ECLI:NL:RVS:2013:BZ8459

Raad van State

Datum uitspraak
24 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201207407/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Hoekstra
  • S. Bechinka
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Wonen Noord en Centrum' vastgesteld door de raad van de gemeente Uitgeest

Op 28 juni 2012 heeft de raad van de gemeente Uitgeest het bestemmingsplan 'Wonen Noord en Centrum' vastgesteld. Tegen dit besluit hebben de stichting Stichting Administratie-Kantoor Klein Dorregeest en een appellant beroep ingesteld. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de betrokken partijen hebben nadere stukken ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer. De Afdeling heeft de zaak op 9 januari 2013 ter zitting behandeld, waarbij de stichting en de appellant vertegenwoordigd waren. De raad heeft nadere inlichtingen verstrekt na een schorsing van het onderzoek ter zitting. De Afdeling heeft het onderzoek gesloten zonder een nadere zitting.

De Afdeling heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het bestemmingsplan een actualisering van eerdere plannen betreft en dat de stichting geen zienswijze heeft ingediend, waardoor haar beroep niet-ontvankelijk is. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de functieaanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2' voor een perceel, maar de Afdeling oordeelt dat de raad in redelijkheid deze functieaanduiding heeft kunnen toekennen. De Afdeling concludeert dat de raad niet onterecht heeft geoordeeld dat de functieaanduiding aansluit bij het gebruik van het perceel als restaurant.

Daarnaast heeft de appellant betoogd dat aan een ander perceel ten onrechte de bouwaanduiding 'bijgebouwen' is toegekend. De Afdeling oordeelt dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat er al twintig jaar zelfstandige bewoning plaatsvindt. De Afdeling vernietigt het besluit van de raad voor de bouwaanduiding 'bijgebouwen' en de bestemming 'Tuin' voor een perceel met kadastraal nummer B7129. De raad wordt opgedragen om binnen vier weken de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan. De proceskosten worden niet vergoed voor de stichting, maar de raad moet het griffierecht aan de appellant vergoeden.

Uitspraak

201207407/1/R1.
Datum uitspraak: 24 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de stichting Stichting Administratie-Kantoor Klein Dorregeest, gevestigd te Uitgeest,
2. [appellant sub 2], wonend te Uitgeest,
en
de raad van de gemeente Uitgeest,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 juni 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Wonen Noord en Centrum" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben stichting Klein Dorregeest en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Stichting Klein Dorregeest, [appellant sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 januari 2013, waar stichting Klein Dorregeest, vertegenwoordigd door [appellant sub 2], [appellant sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.A.W. Berkeveld en drs. S.N. van Haastrecht, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
De Afdeling heeft met toepassing van artikel 8:64 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) het onderzoek ter zitting geschorst en heeft de raad om nadere inlichtingen gevraagd. De raad heeft aan dit verzoek voldaan.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [appellant sub 2] gereageerd op de verstrekte stukken van de raad.
[appellant sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
Met toestemming van de partijen is een nadere zitting achterwege gebleven, waarna de Afdeling het onderzoek heeft gesloten.
Overwegingen
1. Het plan voorziet in een actualisering van een aantal bestemmingsplannen en is conserverend van aard. Het plangebied omvat de noordelijke woonkern inclusief het centrumgebied van Uitgeest.
Het beroep van stichting Klein Dorregeest
2. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Awb wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
Stichting Klein Dorregeest heeft geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht bij de raad.
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), zoals dit luidde ten tijde van belang, en artikel 6:13 van de Awb, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die over het ontwerpplan tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Deze omstandigheid doet zich niet voor.
Het beroep van stichting Klein Dorregeest is niet-ontvankelijk.
Het beroep van [appellant sub 2]
3. Het beroep van [appellant sub 2] is gericht tegen het plandeel voor het perceel [locatie 1], voor zover voor dit plandeel de functieaanduiding "horeca tot en met horecacategorie 2" geldt. [appellant sub 2] betoogt dat ten onrechte niet is gekozen voor de functieaanduiding "horeca tot en met horecacategorie 3". Deze categorie is noodzakelijk om bruiloften en partijen te kunnen faciliteren, nu hierbij vaak livemuziek wordt gespeeld. Voorts zou deze functieaanduiding passender zijn, gelet op de ontheffing voor een sluitingstijd tot twee uur ‘s nachts. De toegekende categorie beperkt het restaurant in de bedrijfsvoering.
