ECLI:NL:RVS:2013:BZ7691

Raad van State

Datum uitspraak
12 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201301478/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T.G. Drupsteen
  • T.L.J. Drouen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Vosse- en Weerlanerpolder

Op 12 april 2013 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van het bestemmingsplan "Vosse- en Weerlanerpolder". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Hillegom op 13 december 2012, voorziet in de herinrichting van het gebied tot natuurgebied en extensief recreatief medegebruik. De vereniging Behoud de Polders, gevestigd te Hillegom, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vreest dat de herinrichting zal leiden tot aantasting van het bestaande weidevogelgebied.

De voorzitter heeft het verzoek op 4 april 2013 ter zitting behandeld. De vereniging was vertegenwoordigd door H. Vader en H.C.M. van de Reep, bijgestaan door mr. B.J. Meruma, advocaat te Amsterdam. De raad werd vertegenwoordigd door mr. M.F.A. Dankbaar, advocaat te Haarlem, en twee ambtenaren van de gemeente. Tijdens de zitting heeft de raad aangegeven dat er geen werkzaamheden in het plangebied zullen starten voor 1 augustus 2013, wat samenvalt met het broedseizoen. De hoofdzaak zal op 17 juni 2013 worden behandeld.

De voorzitter overwoog dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Gezien de betrokken belangen en de noodzaak van onverwijlde spoed, werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 12 april 2013.

Uitspraak

201301478/2/R4.
Datum uitspraak: 12 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de vereniging Vereniging Behoud de Polders, gevestigd te Hillegom,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Hillegom,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 december 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Vosse- en Weerlanerpolder" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer de vereniging beroep ingesteld.
De vereniging heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 april 2013, waar de vereniging, vertegenwoordigd door H. Vader en H.C.M. van de Reep, bijgestaan door mr. B.J. Meruma, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.F.A. Dankbaar, advocaat te Haarlem, mr. N.L.J.M. van Hattum en J.M. Nicola, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een juridisch-planologisch kader voor de herinrichting van de Vosse- en Weerlanerpolder tot natuurgebied en ten behoeve van extensief recreatief medegebruik.
3. De vereniging kan zich niet verenigen met het plan. Zij vreest dat de door het bestreden plan mogelijk gemaakte herinrichting van het gebied zal leiden tot een aantasting van het bestaande weidevogelgebied.
4. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, kan de voorzitter een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
5. Ter zitting heeft de raad uiteengezet dat niet zal worden gestart met het uitvoeren van werkzaamheden in het plangebied voor 1 augustus 2013 of zoveel later als het broedseizoen voortduurt. De hoofdzaak zal door de Afdeling ter zitting worden behandeld op 17 juni 2013, zodat de Afdeling naar verwachting voor 1 augustus 2013 uitspraak in de hoofdzaak zal doen.
De raad heeft toegelicht dat een omgevingsvergunning voor de verdere herinrichting van het plangebied eerst zal worden aangevraagd door de stichting Het Zuid-Hollands Landschap, nadat de desbetreffende gronden aan haar zijn overgedragen of in beheer zijn gesteld. Deze omgevingsvergunning wordt ingevolge artikel 4, lid 4.3.1, van de planregels alsdan niet verleend dan nadat het college van burgemeester en wethouders daarover een advies heeft ingewonnen van (een) onafhankelijke deskundige(n) op het gebied van landschap en natuur. Naar verwachting zal een omgevingsvergunning dan ook niet worden verleend voordat de Afdeling in de hoofdzaak uitspraak zal hebben gedaan, terwijl ook niet is gebleken van een belang dat meebrengt dat een omgevingsvergunning op korte termijn wordt verleend.
6. Gezien het vorenstaande en na afweging van de betrokken belangen dient het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. T.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Drouen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 april 2013
375-745.