ECLI:NL:RVS:2013:BZ7732

Raad van State

Datum uitspraak
17 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201208232/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.S.J. Koeman
  • P.A. Melse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Kern Epen en rechtsongelijkheid bij bestemmingswijzigingen

In deze zaak heeft de Raad van State op 17 april 2013 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan "Kern Epen" dat op 31 mei 2012 door de raad van de gemeente Gulpen-Wittem was vastgesteld. Appellant, wonend te Epen, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij zich niet kon verenigen met de bestemming "Wonen - 1" en de aanduidingen "tuin" en "groen" voor de achterste 15 meter van zijn perceel. Hij betoogde dat de legalisatie van de illegale situatie in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel en dat zijn uitzicht hierdoor zou verminderen. De raad van de gemeente Gulpen-Wittem heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de bestemming van de percelen in het bestemmingsplan "Aan het Bovenpad" uit 2003 de aanleg van een groenstrook mogelijk maakte, maar dat deze niet is gerealiseerd. De bewoners hebben de strook bij hun tuin getrokken, wat leidde tot een wijziging van de eigendomsgrenzen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 20 februari 2013 ter zitting behandeld. De raad heeft toegelicht dat de aanduiding "tuin" niet van toepassing zou zijn op het achterste gedeelte van de percelen, wat in strijd was met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling oordeelde dat het bestreden besluit gedeeltelijk gegrond was, omdat de raad niet met de vereiste zorgvuldigheid had gehandeld bij de voorbereiding van het besluit. De aanduiding "tuin" voor het achterste deel van de percelen werd vernietigd, terwijl het beroep voor het overige ongegrond werd verklaard. De raad werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant en het griffierecht.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij de voorbereiding van bestemmingsplannen en de noodzaak om rechtszekerheid te waarborgen voor betrokkenen. De Raad van State heeft de raad van de gemeente Gulpen-Wittem opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak de nodige aanpassingen in het bestemmingsplan door te voeren.

