verlies van uitzicht en zonlicht als gevolg van een mogelijk tegenover zijn perceel te plaatsen wateropslagtank. [appellant sub 1] betoogt dat ter voorkoming van lichthinder door assimilatiebelichting een regeling in het plan had moeten worden opgenomen overeenkomstig de regeling in het eerder geldende bestemmingsplan "Landelijk gebied Vierpolders". De toepasselijke regeling in het voormalige Besluit glastuinbouw (thans: Activiteitenbesluit milieubeheer) biedt hiervoor volgens hem onvoldoende waarborgen.
2.1.    De raad stelt dat ook al op grond van het vorige plan "Glaspark 4P" op de gronden tegenover het perceel van [appellant sub 1] de bestemming "Agrarisch" en de functieaanduiding "glastuinbouw" rustte, waardoor het op grond van dat plan toegestane gebruik identiek was aan het in het onderhavige plan voorgestane gebruik. De benodigde onderzoeken zijn reeds uitgevoerd in het kader van het vorige plan "Glaspark 4P". De raad stelt voorts dat in het onderhavige plan niet nader is aangeduid waar binnen voornoemd bestemmingsvlak bedrijfsgebouwen en wateropslagtanks dienen te worden gerealiseerd, omdat de uiteindelijke invulling van het plangebied nog niet vaststaat. De raad erkent dat de in de omgeving van het glastuinbouwconcentratiegebied aanwezige burgerwoningen, waaronder die van [appellant sub 1], als gevolg van het plan enige overlast zullen ondervinden door de toename van het aantal verkeersbewegingen, maar acht dit inherent aan het wonen in een glastuinbouwconcentratiegebied. De raad stelt dat in het Besluit glastuinbouw, zoals dat luidde ten tijde hier van belang, een regeling voor assimilatiebelichting is opgenomen die voldoende milieuwaarborgen biedt.
2.2.    Aan de gronden gelegen tegenover het perceel [locatie 1] is de bestemming "Agrarisch" en de functieaanduiding "glastuinbouw" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels, zijn de voor "Agrarisch" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding "glastuinbouw" mede bestemd voor een glastuinbouwbedrijf alsmede, daaraan ondergeschikt, voor daarbij behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen.
Ingevolge lid 3.2, onder a, mogen ter plaatse van de aanduiding "glastuinbouw" kassen, bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken zoals waterbassins en -silo's en terreinafscheidingen worden gebouwd.
Onder f is, voor zover hier van belang, bepaald dat voor bedrijfsgebouwen en overkappingen een maximumoppervlakte geldt van 20% van het totaal glasoppervlak, en dat voor wateropslagtanks en koelinstallaties een maximale bouwhoogte van 12 meter geldt.
2.3.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in haar uitspraak van 16 september 2009 in zaak nr.
200805786/1/R1, kan de raad ter onderbouwing van het standpunt dat het plan niet zal leiden tot een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden, niet volstaan met de stelling dat het vorige plan voorzag in een vergelijkbare bouwmogelijkheid ter plaatse. Bij de beoordeling van de planologische aanvaardbaarheid van een beoogde ontwikkeling dient, naast de mogelijkheden van het vorige plan, tevens rekening te worden gehouden met de bestaande situatie en de belangen van de omwonenden.
Het vorige plan "Glaspark 4P", dat dateert van 2009, voorzag al in de ontwikkeling van een glastuinbouwconcentratiegebied tegenover het perceel van [appellant sub 1] en bood dezelfde bouw- en gebruiksmogelijkheden als het onderhavige plan. De plantoelichting bij het nu voorliggende plan vermeldt dat de benodigde onderzoeken zijn uitgevoerd in het kader van het plan uit 2009. Op grond van deze onderzoeken heeft de raad de gevolgen voor de leefomgeving van het nu voorliggende plan aanvaardbaar geacht. Nu het voorgaande plan pas twee jaar eerder is vastgesteld en niet aannemelijk is gemaakt dat de situatie ter plaatse is gewijzigd, ziet de Afdeling in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich bij het nemen van het nu bestreden besluit niet in redelijkheid heeft kunnen baseren op die onderzoeken en op de in het kader van het voorgaande plan uitgevoerde ruimtelijke beoordeling. Ten aanzien van de wijzigingen die het nu voorliggende plan bevat ten opzichte van het plan uit 2009 moet worden vastgesteld dat deze niet zien op de gronden in het plangebied waartegen het beroep van [appellant sub 1] zich richt. Wat betreft de door [appellant sub 1] gestelde mogelijke lichthinder door assimilatiebelichting overweegt de Afdeling dat niet aannemelijk is gemaakt dat dergelijke hinder zich zal voordoen ondanks de normen die het Besluit glastuinbouw, zoals dit luidde ten tijde van belang, op dit punt bevat.
Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning van [appellant sub 1].
3.    [appellant sub 1] betoogt dat het plan niet uitvoerbaar is, omdat de wijzigingen ten opzichte van het vorige plan zijn aangebracht specifiek ten behoeve van het glastuinbouwbedrijf Primaviera, terwijl nog niet vaststaat dat dat bedrijf zich daar uiteindelijk zal vestigen.
3.1.    De raad stelt dat het plan binnen de planperiode uitvoerbaar is.
3.2.    Het onderhavige plan is ten opzichte van het vorige plan beperkt gewijzigd, om te komen tot een maximale en efficiënte invulling van het plangebied. De uitbreiding van het gebied aan de westzijde was noodzakelijk om een haakse hoek te creëren, waardoor de omvang van de te realiseren kassen wordt vergroot. Deze wijziging is niet alleen doorgevoerd ten behoeve van de vestiging van Primaviera, maar is volgens de raad voor elk geïnteresseerd glastuinbouwbedrijf cruciaal. Hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor de verwachting dat de betrokken wijzigingen in de weg staan aan realisering van het plan door Primaviera dan wel andere partijen. Gelet op het voorgaande bestaat geen grond voor het oordeel dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan in zoverre niet binnen de planperiode uitvoerbaar is.
4.    [appellant sub 1] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de door hem naar voren gebrachte zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 1] heeft in het beroepschrift noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist is.
5.    In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen is aangevoerd wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 2]
6.    [appellant sub 2] kan zich niet verenigen met de bestemming "Agrarisch", voor zover betrekking hebbend op de strook grond grenzend aan zijn perceel [locatie 2] te Vierpolders. Hij vreest schade te zullen lijden aan zijn gewassen als gevolg van schaduwwerking, bladafval en beworteling van op de betrokken strook te planten bomen.
6.1.    De raad stelt dat met de toegekende bestemming voor de strook voldoende rekening wordt gehouden met de bezwaren van [appellant sub 2].
6.2.    Aan de betrokken strook grenzend aan het perceel [locatie 2] is de bestemming "Agrarisch" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a en d, van de planregels, voor zover hier van belang, zijn de voor "Agrarisch" aangewezen gronden bestemd voor grondgebonden veehouderij, akker- en vollegrondstuinbouw en bijbehorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, schouwpaden en water ten behoeve van wateraanvoer- en afvoer, waterberging en sierwater.
6.3.    Ter zitting heeft de raad uiteengezet dat, naar aanleiding van de gedeeltelijke vernietiging van het vorige plan "Glaspark 4P" door de Afdeling in haar uitspraak van 29 september 2010, nr.
201000541/1/R1, voor de bestemming van voornoemde strook is aangesloten bij het eerder geldende bestemmingsplan "Landelijk gebied Vierpolders" uit 1988, waarin aan deze strook een agrarische bestemming was toegekend. De Afdeling acht van belang dat, anders dan in het vorige plan, waarin aan voornoemde strook de bestemming "Groen" was toegekend, in het onderhavige plan de aanleg van een afschermende groenstrook van minimaal 10 meter breedte ten zuidwesten van het perceel van [appellant sub 2] niet verplicht is en dat de raad ter zitting heeft verklaard dat de gemeente, als eigenaresse van de betrokken gronden, bij verkoop daarvan als voorwaarde zal stellen dat de strook zodanig wordt ingericht dat de eventuele overlast voor [appellant sub 2] zo veel mogelijk wordt ondervangen. Daarbij wordt, zoals ook in de plantoelichting is verwoord, in het bijzonder gedacht aan beperking van de beplanting tot twaalf wilgen, die, zoals de raad onweersproken heeft gesteld, qua bladval tot minimale overlast leiden. Gezien het voorgaande bestaat geen grond voor het oordeel dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de bedrijfsbelangen van [appellant sub 2], en derhalve evenmin voor het oordeel dat de raad er niet in redelijkheid voor heeft kunnen kiezen aan de desbetreffende strook grond de bestemming "Agrarisch" toe te kennen.
7.    In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen is aangevoerd wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. W.D.M. van Diepenbeek en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt, leden, in tegenwoordigheid van mr. T.A. Oudenaarden, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten    w.g. Oudenaarden
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2013
568-650.