ECLI:NL:RVS:2013:BZ7641

Raad van State

Datum uitspraak
10 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201207309/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • D.A.B. Montagne
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen omgevingsvergunning voor opvang van gehandicapte kinderen te Zeist

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] en anderen tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 13 juli 2012, waarin het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zeist ongegrond werd verklaard. Het college had op 28 juli 2011 een omgevingsvergunning verleend aan de stichting Stichting Trajectum Novum voor het gebruik van het Struikroverspaviljoen, de werkplaats en de berging ten behoeve van de opvang van gehandicapte kinderen op het perceel Verlengde Slotlaan 109 te Zeist.

De rechtbank oordeelde dat de opvang van gehandicapte kinderen niet in strijd is met de bestemming van het perceel, dat is aangewezen voor openbare, sociale en culturele doeleinden. De rechtbank heeft de bezwaren van [appellant] en anderen, die zich tegen de vergunning verzetten, niet gegrond verklaard. In hoger beroep betogen [appellant] en anderen dat de rechtbank ten onrechte de bezwaren van derden onbesproken heeft gelaten en dat wonen op het perceel niet is toegestaan volgens het bestemmingsplan.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 28 februari 2013 ter zitting behandeld. De Afdeling concludeert dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de opvang van gehandicapte kinderen niet in strijd is met de bestemmingsplanvoorschriften. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 10 april 2013.

Uitspraak

201207309/1/A1.
Datum uitspraak: 10 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, wonend te Zeist,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 13 juli 2012 in zaak nr. 12/871 in het geding tussen:
[appellant] en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Zeist.
Procesverloop
Bij besluit van 28 juli 2011 heeft het college aan de stichting Stichting Trajectum Novum (hierna: vergunninghouder) omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van het Struikroverspaviljoen, de werkplaats en de berging ten behoeve van de opvang van gehandicapte kinderen op het perceel Verlengde Slotlaan 109 te Zeist (hierna: het perceel).
Bij besluit van 6 maart 2012 heeft het college, voor zover hier van belang, het door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard en het besluit zodanig gewijzigd dat het een wijziging van de ontheffing en bouwvergunning van 19 april 2010 betreft, die inhoudt dat de daaraan verbonden voorwaarde komt te vervallen dat uiterlijk binnen een maand na oplevering van de nieuwbouw van zeven wooneenheden op het perceel het Struikroverspaviljoen, de werkplaats en de berging conform de sloopvergunning van 19 april 2010 dienen te worden afgebroken.
Bij uitspraak van 13 juli 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 februari 2013, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Apeldoorn, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.A.H. Beenen-Oskam, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte de bezwaren van derden, waarnaar zij in hun beroepschrift verwijzen, onbesproken heeft gelaten.
1.1. In hun beroepschrift hebben [appellant] en anderen vermeld dat de gronden die [1 der appellanten] en anderen en de Vereniging Lyceumkwartier Zeist aan hun bezwaarschriften ten grondslag hebben gelegd, als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd.
De rechtbank heeft deze gronden terecht buiten beschouwing gelaten, nu deze bezwaren, die niet door [appellant] en anderen zelf naar voren zijn gebracht, reeds uitgebreid zijn behandeld in het advies van de adviescommissie bezwaarschriften (hierna: de commissie) en [appellant] en anderen noch in hun beroepschrift noch desgevraagd ter zitting nader hebben geconcretiseerd welke gronden zij herhaald en ingelast willen zien en waarom zij dat wensen.
Ook in hoger beroep volstaan [appellant] en anderen met een verwijzing naar die bezwaarschriften zonder nadere concretisering van de gronden, waardoor de Afdeling deze buiten beschouwing laat en zich zal beperken tot de gronden die in het hogerberoepschrift zijn aangevoerd. De Afdeling leidt uit het hogerberoepschrift alsmede de ter zitting gegeven toelichting daarop af dat slechts de strijd met het bestemmingsplan "Lyceumkwartier" in geding is.
Het betoog faalt.
2. [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat wonen op het perceel niet is toegestaan op grond van het bestemmingsplan.
2.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de opvang van gehandicapte kinderen niet in strijd is met de voor het perceel geldende bestemming "Openbare, sociale en culturele doeleinden". In de doeleindenomschrijving in artikel 8, eerste lid, van de planvoorschriften worden gast- en verpleeginrichtingen, gebouwen voor de gezondheidsdienst en daarmee gelijk te stellen gebouwen expliciet genoemd. Niet valt in te zien waarom de residentiële opvang van gehandicapte kinderen niet binnen de doeleindenomschrijving valt. Voorts heeft de rechtbank terecht overwogen dat ook uit de ontheffing en bouwvergunning van 19 april 2010 volgt dat de opvang van gehandicapte kinderen op zichzelf niet in strijd is met die bestemming en dat besluit in rechte onaantastbaar is. De ontheffing had immers alleen betrekking op het overschrijden van het toegestane bebouwingspercentage als bedoeld in de planvoorschriften.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Montagne
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2013
374-761.