Uitspraak

201208232/1/R1.
Datum uitspraak: 17 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Epen, gemeente Gulpen-Wittem,
appellant,
en
de raad van de gemeente Gulpen-Wittem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 mei 2012, kenmerk G.12.00672, heeft de raad het bestemmingsplan "Kern Epen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 februari 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. J. Schepers, advocaat te Maastricht, en de raad, vertegenwoordigd door K.M.E. Litjens, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het bestemmingsplan voorziet in een actualisatie van het planologisch regime voor de kern Epen. Het plan geeft in veel gevallen een verruiming van de huidige bouw- en gebruiksmogelijkheden.
2. [appellant] kan zich niet verenigen met de bestemming "Wonen - 1" en de aanduiding "tuin" en deels de aanduiding "groen" voor de achterste 15 m van de percelen [locaties]. Zijns inziens moet een groenstrook worden gerealiseerd zoals voorzien in het bestemmingsplan "Aan het Bovenpad" uit 2003.
Ter plaatse zijn tuinen aangelegd in het buitengebied. Met de vaststelling van het plan wordt deze illegale situatie gelegaliseerd, wat volgens [appellant] leidt tot rechtsongelijkheid en willekeur. Daarbij betoogt [appellant] dat het uitzicht vanaf zijn perceel wordt verminderd door het toekennen van de aanduiding "tuin" voor de percelen [locaties].
2.1. De raad geeft aan dat in het bestemmingsplan "Aan het Bovenpad" uit 2003 het talud achter de percelen [locaties] de bestemming "Groenvoorzieningen G" had, zodat het mogelijk was een groenstrook te realiseren. De gemeente heeft echter geen groenstrook aangelegd. De bewoners hebben de strook bij hun tuin getrokken waardoor de eigendomsgrens aan de achterzijde van de percelen is overschreden. De eigendom van de strook is vervolgens overgedragen aan de bewoners van de percelen [locaties]. Het plan "Kern Epen" voorziet in het huidige gebruik, te weten tuin. Deze inpassing is vanuit ruimtelijk en landschappelijk oogpunt beter en logischer aangezien de tuinen nu aan de achterzijden begrensd worden door de van oudsher aanwezige waterloop. Tevens is bij de vaststelling van het plan meegewogen dat het wijzigen van de bestemming van de braakliggende reststrook eraan bijdraagt dat verrommeling langs de achterzijde van de tuinen van de desbetreffende percelen wordt tegengegaan, aldus de raad.
Wat betreft het uitzicht vanaf het perceel van [appellant] stelt de raad dat het vorige bestemmingsplan voorzag in de mogelijkheid van beplanting waardoor het uitzicht kon worden beperkt. De raad heeft er voor gekozen om ter plaatse van de aanduiding "tuin" slechts bouwwerken tot een hoogte van maximaal 2 m mogelijk te maken.
2.2. De percelen [locaties] hebben de bestemming "Wonen - 1" en de aanduiding "tuin". De achterste strook heeft tevens de aanduiding "groen".
Ingevolge artikel 12, lid 12.1, van de planregels zijn de voor "Wonen - 1" aangewezen gronden bestemd voor:
a. wonen, met inbegrip van aan-huis-gebonden beroepen en mantelzorg. […]
b. ter plaatse van de aanduiding "tuin": uitsluitend als tuin;
c. ter plaatse van de aanduiding "groen": instandhouding van de aanwezige beplanting;
en de daarbij behorende voorzieningen.
Ingevolge lid 12.2.1 mogen op de voor "Wonen - 1" aangewezen gronden uitsluitend woningen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke wat betreft aard en afmetingen bij deze bestemming passen, worden gebouwd, met dien verstande dat voldaan wordt aan het bepaalde in de leden 12.2.2 tot en met 12.2.5.
Ingevolge lid 12.2.2, onder a, mogen woningen en bijgebouwen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd.
Ingevolge lid 12.2.4, onder c, mag de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding "tuin" maximaal 2 m bedragen.
2.3. Het beroep heeft betrekking op een strook in het noordelijke deel van de percelen [locaties]. Aan de westzijde ter hoogte van de woning van [appellant] heeft deze strook een breedte van ongeveer 15 m. De strook wordt in oostelijke richting geleidelijk smaller en heeft aan de oostzijde een breedte van ongeveer 5 m. Het dichtst bij de woningen op de percelen gelegen deel van de strook had in het bestemmingsplan "Aan het Bovenpad" uit 2003 de bestemming "Groenvoorzieningen G". Wat betreft bouwwerken op deze strook voorzag dit plan in de mogelijkheid van omheiningen met een maximale hoogte van 2 m. Het andere, verder van de woningen gelegen, deel van de voornoemde strook had in het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" de bestemming "Agrarisch". Dit plan voorzag in de mogelijkheid van draadomheiningen en draaderfafscheidingen met een maximale hoogte van 1,5 m.
2.4. De Afdeling overweegt dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.
Ter zitting heeft de raad toegelicht dat het zijn bedoeling is geweest om aan het achterste gedeelte van de percelen [locaties], ten noorden van de op de verbeelding getekende stippellijn, enkel de aanduiding "groen" toe te kennen. Volgens de raad behoort de aanduiding "tuin" op deze strook niet te gelden.
Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan, is het besluit in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. Voorts vindt het standpunt van de raad dat de aanduiding "tuin" ondergeschikt is aan de aanduiding "groen" geen steun in de planregels, zodat het toekennen van de aanduiding "tuin" in zoverre ook leidt tot rechtsonzekerheid.
2.5. Wat betreft de aanduiding "groen" op de voornoemde strook ten noorden van de op de verbeelding getekende stippellijn en de aanduiding "tuin" voor het overige, dichter bij de woningen gelegen, gedeelte van de strook van 15 m van het achterste gedeelte van de percelen [locaties] waarmee [appellant] zich niet kan verenigen, overweegt de Afdeling het volgende. De aanduiding "groen" maakt de instandhouding van de aanwezige beplanting en de daarbij behorende voorzieningen mogelijk. Het plan maakt ter plaatse van de aanduiding "tuin" bouwwerken geen gebouwen zijnde mogelijk met een maximale hoogte van 2 m. Het uitzicht vanaf het perceel van [appellant] kan hierdoor wijzigen, maar uit de stukken blijkt dat [appellant], mede vanwege het glooiende karakter van de omgeving, nog steeds vanaf zijn perceel uitzicht heeft op de omgeving. Gezien het vorenstaande overweegt de Afdeling dat de aantasting van het uitzicht niet zodanig is dat de raad daaraan een groot gewicht had moeten toekennen.
Het betoog faalt.
3. [appellant] betoogt dat zijn perceel aanzienlijk in waarde is verminderd door de vermindering van het uitzicht vanaf zijn perceel. Indien nodig, zal hij een planschadeprocedure starten.
3.1. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van het perceel van [appellant] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn. Zoals de raad terecht stelt, staat een eventuele procedure omtrent een planschadeverzoek verder los van de onderhavige bestemmingsplanprocedure.
Het betoog faalt.
4. [appellant] betoogt dat een illegale ophoging van ongeveer 3 m van het talud van de voornoemde percelen heeft plaatsgevonden om de groenstrook bij de tuinen te betrekken.
4.1. De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de situatie ten aanzien van de ophoging van de gronden een mogelijke kwestie van handhaving betreft die niet aan de orde kan komen in het kader van de onderhavige procedure.
Het betoog faalt.
5. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, wat betreft de aanduiding "tuin" voor het achterste deel van de percelen [locaties], waar tevens de aanduiding "groen" op rust, is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid en het rechtszekerheidsbeginsel. Het beroep is in zoverre gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb en het rechtszekerheidsbeginsel te worden vernietigd.
In hetgeen [appellant] voor het overige heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is voor het overige ongegrond.
6. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Gulpen-Wittem van 31 mei 2012, kenmerk G.12.00672, voor zover het betreft de aanduiding "tuin" voor het deel van de percelen [locaties] waar tevens de aanduiding "groen" op rust;
III. draagt de raad van de gemeente Gulpen-Wittem op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Gulpen-Wittem tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 997,08 (zegge: negenhonderdzevenennegentig euro en acht cent), waarvan € 944,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Gulpen-Wittem aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Melse
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2013
191-770.