[appellant sub 2] doet voorts een beroep op de brief van het college van burgemeester en wethouders van 22 juni 2009 aan de Afdeling in procedure nr. 200807801/3 en de brief van het college van burgemeester en wethouders van 26 juni 2009 aan hem. In deze brieven staat dat op grond van het bestemmingsplan "Kom" op het perceel de bestemming "Horeka klasse A" rust en dat deze bestemming de vestiging van een cafébedrijf toelaat, waaronder ook een bar-dancing, discotheek en muziekcafé moeten worden verstaan.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat bij de toekenning van de horecacategorie is gekeken naar het voorgaande plan en naar de feitelijke activiteiten van het horecabedrijf. De toegekende functieaanduiding "horeca tot en met horecacategorie 2" sluit volgens de raad aan bij het gebruik van het perceel als restaurant. De raad stelt dat de functieaanduiding niet betekent dat geen feesten en partijen met livemuziek mogen plaatsvinden.
3.2. Blijkens de verbeelding is aan het perceel [locatie 1] de bestemming "Horeca" toegekend met de functieaanduiding "horeca tot en met horecacategorie 2".
Ingevolge artikel 8, lid 8.1, aanhef en onder b, van de planregels zijn de voor "Horeca" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding "horeca tot en met horecacategorie 2" tevens bestemd voor horeca uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten.
In de bijlage Staat van Horeca-activiteiten behorend bij de planregels zijn de verschillende categorieën horeca beschreven.
Als categorie 2, middelzware horeca, worden bedrijven aangemerkt die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend ook delen van de nacht zijn geopend, hoofdzakelijk voor de verstrekking van dranken al dan niet in combinatie met het verstrekken van etenswaren en maaltijden. Hierdoor kunnen zij aanzienlijke hinder voor omwonenden veroorzaken. Het gaat hierbij om bedrijven zoals bedrijven uit categorie 1 die gelet op de aard van hun omgeving ook delen van de nacht geopend zijn, een bar, een bierhuis, een café, een pub, een biljartcentrum en een café-restaurant.
Als categorie 3, zware horeca, worden aangemerkt bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn, hoofdzakelijk voor de verstrekking van dranken al dan niet in combinatie met etenswaren en maaltijden en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich kunnen brengen. Het gaat hierbij om bedrijven zoals een bar-dancing, een dancing, een discotheek, een nachtclub, zalenverhuur/partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek- en dansevenementen).
3.3. Blijkens de plankaart van het vorige bestemmingsplan "Kom" was aan het perceel [locatie 1] de bestemming "Horeka klasse A" toegekend.
Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de planvoorschriften waren de op de kaart voor "Horeka klasse A" aangewezen gronden bestemd voor gebouwen ten dienste van hotelbedrijven, cafébedrijven en restaurantbedrijven met de daarbij behorende opslagruimten alsmede eventuele (boven)woningen.
3.4. Op het perceel [locatie 1] is een restaurant gevestigd. Een restaurant is één van de bedrijven die zijn beschreven in categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten. In die zin sluit de toegekende functieaanduiding aan bij het gebruik van het perceel als restaurant. De raad heeft aangegeven dat met de toegekende functieaanduiding ook feesten en partijen met livemuziek mogen plaatsvinden zolang dit een ondergeschikt en incidenteel gebruik betreft. Deze uitleg komt de Afdeling hier niet onjuist voor.
De door [appellant sub 2] bedoelde ontheffing voor een sluitingstijd van twee uur ’s nachts maakt niet dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen volstaan met de functieaanduiding "horeca tot en met horecacategorie 2" voor het perceel [locatie 1], nu met deze ontheffing niet een gebruik als horecacategorie 3 wordt toegestaan.
