201207309/1/A1.
Datum uitspraak: 10 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, wonend te Zeist,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 13 juli 2012 in zaak nr. 12/871 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Zeist.
Bij besluit van 28 juli 2011 heeft het college aan de stichting Stichting Trajectum Novum (hierna: vergunninghouder) omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van het Struikroverspaviljoen, de werkplaats en de berging ten behoeve van de opvang van gehandicapte kinderen op het perceel Verlengde Slotlaan 109 te Zeist (hierna: het perceel).
Bij besluit van 6 maart 2012 heeft het college, voor zover hier van belang, het door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard en het besluit zodanig gewijzigd dat het een wijziging van de ontheffing en bouwvergunning van 19 april 2010 betreft, die inhoudt dat de daaraan verbonden voorwaarde komt te vervallen dat uiterlijk binnen een maand na oplevering van de nieuwbouw van zeven wooneenheden op het perceel het Struikroverspaviljoen, de werkplaats en de berging conform de sloopvergunning van 19 april 2010 dienen te worden afgebroken.
Bij uitspraak van 13 juli 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 februari 2013, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Apeldoorn, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.A.H. Beenen-Oskam, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
1. [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte de bezwaren van derden, waarnaar zij in hun beroepschrift verwijzen, onbesproken heeft gelaten.
1.1. In hun beroepschrift hebben [appellant] en anderen vermeld dat de gronden die [1 der appellanten] en anderen en de Vereniging Lyceumkwartier Zeist aan hun bezwaarschriften ten grondslag hebben gelegd, als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd.
De rechtbank heeft deze gronden terecht buiten beschouwing gelaten, nu deze bezwaren, die niet door [appellant] en anderen zelf naar voren zijn gebracht, reeds uitgebreid zijn behandeld in het advies van de adviescommissie bezwaarschriften (hierna: de commissie) en [appellant] en anderen noch in hun beroepschrift noch desgevraagd ter zitting nader hebben geconcretiseerd welke gronden zij herhaald en ingelast willen zien en waarom zij dat wensen.
Ook in hoger beroep volstaan [appellant] en anderen met een verwijzing naar die bezwaarschriften zonder nadere concretisering van de gronden, waardoor de Afdeling deze buiten beschouwing laat en zich zal beperken tot de gronden die in het hogerberoepschrift zijn aangevoerd. De Afdeling leidt uit het hogerberoepschrift alsmede de ter zitting gegeven toelichting daarop af dat slechts de strijd met het bestemmingsplan "Lyceumkwartier" in geding is.
2. [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat wonen op het perceel niet is toegestaan op grond van het bestemmingsplan.
2.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de opvang van gehandicapte kinderen niet in strijd is met de voor het perceel geldende bestemming "Openbare, sociale en culturele doeleinden". In de doeleindenomschrijving in artikel 8, eerste lid, van de planvoorschriften worden gast- en verpleeginrichtingen, gebouwen voor de gezondheidsdienst en daarmee gelijk te stellen gebouwen expliciet genoemd. Niet valt in te zien waarom de residentiële opvang van gehandicapte kinderen niet binnen de doeleindenomschrijving valt. Voorts heeft de rechtbank terecht overwogen dat ook uit de ontheffing en bouwvergunning van 19 april 2010 volgt dat de opvang van gehandicapte kinderen op zichzelf niet in strijd is met die bestemming en dat besluit in rechte onaantastbaar is. De ontheffing had immers alleen betrekking op het overschrijden van het toegestane bebouwingspercentage als bedoeld in de planvoorschriften.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Montagne
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2013