201207311/1/A1.
Datum uitspraak: 10 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, allen wonend te Zeist,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 13 juli 2012 in zaak nr. 12/872 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Zeist.
Bij besluit van 4 juli 2011 heeft het college aan [vergunninghoudster] omgevingsvergunning verleend voor het slopen van het bestaande gebouw, het bouwen van een nieuwe school en het kappen van diverse bomen op het perceel [locatie] (hierna: het perceel) te Zeist.
Bij besluit van 6 maart 2012 heeft het college, voor zover hier van belang, het door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, ten behoeve van het bouwplan alsnog omgevingsvergunning verleend voor de activiteit planologisch strijdig gebruik en de omgevingsvergunning voor het overige in stand gelaten.
Bij uitspraak van 13 juli 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de stichting Stichting Dokter C.P. van Leersumschool een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 februari 2013, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Apeldoorn, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.A.H. Beenen-Oskam, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar de stichting, vertegenwoordigd door mr. S.G.A. de Boer, advocaat te Utrecht, gehoord.
1. [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte de bezwaren van derden, waarnaar zij in hun beroepschrift verwijzen, onbesproken heeft gelaten.
1.1. In hun beroepschrift hebben [appellant] en anderen vermeld dat de gronden die [3 appellanten] aan hun bezwaarschriften ten grondslag hebben gelegd, als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd.
De rechtbank heeft deze gronden terecht buiten beschouwing gelaten, nu deze bezwaren, die niet door [appellant] en anderen zelf naar voren zijn gebracht, reeds uitgebreid zijn behandeld in het advies van de adviescommissie bezwaarschriften (hierna: de commissie) en [appellant] en anderen noch in hun beroepschrift noch desgevraagd ter zitting nader hebben geconcretiseerd welke gronden zij herhaald en ingelast willen zien en waarom zij dat wensen.
Ook in hoger beroep volstaan [appellant] en anderen met een verwijzing naar de bezwaarschriften van genoemde personen zonder nadere concretisering van de gronden, waardoor de Afdeling deze buiten beschouwing heeft gelaten en zich zal beperken tot de gronden die in het hogerberoepschrift zijn aangevoerd. De Afdeling leidt uit het hogerberoepschrift, alsmede de ter zitting gegeven toelichting daarop, de volgende beroepsgronden af.
2. [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat gelet op de ter plaatse geldende bestemming, de met het bouwplan voorziene protestants-christelijke school voor speciaal onderwijs niet is toegestaan.
2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Lyceumkwartier" rust op het perceel de bestemming "Openbare, sociale en culturele doeleinden".
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor openbare, sociale en culturele doeleinden zoals scholen, leeszalen, verenigingsgebouwen, gast- en verpleeginrichtingen, gebouwen voor de gezondheidsdienst en daarmee gelijk te stellen gebouwen.
2.2. De rechtbank heeft onder verwijzing naar artikel 8, eerste lid, van de planvoorschriften met juistheid overwogen dat ter plaatse scholen, en derhalve ook de met het bouwplan voorziene protestants-christelijke school, zijn toegestaan. Uit dit planvoorschrift volgt, anders dan [appellant] en anderen betogen, niet dat ter plaatse uitsluitend openbare scholen zijn toegestaan.
3. [appellant] en anderen betogen voorts dat de rechtbank heeft miskend dat zij door de heroverweging naar aanleiding van het door hen gemaakte bezwaar in een nadeliger positie zijn geraakt, nu daarin ook een omgevingsvergunning voor de activiteit planologisch strijdig gebruik is verleend.
3.1. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de enkele omstandigheid dat naar aanleiding van de heroverweging van het besluit van 4 juli 2011 voor het bouwplan aanvullend omgevingsvergunning is verleend voor de activiteit planologisch strijdig gebruik, geen verslechtering van de positie van [appellant] en anderen met zich brengt, nu zowel het besluit van 4 juli 2011 als het besluit van 6 maart 2012 inhouden dat omgevingsvergunning wordt verleend voor hetzelfde bouwplan.
4. [appellant] en anderen betogen verder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college terecht het verzoek van [appellant] en anderen om proceskostenvergoeding in bezwaar heeft afgewezen.
4.1. Nu het besluit van 4 juli 2011 niet is herroepen, heeft de rechtbank op goede gronden overwogen dat het college het verzoek om proceskosten terecht heeft afgewezen. In de omstandigheid dat het college dat besluit bij besluit van 6 maart 2012 heeft aangevuld vanwege de overschrijding van het toegestane bebouwingspercentage als bedoeld in de planvoorschriften, heeft de rechtbank terecht geen aanleiding gezien voor een ander oordeel, nu het bouwplan zelf niet is gewijzigd.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Montagne
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2013