201205475/1/A1.
Datum uitspraak: 3 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te Deurne,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 23 april 2012 in zaak nr. 11/3980 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Deurne.
Bij besluit van 18 oktober 2011 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KPN B.V. vrijstelling en een lichte bouwvergunning onder voorwaarden verleend voor het plaatsen van een mast ten behoeve van mobiele telefonie op het perceel [locatie a] te Deurne (hierna: het perceel).
Bij uitspraak van 23 april 2012 heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 januari 2012, waar [appellanten], en het college, vertegenwoordigd door mr. F.P.G. Ricken-Cleven, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting KPN B.V., vertegenwoordigd door mr. L. van Steenoven, gehoord.
1. Ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), zoals deze luidde ten tijde van belang, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat burgemeester en wethouders met inachtneming van de in het plan vervatte regelen bevoegd zijn van bij het plan aan te geven voorschriften vrijstelling te verlenen.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, kan bij het plan worden bepaald, dat vrijstelling van bepaalde voorschriften kan worden verleend mits vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van de vrijstelling geen bezwaar hebben.
Ingevolge het derde lid, voor zover thans van belang, mogen aan een vrijstelling als bedoeld onder a van het eerste lid slechts voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de belangen, ten behoeve waarvan de bepalingen, waarvan vrijstelling wordt verleend, in het plan zijn opgenomen.
Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Walsberg"(hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Verkeersdoeleinden".
Ingevolge artikel 10.2.2 van de planvoorschriften geldt voor het bouwen van een mast dat de hoogte niet meer dan 12 meter mag bedragen.
Ingevolge artikel 14.1, aanhef en onder d, zijn burgemeester en wethouders, indien niet op grond van een andere bepaling van deze voorschriften vrijstelling kan worden verleend, bevoegd, nadat de procedure genoemd in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is gevolgd, vrijstelling te verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor het gebruik van gronden en opstallen voor GSM-installaties en GSM-masten gericht op het ontvangen en/of verzenden van telecommunicatiedataverkeer, met inbegrip van de daarbij behorende technische installatie(s), met dien verstande dat de navolgende criteria in acht dienen te worden genomen:
1. Inpassing in het landschap; bij de plaatsing van de GSM-installatie en -masten moet zoveel mogelijk het beginsel van site-sharing en het beginsel van roaming worden gehanteerd tenzij dit, blijkens een voldoende onderbouwde motivering, technisch niet mogelijk is of in redelijkheid niet kan worden verlangd.
2. Inpassing in stedenbouwkundig opzicht; GSM-installaties en -masten dienen zoveel mogelijk aan het karakter van de directe omgeving te worden aangepast om te voorkomen dat het aangezicht in stedenbouwkundig opzicht te veel wordt aangetast.
3. De hoogte van GSM-installaties mag niet meer dan 5 meter bedragen, de hoogte van GSM-masten mag niet meer dan 40 meter bedragen.
2. Niet in geschil is dat het bouwplan, vanwege de hoogte van de mast, in strijd is met het bestemmingsplan. Om het bouwplan niettemin te kunnen realiseren heeft het college krachtens artikel 15, eerste lid, van de WRO vrijstelling van het bestemmingsplan verleend.
3. De beslissing al dan niet vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan behoort tot de bevoegdheden van - in dit geval - het college, waarbij het college beleidsvrijheid heeft en de rechter de beslissing terughoudend moet toetsen, dat wil zeggen zich moet beperken tot de vraag of het dagelijks bestuur in redelijkheid tot zijn besluit om vrijstelling te verlenen heeft kunnen komen.
4. Het betoog van [appellanten] dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college ten onrechte niet heeft getoetst of de mast een zelfstandig gebiedsvreemd element is faalt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat niet gebleken is dat het college dit had moeten onderzoeken. In het bestemmingsplan, de beleidsnotitie 'Antennes en zendmasten voor mobiele telefonie in Deurne' (hierna: de beleidsnotitie) noch de welstandsnota is dit als een zelfstandig toetsingscriterium neergelegd. Het bestemmingsplan maakt, weliswaar na het verlenen van ontheffing, het plaatsen van een GSM-mast als hier aan de orde mogelijk. Verder is anders dan [appellanten] betogen, niet gebleken dat het bouwplan niet in zijn totaliteit door de welstandscommissie is beoordeeld, nu de welstandscommissie op 17 september 2008 een welstandsadvies heeft uitgebracht op basis van de bouwtekeningen en een op verzoek van de welstandscommissie toegezonden situatieschets waarop de gehele antenne is weergegeven.
5. [appellanten] betogen voorts dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de locatie aan [locatie b] een geschikt alternatief is, nu de dekkingsgraad goed is en er aanmerkelijk minder bezwaren zijn met betrekking tot deze locatie. In dit verband wijzen zij op de beleidsnotitie, waaruit volgt dat het college dient aan te tonen waarom het noodzakelijk is om de meest optimale dekkingsgraad na te streven, aldus [appellanten].
5.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 24 maart 2010 in zaak nr. 200904858/1), dient het bestuursorgaan te beslissen op de aanvraag, zoals die is ingediend. Indien het plan op zichzelf aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door de verwezenlijking van die alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren.
5.2. Anders dan [appellanten] stellen, volgt uit de beleidsnotitie niet dat het college dient aan te tonen waarom het noodzakelijk is om de meest optimale dekkingsgraad na te streven. Uit de beleidsnotitie volgt dat het college per gebiedstype aangeeft welke dekkingsraad het minimaal noodzakelijk acht. Volgens de beleidsnotitie geldt voor de bebouwde kom een hoge dekkingsgraad. Het uitgangspunt is dat binnen de bebouwde kom zowel binnenshuis, buitenshuis als in de auto uitstekend mobiel getelefoneerd moet kunnen worden. Ter zitting is door het college toegelicht dat de mast dient voor het gebruik van mobiele telefonie in de wijk Walsberg.
KPN B.V. heeft gesteld dat de locatie aan de [locatie a] een beter resultaat oplevert met betrekking tot de dekkingsgraad en de mate van storingsgevoeligheid in de wijk Walsberg dan de locatie aan [locatie b]. [appellanten] hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit standpunt onjuist is. Het college heeft zich derhalve in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de locatie aan [locatie b] geen gelijkwaardig resultaat oplevert. Reeds hierom behoeft het betoog dat deze locatie aanmerkelijk minder bezwaren zou opleveren, geen verdere bespreking.
6. [appellanten] hebben hun betoog dat het bouwplan zal leiden tot waardedaling van hun woningen niet onderbouwd. Er bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardedaling zodanig zal zijn dat het college bij de afweging van belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het bouwplan zijn gemoeid.
7. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd bestaat derhalve geen grond voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen voor het plaatsen van de mast op het perceel. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.
8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 april 2013