Anders dan [appellant sub 2] betoogt, ziet de Afdeling in de brieven van 22 juni 2009 en 26 juni 2009 geen toezegging dat [appellant sub 2] een discotheek mag vestigen aan de [locatie 1]. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat in die brieven is vermeld dat een discotheek aldaar vermoedelijk niet gevestigd kan worden nu daar binnen een afstand van 10 m een woning is gelegen waardoor geluidwerende voorzieningen zullen moeten worden getroffen die waarschijnlijk niet economisch haalbaar zijn. Bovendien zijn die brieven niet afkomstig van het in dit geval bevoegde orgaan, de raad.
Gelet op het voorgaande en gelet op het standpunt van de raad dat vestiging van zware horeca niet past in de woonomgeving van het perceel, heeft de raad in redelijkheid kunnen volstaan met toekenning van de functieaanduiding "horeca tot en met horecacategorie 2".
3.5. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het beroep is in zoverre ongegrond.
4. [appellant sub 2] betoogt voorts dat aan het pand op het perceel [locatie 2] ten onrechte de bouwaanduiding "bijgebouwen" is toegekend. Het is geen bijgebouw maar een volwaardige woning met een adres waar bewoners zich kunnen inschrijven en huursubsidie kunnen aanvragen. Het pand wordt volgens hem al twintig jaar bewoond. Om deze reden dient ter plaatse van het pand een bouwvlak voor een woning te worden toegekend, aldus [appellant sub 2].
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het pand in het uitbreidingsplan "Centrum" niet was bestemd als woning.
4.2. Blijkens de verbeelding is aan het pand op het perceel [locatie 2] de bestemming "Wonen" met de bouwaanduiding "bijgebouwen" toegekend.
Ingevolge artikel 17, lid 17.2.2, van de planregels geldt dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" het gehele aanduidingsvlak mag worden bebouwd ten behoeve van bijbehorende bouwwerken.
Ingevolge lid 17.4, aanhef en onder b, is het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of onafhankelijke woonruimte niet toegestaan.
Ingevolge artikel 33, lid 33.2, luidt het overgangsrecht voor gebruik als volgt:
a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid, onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
d. dit lid, onder a, is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
4.3. Blijkens de plankaart van het uitbreidingsplan "Centrum", vastgesteld op 26 augustus 1960 en gedeeltelijk goedgekeurd door de Kroon op 14 mei 1964, was het pand op het perceel [locatie 2] opgenomen als bestaande bebouwing. Aan het pand was geen woonbestemming toegekend.
4.4. In dit geval was het pand op het perceel [locatie 2] in het uitbreidingsplan "Centrum" niet bestemd als woning. Evenwel bevatten de voorschriften van dat plan geen gebruiksverbod ten aanzien van bestaande bebouwing. Dat anderszins een gebruiksverbod zou gelden, heeft de raad niet naar voren gebracht. [appellant sub 2] heeft onweersproken gesteld dat een zelfstandige bewoning al twintig jaar plaatsvindt. Het moet er daarom voor worden gehouden dat die bewoning tijdens de werkingsduur van het uitbreidingsplan "Centrum" is aangevangen. Zelfstandige bewoning van het pand was niet in strijd met dat plan. De Afdeling houdt het er voorts voor dat de bewoning ook anderszins niet in strijd was met het recht.
In beginsel dient bestaand legaal gebruik dienovereenkomstig te worden bestemd. Dit uitgangspunt kan onder meer uitzondering vinden indien het als zodanig bestemmen van bestaand legaal gebruik op basis van nieuwe inzichten niet langer in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en het belang bij de beoogde nieuwe bestemming zwaarder weegt dan de gevestigde rechten en belangen. Daarnaast moet met het oog op de gevestigde rechten en belangen aannemelijk zijn dat de beoogde bestemming binnen de planperiode wordt verwezenlijkt.
In het voorliggende plan heeft de raad zelfstandige bewoning van bijgebouwen als verboden gebruik aangemerkt. Hiermee is het bestaande gebruik van het pand op het perceel [locatie 2], uitgaande van een legale situatie, onder het overgangsrecht gebracht. Nu [appellant sub 2] echter niet voornemens is het gebruik van het pand als zelfstandige bewoning te doen beëindigen en de raad niet voornemens is om te bewerkstelligen dat dit gebruik binnen de planperiode wordt beëindigd, is niet aannemelijk dat het gebruik binnen de planperiode in overeenstemming zal worden gebracht met de bestemming. De raad heeft het voorgaande ten onrechte niet onderkend.
