201208290/1/R4.
Datum uitspraak: 17 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Zand- en Exploitatiemaatschappij Emmen B.V. en Onroerend Goed- en Exploitatiemaatschappij Emmen B.V. (hierna gezamenlijk in enkelvoud: ZEM), gevestigd te Emmen,
appellanten,
de raad van de gemeente Emmen,
verweerder.
Bij besluit van 28 juni 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Emmen, Emmerdennen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft ZEM beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 maart 2013, waar de raad, vertegenwoordigd door drs. M.A.G. Snijders, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
1. Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor het bosgebied de Emmerdennen en daaraan grenzende gronden.
2. ZEM betoogt dat de raad haar percelen kadastraal bekend gemeente Emmen, sectie L, nummers 2865 en 3210 ten onrechte in het voorliggende plan heeft opgenomen en niet in het bestemmingsplan "Buitengebied". ZEM stelt dat tussen deze percelen en de gronden in laatstgenoemd bestemmingsplan een functionele samenhang bestaat, die er niet is met de overige gronden in het voorliggende plan. Hiertoe wijst zij erop dat de twee percelen thans in gebruik zijn voor akkerbouw. Daarnaast wenst zij de percelen in de toekomst bij de door haar geëxploiteerde zandwinning te betrekken, die naast het plangebied is gevestigd en ook in het bestemmingsplan "Buitengebied" thuishoort. ZEM voert tevens aan dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, nu het college van burgemeester en wethouders in 2005 heeft toegezegd dat een herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied" in procedure zal worden gebracht die voorziet in de door ZEM gewenste uitbreiding van de zandwinning.
2.1. De raad stelt dat voor de bestaande zandwinning en de uitbreiding daarvan een nieuw bestemmingsplan zal worden opgesteld zodra de onderhandelingen over de uitbreiding zijn afgerond. Omdat Staatsbosbeheer zich uit de onderhandelingen heeft teruggetrokken, waardoor geen verbinding kan worden gemaakt tussen voornoemde percelen van ZEM en de bestaande zandwinning, aangezien het perceel van Staatsbosbeheer hiertussen is gelegen, was er volgens de raad geen aanleiding om het perceel van Staatsbosbeheer en de twee percelen van ZEM niet aan het voorliggende plan toe te voegen. De raad is van mening dat deze percelen functioneel gezien meer tot de Emmerdennen behoren dan tot het buitengebied.
2.2. Gelet op de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening komt de raad beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd met het recht.
2.3. Aan het grootste gedeelte van het plangebied is de bestemming "Natuur - Bos" toegekend. De twee percelen van ZEM zijn bestemd als "Agrarisch". Deze gronden bevinden zich aan de noordelijke rand van het plangebied en grenzen ten westen, oosten en zuiden volledig aan gronden met de bestemming "Natuur - Bos". Ten noorden grenzen zij aan de Oud Roswinkelerweg.
2.4. ZEM heeft niet aannemelijk gemaakt dat tussen haar percelen in dit plangebied en andere gronden in de gemeente een zodanige samenhang bestaat dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Hierbij is van belang dat aan het plangebied grotendeels de bestemming "Natuur - Bos" is toegekend en dat de percelen van ZEM aan drie zijden zijn omringd door gronden die als "Natuur - Bos" zijn bestemd. Tevens is van belang dat ZEM de bestemming "Agrarisch" voor haar percelen niet heeft bestreden, zodat de raad ten aanzien van de planbegrenzing geen rekening heeft hoeven te houden met de door ZEM gewenste uitbreiding van de zandwinning met deze percelen.
2.5. Over het betoog van ZEM dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, wordt overwogen dat ZEM niet aannemelijk heeft gemaakt dat door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt ten aanzien van de begrenzing van het plan. De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
3. Het beroep van ZEM is voorts gericht tegen de vaststelling van het plan voor zover de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie vastgestelde waarden" en "Waarde - Archeologie verwachtingswaarden" zijn toegekend aan de twee voornoemde percelen. ZEM betoogt dat onvoldoende zorgvuldig onderzoek is gedaan naar de archeologische waarden van haar percelen, aangezien de raad zich heeft gebaseerd op het verouderde onderzoeksrapport "Archeologische Waarden in de Gemeente Emmen. Een Archeologisch en Historisch Bureauonderzoek" uit januari 2006 (hierna: het bureauonderzoek).
3.1. De raad stelt dat de bestreden dubbelbestemmingen van de percelen van ZEM zijn vastgesteld vanwege de verwachting van de gemeentelijke archeoloog dat daar archeologische vondsten gedaan kunnen worden. Deze verwachting is gebaseerd op archeologische vondsten in de omgeving van de percelen van ZEM. Volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (hierna: IKAW) hebben de percelen een hoge verwachtingswaarde en volgens de Archeologische Monumentenkaart (hierna: AMK) heeft perceel nummer 2865 zelfs een zeer hoge archeologische waarde. Bij de voorbereiding van het plan is tevens gebruik gemaakt van het bureauonderzoek. De raad heeft ter zitting gesteld dat dit onderzoek actueel is, omdat sinds 2006 zich in het plangebied geen relevante wijzigingen hebben voorgedaan.
3.2. ZEM heeft niet weersproken dat, zoals de raad ter zitting heeft gesteld, het bureauonderzoek actueel is omdat sinds 2006 zich in het plangebied geen relevante wijzigingen hebben voorgedaan. Evenmin heeft zij weersproken dat de bestreden dubbelbestemmingen tevens zijn gebaseerd op archeologische vondsten in de omgeving van haar percelen alsmede de IKAW en de AMK. Derhalve bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het plan wat betreft de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie vastgestelde waarden" en "Waarde - Archeologie verwachtingswaarden" voor de percelen van ZEM niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
4. In hetgeen ZEM heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.R. Jacobs, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Jacobs
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2013