ECLI:NL:RVS:2013:BZ7445

Raad van State

Datum uitspraak
27 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201204433/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • N.S.J. Koeman
  • P.A. Koppen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om nadeelcompensatie na verkeersbesluit en omzetdaling meubelzaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, die op 23 maart 2012 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het hoger beroep betreft de afwijzing van een verzoek om nadeelcompensatie door het college van burgemeester en wethouders van Venlo, dat op 2 november 2010 werd genomen. [Appellant], exploitant van een meubelzaak, stelde dat de omzet van zijn winkel met ongeveer 70 procent was gedaald als gevolg van een verkeersbesluit dat de aansluiting van de Stalbergweg op de Burgemeester van Rijnsingel voor andere bestuurders dan fietsers en bromfietsers had afgesloten. Het college had het verzoek om schadevergoeding afgewezen, onder verwijzing naar een advies van TOG Nederland Zuid B.V. dat stelde dat het verkeersbesluit niet de oorzaak was van de omzetdaling. De rechtbank benoemde de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) als deskundige, die concludeerde dat de omzetdaling niet uitsluitend aan het verkeersbesluit kon worden toegeschreven. [Appellant] voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hij niet had aangetoond dat er een oorzakelijk verband bestond tussen het verkeersbesluit en de schade. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat [appellant] niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn claims. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

?201204433/1/A2.
Datum uitspraak: 27 maart 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Venlo,
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 23 maart 2012 in zaak nr. 11/412 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Venlo.
Procesverloop
Bij besluit van 2 november 2010 heeft het college een verzoek van [appellant] om nadeelcompensatie afgewezen.
Bij besluit van 1 februari 2011 heeft het het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 maart 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 februari 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. J. Schoneveld, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.M.G. Vincken, werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij besluit van 1 september 2008 (hierna: het verkeersbesluit) heeft het college de aansluiting van de Stalbergweg op de Burgemeester van Rijnsingel voor andere bestuurders dan fietsers en bromfietsers afgesloten.
Bij brief van 12 januari 2010 heeft [appellant], die ten tijde van het verkeersbesluit exploitant was van een winkel in het pand aan de [locatie], waarin meubelen werden verkocht (hierna: de meubelzaak), het college verzocht om vergoeding van de schade als gevolg van dat besluit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het passantenverkeer na de afsluiting van die aansluiting is afgenomen en de omzet van de meubelzaak op jaarbasis met ongeveer 70 procent is verminderd.
2. Naar aanleiding van het verzoek heeft het college advies gevraagd aan TOG Nederland Zuid B.V. (hierna: TOG). Volgens een advies van TOG van 21 oktober 2010 is het verkeersbesluit niet de oorzaak van de afname van de omzet van meubelzaak. Daartoe heeft TOG in aanmerking genomen dat de omzet van de meubelzaak in de periode van 2000 tot en met de eerste helft van 2010 sterk fluctueerde en het nettoresultaat sinds 2006 negatief is. Voorts heeft zij in aanmerking genomen dat de omzet in 2009 ten opzichte van 2008 weliswaar sterk is gedaald, maar het effect van het verkeersbesluit op de omzet minimaal is, omdat de meubelzaak voorheen slechts via de achtergelegen woonwijk en niet via de drukke rondweg bereikbaar was, deze niet op een zogenoemde zichtlocatie gevestigd was en de Stalbergweg voor voetgangers en fietsers nog steeds in twee richtingen te gebruiken is. Verder zijn in het advies andere oorzaken van de omzetdaling vermeld. In dit verband is uiteengezet dat de economische recessie invloed op de consumentenbestedingen aan duurzame luxe goederen, als meubels en lampen, heeft gehad, de markt voor donkere koloniale meubelen op zijn retour is, de meubelbranche met grote omzetdalingen te kampen heeft, [appellant] sinds 2009 geen reclame heeft gemaakt en de openingstijden van de meubelzaak heeft beperkt, online kopen via de website van de meubelzaak niet mogelijk is en slechts een beperkt aantal showroommodellen op de website worden getoond.
3. Het college heeft dat advies aan de afwijzing ten grondslag gelegd.
4. De rechtbank heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (hierna: de StAB) tot deskundige benoemd voor het doen van nader onderzoek. In een verslag van dat onderzoek van 2 november 2011 heeft de StAB de rechtbank bericht dat een aantal van de door TOG vermelde oorzaken van de omzetderving in meer of mindere mate aan de omzetderving heeft bijgedragen, niet is vast te stellen, in welke mate dat het geval is en [appellant] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, in hoeverre die omzetderving een gevolg van het verkeersbesluit is.
5. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het verkeersbesluit niet los gezien kan worden van de reconstructie van het Koninginneplein, zoals omschreven in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (hierna: het GVVP), en dat plan het voornemen behelst om de wijk verkeersluw te maken.
5.1. Dienaangaande wordt overwogen dat [appellant] het GVVP niet alleen of mede aan het afgewezen verzoek ten grondslag heeft gelegd, zodat de rechtbank de gevolgen ervan, wat daar verder van zij, terecht niet bij de beoordeling van de afwijzing heeft betrokken.
Het betoog faalt.
6. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank, door te overwegen dat het college terecht door hem niet aannemelijk gemaakt heeft geacht dat hij als gevolg van het verkeersbesluit schade heeft geleden, heeft miskend dat hij aan zijn bewijslast ter zake van het bestaan van een oorzakelijk verband heeft voldaan, de gevel van het gebouw een blikvanger is, passanten tot de tenuitvoerlegging van het verkeersbesluit een zekere bijdrage aan de omzet van de meubelzaak hebben geleverd en de in het advies van TOG van 21 oktober 2010 vermelde andere oorzaken van de omzetdaling van de meubelzaal de hoogte ervan niet kunnen verklaren.
6.1. In het aan de afwijzing ten grondslag gelegde advies van TOG is geconcludeerd dat het verkeersbesluit slechts een gering effect op de omzet van de meubelzaak heeft gehad. Dat [appellant], die geen deskundigenrapport heeft overgelegd, waarin het advies gemotiveerd is weersproken, het met dat onderdeel van het advies niet eens is en er kritische kanttekeningen bij heeft geplaatst, betekent niet dat het door TOG verrichte onderzoek onzorgvuldig of onvolledig is geweest. Een concreet aanknopingspunt voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van dat onderdeel van het advies heeft [appellant] niet naar voren gebracht. Onder die omstandigheden heeft de rechtbank in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college ten onrechte door [appellant] niet aannemelijk gemaakt heeft geacht dat hij als gevolg van het verkeersbesluit onevenredige, buiten het normale ondernemersrisico vallende, schade heeft geleden.
Het betoog faalt.
7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. N.S.J. Koeman en mr. P.A. Koppen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Hazen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2013
452.