4.5. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit wat betreft het plandeel met de bouwaanduiding "bijgebouwen" voor het perceel [locatie 2], is vastgesteld in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is in zoverre gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.
5. [appellant sub 2] betoogt verder dat aan een gedeelte van het plandeel voor het perceel [locatie 3] ten onrechte de bestemming "Tuin" is toegekend. [appellant sub 2] stelt dat de bestemming "Wonen" dient te worden toegekend, omdat dit nu ook een woonbestemming heeft.
5.1. De raad voert aan dat de bestemming "Tuin" aansluit bij de bestemming "Erven II" uit het voorgaande plan. De voorschriften voor die bestemming en de regels voor de huidige bestemming komen overeen, zodat [appellant sub 2] niet wordt beperkt in zijn mogelijkheden. De raad acht de bestemming "Wonen" ongewenst, want dan zou bebouwing voor de voorgevel van de woning aan het [locatie 3] mogelijk worden gemaakt, hetgeen tot een ongewenste verrommeling van het straatbeeld zou leiden.
5.2. Blijkens de verbeelding is aan een gedeelte van het perceel [locatie 3] de bestemming "Tuin" toegekend.
Ingevolge artikel 12, lid 12.1, van de planregels zijn de voor "Tuin" aangewezen gronden bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
Ingevolge lid 12.2, aanhef en onder a en b, mag op deze gronden worden gebouwd en gelden de volgende regels. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd. In afwijking hiervan is de bouw van bijbehorende bouwwerken aan het hoofdgebouw toegestaan, waarbij geldt dat
1. de breedte van het bijbehorend bouwwerk niet meer bedraagt dan 2/3 deel van de oorspronkelijke voorgevel van de woning waaraan wordt gebouwd;
2. de goothoogte van het bijbehorend bouwwerk niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag vermeerderd met 0,3 m, van de woning waaraan wordt gebouwd;
3. de hellingshoek van de kap niet meer bedraagt dan het hoofdgebouw;
4. de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk niet meer bedraagt dan 4 m;
5. de diepte ten hoogste 1,25 m bedraagt;
6. de breedte van een uitbouw van het voorportaal niet meer bedraagt dan 1/3 deel van de voorgevel van de woning waaraan wordt gebouwd;
7. de diepte van een uitbouw van het voorportaal niet meer bedraagt dan 0,6 m;
8. in afwijking van het bepaalde onder 7 de diepte van de uitbouw van het voorportaal niet meer dan 1,25 m bedraagt, mits deze enkel is voorzien van een overkapping.
5.3. Blijkens de plankaart van het voorgaande bestemmingsplan "Haven en Bedrijventerrein" was aan een gedeelte van het perceel [locatie 3] de bestemming "Erven II" toegekend.
Ingevolge artikel 14, tweede lid, aanhef en onder a en b, van de planvoorschriften waren de op de kaart voor "Erven II" aangewezen gronden bestemd voor onbebouwde erven/terreinen met de daarbij behorende bouwwerken - geen gebouwen zijnde - met dien verstande dat:
a. geen gebouwen mochten worden gebouwd;
b. de hoogte van bouwwerken - geen gebouwen noch erfscheidingen
zijnde - niet meer dan 2,5 m mocht bedragen.
5.4. De Afdeling is van oordeel dat de planregels voor de bestemming "Tuin" meer bebouwing mogelijk maken dan de voorschriften voor de bestemming "Erven II". [appellant sub 2] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij door de toegekende bestemming wordt geschaad. Voorts ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de bestemming "Wonen" ter plaatse niet in redelijkheid ongewenst heeft kunnen achten, nu de raad ongewenste verrommeling van het straatbeeld wil voorkomen. Gelet op het voorgaande heeft de raad in redelijkheid de bestemming "Tuin" aan het desbetreffende gedeelte van het perceel [locatie 3] kunnen toekennen.
5.5. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het beroep is in zoverre ongegrond.
