ECLI:NL:RVS:2013:BZ4960

Raad van State

Datum uitspraak
20 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
201113088/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • R. van Heusden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake last onder dwangsom voor glastuinbouwbedrijf

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Westland op 17 juni 2010 een last onder dwangsom opgelegd aan [appellante], een glastuinbouwbedrijf, wegens het niet afschermen van de lichtinstallatie in de nanacht, in strijd met voorschrift 1.5.5 van het Besluit glastuinbouw. Na een ongegrond verklaard bezwaar en een uitspraak van de rechtbank op 9 november 2011, heeft [appellante] hoger beroep ingesteld. De zaak is behandeld op 18 januari 2013, waarbij [appellante] werd vertegenwoordigd door een gemachtigde en mr. M.J. Smaling, en het college door T.J.E. Lodders.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat op 1 januari 2013 het Besluit glastuinbouw is vervallen, waardoor [appellante] niet langer gehouden is aan de voorschriften van dit besluit. Dit betekent dat de last onder dwangsom niet meer kan worden nageleefd en er geen dwangsommen meer verbeurd kunnen worden. De Afdeling concludeert dat [appellante] geen belang meer heeft bij een uitspraak over het hoger beroep, aangezien de mogelijkheid tot invordering van dwangsommen is komen te vervallen.

Daarom heeft de Afdeling het hoger beroep van [appellante] niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien het hoger beroep niet ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 20 maart 2013.

Uitspraak

201113088/1/A4.
Datum uitspraak: 20 maart 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te Kwintsheul, gemeente Westland,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 9 november 2011 in zaak nr. 11/573 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Westland.
Procesverloop
Bij besluit van 17 juni 2010 heeft het college aan [appellante] een last onder dwangsom opgelegd wegens het in strijd met voorschrift 1.5.5, aanhef en onder b, van bijlage 2, van het Besluit glastuinbouw niet afschermen in de nanacht van de lichtinstallatie in de inrichting voor glastuinbouw aan de [locatie] te Kwintsheul, gemeente Westland.
Bij besluit van 29 november 2010 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 november 2011 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 januari 2013, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. M.J. Smaling, en het college, vertegenwoordigd door T.J.E. Lodders, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    [appellante] exploiteert een glastuinbouwbedrijf dat zich richt op het kweken van rozen. Bij het bij de rechtbank bestreden besluit is gehandhaafd het besluit van 17 juni 2010, waarbij [appellante] is gelast op straffe van een dwangsom te voldoen aan voorschrift 1.5.5, aanhef en onder b, van bijlage 2, van het Besluit glastuinbouw.
2.    Voordat aan de inhoud van het hoger beroep kan worden toegekomen, moet de vraag worden beantwoord of [appellante] belang heeft bij een uitspraak op haar hoger beroep.
3.    Op 1 januari 2013 is in werking getreden het Besluit van 14 september 2012 tot wijziging van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (agrarische activiteiten in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer). Bij dit wijzigingsbesluit is het Besluit glastuinbouw vervallen.
3.1.    Met het vervallen van het Besluit glastuinbouw is [appellante] niet meer gehouden binnen de inrichting het Besluit glastuinbouw na te leven. De last strekt tot naleving van voorschrift 1.5.5, aanhef en onder b, van bijlage 2, van het Besluit glastuinbouw, terwijl inmiddels ingevolge het Activiteitenbesluit milieubeheer andere regels voor afscherming van de lichtinstallatie gelden. Gezien de inhoud van de last kunnen vanaf 1 januari 2013 geen dwangsommen worden verbeurd.
3.2.    Anders dan het college ter zitting heeft gesteld, heeft niet steeds vanaf het moment dat het handhavingsbesluit is genomen een begunstigingstermijn gegolden. Weliswaar heeft het college een aantal malen beoogd de begunstigingstermijn te verlengen, maar dat is steeds gebeurd na verstrijking van een eerder gestelde begunstigingstermijn. Bij besluit van 17 juni 2010 is een begunstigingstermijn gesteld die liep tot 1 oktober 2010. Bij besluit van 18 oktober 2010 is een begunstigingstermijn gesteld  tot zes weken na het besluit op bezwaar. Dat besluit is genomen op 29 november 2010, zodat de termijn liep tot en met 10 januari 2011. Vervolgens heeft het college bij besluit van 4 maart 2011 een nieuwe begunstigingstermijn, die loopt tot zes weken na de uitspraak van de rechtbank, gesteld. De rechtbank heeft op 9 november 2011 uitspraak gedaan. De begunstigingstermijn liep tot en met 20 december 2011. Het college heeft bij besluit van 27 december 2011 een nieuwe begunstigingstermijn gesteld die loopt tot zes weken na uitspraak van de Afdeling.
Het college heeft niet vastgesteld dat [appellante] gedurende de weken dat geen begunstigingstermijn gold de opgelegde last niet heeft nageleefd en dwangsommen zijn verbeurd. Als wel dwangsommen zouden zijn verbeurd, kunnen deze niet meer worden ingevorderd, aangezien één jaar is verstreken na de dag waarop deze zouden kunnen zijn verbeurd. Ingevolge artikel 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat dan geen bevoegdheid tot invordering.
3.3.    Gezien het vorenoverwogene heeft [appellante] in verband met mogelijke verbeuring en invordering van dwangsommen geen belang bij een uitspraak.
Voor zover ter zitting nog naar voren is gebracht dat een oordeel over het hoger beroep is gewenst in verband met toekomstige besluiten terzake van maatwerkvoorschriften ingevolge het Activiteitenbesluit milieubeheer, wordt overwogen dat daarin, reeds omdat het daarbij gaat om een ander toetsingskader, geen belang is gelegen.
Ook overigens is niet gebleken dat nog belang bestaat bij het verkrijgen van een inhoudelijk oordeel over het hoger beroep van [appellante], zodat moet worden geoordeeld dat het belang bij de beoordeling daarvan is komen te vervallen.
4.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen    w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2013
163-778.