ECLI:NL:RVS:2013:BZ7584

Raad van State

Datum uitspraak
3 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201207931/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Hoekstra
  • W.G. Timmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Lombardijen vastgesteld door de gemeente Rotterdam

Op 28 juni 2012 heeft de raad van de gemeente Rotterdam het bestemmingsplan "Lombardijen" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de appellant, wonend te Rotterdam, beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de appellant heeft nadere stukken ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 maart 2013, waar de raad vertegenwoordigd was door mr. M. de Weger, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door ir. R.J.T.M. Volman.

Het bestemmingsplan is bedoeld als een actualisering van eerdere bestemmingsplannen en heeft een consoliderend karakter. In vergelijking met het ontwerpplan is het plan gewijzigd vastgesteld, onder andere naar aanleiding van een zienswijze van AM B.V. en AM Grondbedrijf B.V. De wijziging betreft de introductie van de bestemming "Woongebied" ter plaatse van "Vlek E", wat een verruiming van de bouwmogelijkheden met zich meebrengt. In het ontwerpplan waren op deze gronden bestemmingen "Wonen - 1" en "Tuin" voorzien.

De appellant is van mening dat de gewijzigde vaststelling van het plan zijn woongenot verslechtert, vooral wat betreft het uitzicht vanuit zijn woning. De raad heeft echter gesteld dat de verruiming van de bouwmogelijkheden de uniformiteit van het plan ten goede komt en dat de gevolgen voor de appellant niet onredelijk zijn, gezien de afstand tussen zijn woning en het bouwvlak.

De Afdeling heeft geoordeeld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gevolgen van de verruimde bouwmogelijkheden zodanig zijn dat de raad hieraan in redelijkheid een zwaarder gewicht had moeten toekennen dan aan het belang van de realisering van het plan. De Afdeling ziet geen aanleiding om te oordelen dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van de appellant is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201207931/1/R4.
Datum uitspraak: 3 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Rotterdam,
en
de raad van de gemeente Rotterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 juni 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Lombardijen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 maart 2013, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. M. de Weger, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door ir. R.J.T.M. Volman, is verschenen.
Overwegingen
1. Het plan dient als actualisering van een aantal bestemmingsplannen en is consoliderend van aard.
2. Het plan is ten opzichte van het ontwerp van het plan gewijzigd vastgesteld, naar aanleiding van een zienswijze van AM B.V. en AM Grondbedrijf B.V. De wijziging behelst onder andere de introductie van de bestemming "Woongebied" ter plaatse van "Vlek E", zoals weergegeven op de kaart die als bijlage 1 behoort bij artikel 34 van de planregels en die als zodanig deel uitmaakt van het plan. In het ontwerpplan rustten op de desbetreffende gronden de bestemmingen "Wonen - 1" en "Tuin".
Ingevolge artikel 34, lid 34.2.3, onder a, b en c, van de planregels mogen binnen "Vlek E" ter plaatse van het bouwvlak 4 woningen met twee bouwlagen worden gerealiseerd. Deze regeling impliceert voor de desbetreffende gronden een verruiming van de bouwmogelijkheden ten opzichte van het ontwerpplan.
3. [appellant] kan zich niet met de gewijzigde vaststelling verenigen, voor zover het de introductie van de bestemming "Woongebied" en de daarmee gepaard gaande verruimde bouwmogelijkheden ter plaatse van "Vlek E" betreft. Hij voert aan dat de verruimde bouwmogelijkheden ten opzichte van het ontwerpplan met zich brengen dat zijn woongenot verslechtert, vooral wat betreft het uitzicht vanuit zijn woning. De raad heeft in zoverre onvoldoende rekening gehouden met zijn belangen, aldus [appellant].
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de verruiming van de bouwmogelijkheden de uniformiteit van het plan ten goede komt. De gevolgen voor [appellant] acht de raad niet onredelijk, onder meer gezien de afstand tussen diens woning en het desbetreffende bouwvlak.
3.2. De gewijzigde vaststelling van het plan heeft onder meer als gevolg dat op een afstand van circa 15 meter van de woning van [appellant] woningen met twee bouwlagen mogen worden gerealiseerd, op gronden waar in het ontwerpplan gebouwen met slechts één bouwlaag waren voorzien. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat een dergelijke stedenbouwkundige situatie - woningen met twee bouwlagen op een afstand van circa 15 meter van andere woningen - elders in het plangebied ook voorkomt.
De ten opzichte van het ontwerpplan verruimde bouwmogelijkheden hebben mogelijk gevolgen voor het uitzicht van [appellant]. [appellant] heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat die gevolgen zodanig zijn dat de raad hieraan in redelijkheid een zwaarder gewicht had moeten toekennen dan aan het belang dat met de realisering van het plan is gediend.
4. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Timmerman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 april 2013
431-783.