ECLI:NL:RVS:2013:BZ7416

Raad van State

Datum uitspraak
21 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201301141/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N.S.J. Koeman
  • S. Zwemstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing bestemmingsplan Langeveen, Dollerweg ong. door de Raad van State

Op 21 maart 2013 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening tegen het besluit van de raad van de gemeente Tubbergen, dat op 10 december 2012 het bestemmingsplan "Langeveen, Dollerweg ong." heeft vastgesteld. De verzoekers, wonend in Langeveen, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft de verzoeken behandeld op 12 maart 2013, waarbij de verzoekers en de raad, vertegenwoordigd door ing. M. Proper, aanwezig waren. Ook een belanghebbende, vertegenwoordigd door E.J.M. Zandbelt, was ter zitting aanwezig.

De voorzitter overweegt dat het bestemmingsplan de realisatie van een pluimveehouderij zonder bedrijfswoning mogelijk maakt. De verzoekers betogen dat het plan in strijd is met het reconstructieplan Salland-Twente, omdat er geen toepassing is gegeven aan de salderingsregeling. De raad stelt dat het project als een uitbreiding op afstand wordt aangemerkt, waarvoor de salderingsregeling niet van toepassing is. De voorzitter heeft echter gerede twijfel over de kwalificatie van het project en of het plan zich verhoudt tot de Omgevingsverordening Overijssel 2009 en het reconstructieplan.

Gelet op deze twijfels heeft de voorzitter besloten om het besluit van de raad van de gemeente Tubbergen te schorsen en de raad te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker sub 2. Tevens dient de raad het griffierecht aan de verzoekers te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 21 maart 2013.

