201208542/1/R2.
Datum uitspraak: 17 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Nijkerk,
appellant,
de raad van de gemeente Nijkerk,
verweerder.
Bij besluit van 28 juni 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Nijkerk 1" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 maart 2013, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door R.L.L. de Graauw, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
1. Het plan voorziet in een actualisatie van het planologische regime voor een deel van het bestaand stedelijk woongebied van de kern van Nijkerk en is conserverend van aard.
2. [appellant] betoogt dat in artikel 32, lid 32.2, onder 32.2.1, aanhef en onder d, van de planregels ten onrechte een maximale bouwhoogte van 5 meter is opgenomen. Volgens hem had voor de woonwagens van het woonwagenkamp waar hij zijn woonwagen heeft een bouwhoogte van 6,5 meter toegestaan moeten worden, zodat modernere woonwagens van twee verdiepingen gerealiseerd kunnen worden. In dit verband wijst hij er op dat voor één van de bestaande woonwagens op het woonwagenkamp, te weten die aan de [locatie], onder het voorgaande plan een vergunning is verleend voor een bouwhoogte van 6,5 meter. Voorts verwijst [appellant] naar een bestaande woonwagen met een bouwhoogte van 7 meter elders in Hoevelaken. [appellant] betoogt dat in ieder geval in de planregels ten behoeve van de bestemming "Wonen-Woonwagenstandplaats" de mogelijkheid moet worden geboden om via een omgevingsvergunning van de bouwhoogte af te kunnen wijken.
2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan conserverend van aard is. Wel is onder andere de bouwhoogte van woonwagens aan de huidige maatstaven van de gemeente Nijkerk aangepast. In dit verband stelt de raad dat de maximale bouwhoogte voor woonwagens onder het voorgaande plan 3 meter was en de in het plan aangepaste bouwhoogte gebaseerd is op een door de gemeente Nijkerk aanvaardbaar geachte bouwhoogte voor een kleinschalig en compact woonwagenkamp. Het plan staat een verdergaande verruiming van de bouwhoogte ten behoeve van een woonwagenstandplaats volgens de raad niet toe, nu dit afbreuk zou doen aan de uitstraling van het woonwagenkamp.
2.2. De raad komt beleidsvrijheid toe bij het vaststellen van bestemmingen en regels voor gronden. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad bestemmingen en regels voor gronden vast kan stellen die in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd zijn met het recht.
2.3. Aan het plandeel waarop de woonwagen van [appellant] staat, is de bestemming "Wonen-Woonwagenstandplaats" toegekend. Ingevolge artikel 32, lid 32.2, onder 32.2.1, aanhef en onder d, van de planregels mag voor een gebouw binnen deze bestemming de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedragen.
Ten aanzien van de door [appellant] gemaakte vergelijking met de bestaande woonwagen met een bouwhoogte van 7 meter in Hoevelaken overweegt de Afdeling dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie omdat de desbetreffende woonwagen is gesitueerd op een ander woonwagenkamp in de gemeente Nijkerk. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant] genoemde situatie niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie.
Verder heeft de raad toegelicht dat de vergunning voor de bestaande woonwagen aan de [locatie] voor een hogere bouwhoogte dan 5 meter destijds niet verleend had mogen worden en deze misslag één uitzondering is op de door de gemeente gehanteerde lijn dat ter plaatse van dit woonwagenkamp uitsluitend vergunningen voor woonwagens worden verleend met een bouwhoogte tot 5 meter. In dit verband heeft de raad naar voren gebracht dat op het woonwagenkamp, zowel voor als na het moment waarop de hogere bouwhoogte voor de bestaande woonwagen aan de [locatie] is vergund, geen vergunningen voor een hogere bouwhoogte dan 5 meter zijn verleend. De raad heeft erop gewezen dat ook aanvragen van [appellant] om een vergunning voor een hogere bouwhoogte dan 5 meter zijn afgewezen. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het uitgangspunt van een bouwhoogte van 5 meter voor woonwagens aanvaardbaar is gelet op de kleinschaligheid van het woonwagenkamp, de compactheid van de woonwagens en de uitstraling van het woonwagenkamp op de omgeving. Ten aanzien van het betoog van [appellant] dat meer woonwagens op het woonwagenkamp een bouwhoogte hoger dan 5 meter hebben, overweegt de Afdeling dat, zo daarvan al sprake zou zijn, niet aangetoond is dat dit voor die woonwagens is toegestaan en de raad in de gestelde feitelijke bouwhoogten geen aanleiding heeft hoeven zien om, in afwijking van het door de gemeente gehanteerde uitgangspunt, voor het gehele woonwagenkamp een hogere bouwhoogte dan 5 meter toe te staan. Gelet op het vorenstaande had de raad een bouwhoogte van 6,5 meter evenmin in de afwijkingsregels behoeven op te nemen.
3. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y.M. van Soest-Ahlers, ambtenaar van staat.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Van Soest-Ahlers
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 april 2013