ECLI:NL:RVS:2013:BZ7623

Raad van State

Datum uitspraak
3 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201300442/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • C.C.V. Fenwick
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Buitengebied gemeente Lingewaal

Op 3 april 2013 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het geding tussen een verzoeker en de raad van de gemeente Lingewaal. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van het besluit van de raad van de gemeente Lingewaal van 9 oktober 2012, waarbij het bestemmingsplan "Buitengebied" werd vastgesteld. De verzoeker had beroep ingesteld tegen dit besluit en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzitter overwoog dat ingevolge artikel 8.2 van de Wet ruimtelijke ordening, in samenhang met artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht, beroep slechts kan worden ingesteld door belanghebbenden die tijdig een zienswijze hebben ingediend. De voorzitter concludeerde dat de verzoeker geen zienswijze had ingediend en dat er geen rechtvaardiging was voor het niet indienen van een zienswijze. De omstandigheid dat de verzoeker eerder een brief naar de gemeente had gestuurd, was niet voldoende om hem te ontslaan van de verplichting om een zienswijze in te dienen.

De voorzitter gaf aan dat het oordeel voorlopig was en niet bindend in de bodemprocedure. Gelet op de omstandigheden werd verwacht dat de Afdeling in de bodemprocedure het beroep niet-ontvankelijk zou verklaren. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De beslissing werd genomen zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201300442/2/R2.
Datum uitspraak: 3 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Heukelum, gemeente Lingewaal,
en
de raad van de gemeente Lingewaal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 oktober 2012 heeft de raad van de gemeente Lingewaal het bestemmingsplan "Buitengebied" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 maart 2013, waar [verzoeker], bijgestaan door G.P.S. Moerenhout, en de raad, vertegenwoordigd door mr. P. Engelvaart en M.H. van Kuijl, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
[verzoeker] heeft, zoals ter zitting is bevestigd, geen zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren gebracht bij de raad.
3. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de Awb, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze bij de raad naar voren heeft gebracht. Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
Van dit laatste is de voorzitter niet gebleken. Naar het oordeel van de voorzitter is geen rechtvaardiging gelegen in de door [verzoeker] gestelde omstandigheid dat hij op 9 oktober 2011 - ten tijde van de terinzagelegging van het voorontwerpplan - een brief naar de gemeente heeft verstuurd en, naar hij ter zitting heeft gesteld, in afwachting van een reactie hierop was. Deze omstandigheid kan er niet toe leiden dat [verzoeker] niet gehouden was een zienswijze tegen het plan in te dienen, temeer nu [verzoeker] heeft aangegeven dat een reactie van gemeentezijde was uitgebleven.
Ook anderszins bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het niet naar voren brengen van een zienswijze verschoonbaar moet worden geacht. De raad was op grond van de wet of het ongeschreven recht niet gehouden [verzoeker] persoonlijk van het ontwerpbesluit op de hoogte te stellen. [verzoeker] heeft zijn stelling dat namens de raad was toegezegd dat hij persoonlijk van het ontwerpbesluit op de hoogte zou worden gesteld, niet aannemelijk gemaakt.
4. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter valt te verwachten dat de Afdeling in de bodemprocedure zal oordelen dat het beroep niet-ontvankelijk is.
5. Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaan geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C.C.V. Fenwick, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Fenwick
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 april 2013
608.