ECLI:NL:RVS:2013:BZ7645

Raad van State

Datum uitspraak
10 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201208449/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • I.S. Vreken-Westra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring voor woning in Amsterdam

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 12 juli 2012 zijn beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een urgentieverklaring ongegrond verklaarde. De aanvraag was ingediend op 30 juli 2011, maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze afgewezen op 15 augustus 2011. Het college stelde dat [appellant] niet voldeed aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring, omdat hij niet gedurende twee jaar onafgebroken in Amsterdam had gewoond en niet in een acute noodsituatie verkeerde. Het college heeft ook het bezwaar van [appellant] ongegrond verklaard op 1 december 2011.

De rechtbank bevestigde de afwijzing van het college, waarop [appellant] hoger beroep instelde. Tijdens de zitting op 28 februari 2013 werd [appellant] bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.H.J. van Riessen, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. M.A.H. van der Hijden. In hoger beroep was de centrale vraag of de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het toepassen van de hardheidsclausule rechtvaardigden.

[appellant] voerde aan dat zijn vrouw psychische problemen had die opgelost konden worden als zij weer in de nabijheid van haar familie in Amsterdam kon wonen. Hij stelde ook dat hij problemen ondervond in zijn werk, omdat zijn contract was vervangen door een korter contract. Het college had echter al in zijn beleid vastgelegd dat psychische problemen buiten beschouwing worden gelaten bij de beoordeling van urgentieverklaringen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het college zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

?201208449/1/A3.
Datum uitspraak: 10 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Rotterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 juli 2012 in zaak nr. 12/180 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 15 augustus 2011 heeft het college de aanvraag van [appellant] om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 1 december 2011 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 juli 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 februari 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.H.J. van Riessen, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.A.H. van der Hijden, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 14, tweede lid, van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2010 (hierna: de Huisvestingsverordening) kan een urgentieverklaring worden verleend indien de aanvrager:
a. in een acute noodsituatie verkeert;
b. op grond van medische of sociale redenen dringend woonruimte nodig heeft;
(…).
Ingevolge artikel 63 is het college bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar zijn oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening (hierna: de hardheidsclausule).
1.1. Bij de uitoefening van de bevoegdheid ingevolge artikel 14 van de Huisvestingsverordening hanteert het college beleidsregels die zijn neergelegd in Uitvoeringsinstructie 5 'Urgentieverklaring en medische indicatie'.
Volgens paragraaf 2, eerste volzin, is een urgentieverklaring bedoeld voor mensen die vanwege een levensbedreigende of levensontwrichtende woonsituatie, buiten hun schuld, dringend een (andere) woning nodig hebben, er alles aan gedaan hebben om het probleem op te lossen en zelf niet de mogelijkheid hebben een woning op redelijke termijn te vinden.
Volgens paragraaf 4.2. zijn voor een urgentieverklaring om medische of sociale redenen de volgende algemene voorwaarden van toepassing:
(…)
c. De aanvrager dient tenminste twee jaar in Amsterdam te wonen en het feitelijk woonadres komt overeen met het adres in de Gemeentelijke Basisadministratie, tenzij de aanvrager beschikt over een postadres van Dienst Werk en Inkomen.
Volgens paragraaf 4.2.1. gelden bij ernstige medische redenen als bijzondere voorwaarden, in aanvulling op paragraaf 4.2, onder b tot en met e:
(…)
- het medische probleem is chronisch.
(Psychische) problemen als gevolg van de slechte inwoonsituatie, echtscheiding of te klein wonen worden buiten beschouwing gelaten.
2. [appellant] heeft op 30 juli 2011 een aanvraag om een urgentieverklaring ingediend om met voorrang een woning toegewezen te krijgen in Amsterdam. Die aanvraag heeft het college afgewezen omdat hij inmiddels naar Rotterdam is verhuisd en derhalve niet gedurende twee jaar onafgebroken in Amsterdam woonachtig is geweest. Voorts verkeert [appellant] volgens het college niet in een noodsituatie, nu hij beschikt over zelfstandige woonruimte. Het college heeft geen aanleiding gezien om ten aanzien van [appellant] de hardheidsclausule toe te passen.
3. In hoger beroep is niet in geschil dat [appellant] niet voldoet aan de hiervoor in 1.1. vermelde in het beleid neergelegde voorwaarden voor verlening van een urgentieverklaring. Uitsluitend is in geschil of de rechtbank terecht heeft overwogen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat in dit geval niet is gebleken van omstandigheden die het toepassen van de hardheidsclausule rechtvaardigen.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat in zijn geval sprake is van omstandigheden die tot toepassing van de hardheidsclausule nopen. Daartoe voert hij aan dat zijn vrouw psychische problemen heeft die verholpen kunnen worden als zij weer in de nabijheid van haar familie in Amsterdam kan wonen en dat hij problemen ondervindt in de werksfeer. Zijn fulltime arbeidscontract is niet verlengd, maar vervangen door een drie-urencontract omdat hij niet in de buurt van Schiphol woont, waar hij als taxichauffeur werkzaam is. [appellant] stelt dat de verhuizing naar Rotterdam niet vrijwillig was, maar noodgedwongen omdat hij anders met zijn gezin op straat had gestaan. Hij vreest dat hij eerdaags met een ontruimingsverzoek dan wel ontruimingsdagvaarding wordt geconfronteerd en de woning in Rotterdam ook zal moeten verlaten.
4.1. Het al dan niet toepassen van de hardheidsclausule is een discretionaire bevoegdheid van het college en het al dan niet gebruik maken van die bevoegdheid dient door de rechter terughoudend te worden getoetst.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat in dit geval niet is gebleken van omstandigheden die het toepassen van de hardheidsclausule rechtvaardigen. De gestelde psychische problemen van de vrouw kunnen niet als dermate bijzonder worden aangemerkt dat deze tot toepassing van de hardheidsclausule noopten, nu bij de vaststelling van het beleid is betrokken dat psychische problemen buiten beschouwing worden gelaten. Dat de verhuizing naar Rotterdam volgens [appellant] noodgedwongen was, hierdoor problemen in de werksfeer zijn ontstaan en de beschikbaarheid van de woning aldaar onzeker is, heeft het college - gegeven de situatie waarin vele anderen die in een voor verbetering vatbare woonsituatie verkeren zich bevinden - in redelijkheid evenmin als bijzonder in evenbedoelde zin kunnen aanmerken.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Vreken-Westra, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Vreken-Westra
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2013
597.