ECLI:NL:RVS:2013:BZ4427
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- A.B.M. Hent
- N. Verheij
- C.E.C.M. van Roosmalen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod van vreemdeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod dat op 19 juni 2012 door de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel is genomen. De vreemdeling stelt dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen tijdens het gehoor dat aan het terugkeerbesluit voorafging. De rechtbank had eerder het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, maar de vreemdeling is van mening dat de staatssecretaris niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel verplicht bestuursorganen om belanghebbenden de kans te geven hun zienswijze te geven voordat een besluit wordt genomen dat hen kan raken.
De Raad van State oordeelt dat uit het proces-verbaal van het gehoor blijkt dat de vreemdeling weliswaar is geïnformeerd over het terugkeerbesluit, maar niet in de gelegenheid is gesteld om zijn zienswijze te geven. Dit is in strijd met de Awb. De Raad van State vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de vreemdeling tegen het terugkeerbesluit alsnog gegrond. De staatssecretaris wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn ontstaan door de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 7 maart 2013.