6. [appellant sub 2] betoogt dat de raad ten onrechte niet de bestemming "Bedrijf" heeft toegekend aan het perceel achter [locatie 4], welk perceel bekend staat onder kadastraal nr. B7129. De bestemming "Bedrijf" acht hij passend, nu hij het gebouw op het perceel al jaren bedrijfsmatig gebruikt. Verder stalt hij zijn trekkers op het perceel en worden er bouwmaterialen opgeslagen.
Voorts betoogt hij dat de raad ten onrechte de bouwaanduiding "bijgebouwen" heeft toegekend aan de schuur, nu de schuur geen bijgebouw is van de woning op het perceel [locatie 3], maar een zelfstandig gebouw.
6.1. De raad voert aan dat het perceel van oudsher hoorde bij de boerderij aan de Bonkenburg 8 en dat voorheen aan deze gronden de bestemming "Agrarisch" was toegekend. Wegens bedrijfsbeëindiging van de boerderij zijn de gronden niet langer in gebruik voor agrarische doeleinden. De raad acht derhalve een wijziging van de bestemming "Agrarisch" naar "Wonen" en "Tuin" passend. Bovendien zou voor de bestemming "Bedrijf" nader onderzoek dienen plaats te vinden, aldus de raad.
6.2. Blijkens de verbeelding zijn aan het perceel de bestemmingen "Wonen" en "Tuin" toegekend.
Ingevolge artikel 17, lid 17.1, aanhef, onder a en h, van de planregels zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
In 5.2 is een gedeelte van de regels voor de bestemming "Tuin" weergegeven.
6.3. Ter zitting heeft [appellant sub 2] bevestigd dat de bouwvergunning voor het gebouw op het perceel overeenkomstig zijn bouwaanvraag is verleend voor opslag en berging gerelateerd aan wonen. Gelet op het historische verband van het gebouw met de boerderij op het perceel Bonkenburg 8 heeft de raad het als bijgebouw kunnen aanmerken. De raad heeft aldus het gebouw als zodanig bestemd. Verder zijn binnen de bestemming "Wonen" kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan en is niet aannemelijk gemaakt dat de uitgeoefende activiteiten daar niet binnen blijven. Gelet hierop heeft de raad de bestemming "Wonen" en de bouwaanduiding "bijgebouwen" in redelijkheid kunnen toekennen aan het gebouw op het perceel.
6.4. De raad heeft gesteld dat zijn beleid is gericht op het handhaven van bestaande bestemmingen. De toegekende bestemming "Tuin" voor een gedeelte van het perceel is hiermee niet in lijn, nu aan deze gronden een agrarische bestemming was toegekend en de gronden nog steeds in gebruik zijn voor het stallen van trekkers. De veronderstelling van de raad dat al het agrarisch gebruik van het perceel is beëindigd, is aldus onjuist. De raad heeft niet onderzocht hoe de bestemming "Tuin" zich verhoudt tot het nog bestaande agrarische gebruik. Gelet hierop heeft de raad onvoldoende rekening gehouden met de belangen van [appellant sub 2].
6.5. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Tuin" voor het perceel bekend staand onder kadastraal nr. B7129, is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.
Het beroep van [appellant sub 2] is in zoverre gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.
6.6. In hetgeen [appellant sub 2] voor het overige heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel "Wonen" voor het perceel B7129 strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is in zoverre ongegrond.
7. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
Proceskosten
8. Ten aanzien van stichting Klein Dorregeest bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Ten aanzien van [appellant sub 2] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van de stichting Stichting Administratie-Kantoor Klein Dorregeest niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep van [appellant sub 2] gedeeltelijk gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Uitgeest van 28 juni 2012 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Wonen Noord en Centrum", voor zover het betreft:
a. het plandeel met de bouwaanduiding "bijgebouwen" voor het perceel [locatie 2];
b. het plandeel met de bestemming "Tuin" voor het perceel met kadastraal nr. B7129;
IV. verklaart het beroep van [appellant sub 2] voor het overige ongegrond;
V. draagt de raad van de gemeente Uitgeest op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen III.a. en b. worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Uitgeest aan [appellant sub 2] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Bechinka
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2013
371-763.