Uitspraak

201301141/2/R1.
Datum uitspraak: 21 maart 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoeker sub 1A] en [verzoekster sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker sub 1]), wonend te Langeveen, gemeente Tubbergen,
2. [verzoeker sub 2], wonend te Langeveen, gemeente Tubbergen,
3. [verzoeker sub 3], wonend te Langeveen, gemeente Tubbergen,
en
de raad van de gemeente Tubbergen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 10 december 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Langeveen, Dollerweg ong." vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brieven als waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 12 maart 2013, waar [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2], [verzoeker sub 3] en de raad, vertegenwoordigd door ing. M. Proper, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door E.J.M. Zandbelt, gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Met het plan wordt de realisatie van een pluimveehouderij, zonder bedrijfswoning, mogelijk gemaakt op een perceel nabij de [locatie 1] te Langeveen.
3. [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] betogen dat het plan niet in overeenstemming is met het reconstructieplan Salland-Twente, zoals vastgesteld bij besluit van 15 september 2004 en gewijzigd bij besluit van 1 juli 2009 (hierna: het reconstructieplan), omdat ten onrechte geen toepassing is gegeven aan de daarin opgenomen salderingsregeling. Het gaat volgens hen, anders dan het college van gedeputeerde staten van Overijssel (hierna: het college) van oordeel is, niet om "uitbreiding op afstand", maar om nieuwvestiging van een intensieve veehouderij.
3.1. De raad stelt dat het college desgevraagd ten aanzien van het project dat met het plan mogelijk wordt gemaakt, heeft aangegeven dat dit geen (her)vestiging betreft, maar een uitbreiding op afstand, waarop het salderingsprincipe niet van toepassing is. In het kader van de totstandkoming van het plan is het project binnen de gemeente beoordeeld als een nieuwvestiging. Echter, steeds is hetzelfde plan beoordeeld, namelijk de realisatie van een pluimveestal op een nieuwe locatie aan de Dollerweg, zonder bedrijfswoning. De kwalificatie als hetzij nieuwvestiging, hetzij uitbreiding op afstand doet daar niets aan af, aldus de raad.
3.2. Aan het plangebied is de bestemming "Agrarisch - Bedrijf" toegekend met de aanduidingen "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied" en "bedrijfswoning uitgesloten".
Ingevolge artikel 4, lid 4.1.1, van de planregels zijn de voor "Agrarisch - Bedrijf" aangewezen gronden bestemd voor:
a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat per bestemmingsvlak ten hoogste één agrarisch bedrijf is toegestaan;
b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf in de vorm van intensieve veehouderij, met dien verstande dat per bestemmingsvlak ten hoogste één intensieve veehouderij is toegestaan en de aanwezigheid van de intensieve veehouderij niet leidt tot meer dan één agrarisch bedrijf per bestemmingsvlak;
c. landbouwontwikkelingsgebied, ter plaatse van de aanduiding "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied";
d. het behoud, de versterking en/of het herstel van de landschappelijke inbedding van het agrarisch bedrijf;
met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen, erven en agrarische gronden.
Ingevolge lid 4.2, onder c, geldt voor bedrijfswoningen bovendien dat per bestemmingsvlak ten hoogste één bedrijfswoning mag worden gebouwd, dan wel zoveel als aanwezig zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" geen bedrijfswoning is toegestaan;
3.3. Ingevolge artikel 2.9.2, eerste lid, van de Omgevingsverordening Overijssel 2009 dienen bestemmingsplannen voor gebieden die zijn opgenomen in het reconstructieplan, wat betreft de mogelijkheden van bebouwing en het gebruik van gronden en opstallen, in overeenstemming te zijn met het reconstructieplan.
3.4. Ingevolge het reconstructieplan, paragraaf 5.6.1, is de vestiging van nieuwe agrarische bouwpercelen voor intensieve veehouderijen alleen mogelijk als:
1. een ondernemer zijn intensieve veehouderij verplaatst voor het realiseren van publieke belangen;
2. een ondernemer op de huidige locatie geen ontwikkelingsmogelijkheden meer heeft en zijn intensieve veehouderij verplaatst naar een locatie waar wel ontwikkelingsmogelijkheden zijn.
De te verplaatsen intensieve veehouderij dient volgens het reconstructieplan een volwaardig bedrijf te zijn. Aan de vestiging van een nieuw agrarisch bouwperceel voor de intensieve veehouderij is de voorwaarde verbonden dat op de uitplaatsinglocatie of locaties in de provincie Overijssel het agrarische bouwperceel of de agrarische bouwpercelen voor de intensieve veehouderij planologisch en juridisch wordt dan wel worden opgeheven. Deze voorwaarde wordt "saldering" genoemd, aldus het reconstructieplan.
In een aantal gevallen kan volgens het reconstructieplan van de voorwaarde van "salderen" worden afgeweken, waaronder bij lopende initiatieven. Lopende initiatieven waarvoor voor het besluit tot het ter inzage leggen van de Ontwerp Omgevingsvisie genomen op 18 december 2008 de aanvragen voor de bouwvergunning ingediend zijn, kunnen zonder de voorwaarde van "saldering" afgerond worden.
3.5. [belanghebbende] exploiteert samen met zijn vader een pluimveebedrijf op het perceel [locatie 2]. Ten behoeve van [belanghebbende] is in september 2008 een principeverzoek ingediend voor het oprichten van een nieuw bedrijf aan de Dollerweg. In het nadere verzoek van 20 november 2009 is aangegeven dat het om een nieuw pluimveebedrijf zal gaan dat geheel los van het bedrijf op de [locatie 2] zal worden geëxploiteerd en waarvoor een afzonderlijke milieuvergunning is aangevraagd.
3.6. Volgens de plantoelichting is het bedrijf in de bestaande omvang niet groot genoeg voor twee volwaardige inkomens en is uitbreiding op de locatie [locatie 2] niet mogelijk vanwege de verhoging van de geuremissie die uitbreiding aldaar met zich zou brengen. De nieuwe locatie aan de Dollerweg, een onbebouwd graslandperceel, is op ruim 200 m van [locatie 2] gelegen. Aldaar zal geen bedrijfswoning mogelijk worden gemaakt, omdat op de locatie aan de [locatie 2] reeds twee bedrijfswoningen aanwezig zijn, aldus de plantoelichting.
3.7. De voorzitter overweegt dat volgens het reconstructieplan bij nieuwvestiging in beginsel de salderingseis geldt. Bij onder meer "lopende initiatieven" kan worden afgeweken van die eis. In het kader van de voorbereiding van het plan is het project voor de vestiging van een pluimveebedrijf als een dergelijk initiatief aangemeld bij het college. Het college heeft zich niet uitgelaten over de vraag of het gaat om een lopend initiatief voor nieuwvestiging in de zin van het reconstructieplan, maar het project aangemerkt als een uitbreiding op afstand, waarvoor volgens het college geen saldering is vereist. Onduidelijk is gebleven welke betekenis een uitbreiding op afstand heeft in het licht van het reconstructieplan. Naar het oordeel van de voorzitter bestaat voorts gerede twijfel over hoe het project dat met het plan mogelijk wordt gemaakt moet worden gekwalificeerd. Vooralsnog is onduidelijk of het project valt onder een van de gevallen waarin de salderingsregeling niet van toepassing is. Onder deze omstandigheden is de voorzitter er voorshands niet van overtuigd dat het plan zich verdraagt met artikel 2.9.2, eerste lid, van de Omgevingsverordening Overijssel 2009, in samenhang met het reconstructieplan.
4. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. De overige gronden van het verzoek behoeven geen bespreking.
5. De raad dient ten aanzien van [verzoeker sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is ten aanzien van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 3] niet gebleken.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Tubbergen van 10 december 2012, nummer 12B, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Langeveen, Dollerweg ong.";
II. veroordeelt de raad van de gemeente Tubbergen tot vergoeding van bij [verzoeker sub 2] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 49,08 (zegge: negenenveertig euro en acht cent);
III. gelast dat de raad van de gemeente Tubbergen aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:
- € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) voor [verzoeker sub 1A] en [verzoekster sub 1B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
- € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) voor [verzoeker sub 2];
- € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [verzoeker sub 3].
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Zwemstra
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2013
91.