ECLI:NL:RVS:2013:BZ8998

Raad van State

Datum uitspraak
22 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201211915/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N.S.J. Koeman
  • R. Teuben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Centrum 's-Gravenzande

Op 30 oktober 2012 heeft de raad van de gemeente Westland het bestemmingsplan "Centrum 's-Gravenzande" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft een verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 15 april 2013 ter zitting behandeld. De raad was vertegenwoordigd door mr. J.H.A. van der Grinten en anderen, terwijl de besloten vennootschap Ontwikkelingscombinatie Hart van ’s-Gravenzande B.V. ook als partij was gehoord. Het verzoek heeft betrekking op het plandeel met de bestemming "Centrum - 2", dat de ontwikkeling van een nieuw winkelcentrum mogelijk maakt. De Ontwikkelingscombinatie heeft verklaard geen bouwwerkzaamheden te starten voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure. De voorzitter heeft overwogen dat de vergunningen niet verleend zullen worden voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak, en dat er geen onverwijlde spoed is die een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Daarom heeft de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 22 april 2013.

Uitspraak

201211915/2/R4.
Datum uitspraak: 22 april 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te 's-Gravenzande, gemeente Westland,
en
de raad van de gemeente Westland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 oktober 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Centrum 's-Gravenzande" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 april 2013, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. J.H.A. van der Grinten, advocaat te Amsterdam, ing. H. Verkuil, E. Huizinga, mr. A.D. Kishoen-Misier, ir. O. van der Kaaij, ir. ing. J.A. van den Berk en ir. H. Barend, is verschenen. Voorts is als partij gehoord de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ontwikkelingscombinatie Hart van ’s-Gravenzande B.V. (hierna: de Ontwikkelingscombinatie), vertegenwoordigd door mr. D.A. Cleton, ing. A.J. de Haas, ing. E. Schoof en mr. D. Schipper.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan maakt, voor zover hier van belang, de ontwikkeling van het nieuwe kernwinkelgebied "Hart van ’s-Gravenzande" mogelijk.
3. Het verzoek heeft betrekking op het plandeel met de bestemming "Centrum - 2" wat betreft de gronden gelegen tussen de Pompe van Meerdervoortstraat, Van de Kasteelestraat, Langestraat en het Marktplein te ’s-Gravenzande, gemeente Westland. Op deze gronden maakt het plan de ontwikkeling van het nieuwe winkelcentrum mogelijk.
4. Bij brief van 15 februari 2013 heeft de Ontwikkelingscombinatie te kennen gegeven dat niet met bouwwerkzaamheden zal worden gestart voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure. Ter zitting heeft de Ontwikkelingscombinatie toegezegd dat zij ook geen andere feitelijke werkzaamheden, zoals het slopen van gebouwen, het kappen van bomen of het bouwrijp maken van gronden, zal verrichten voordat uitspraak is gedaan in de hoofdzaak; dit geldt ook voor feitelijke werkzaamheden waarvoor geen vergunning is vereist.
Voorts heeft de Ontwikkelingscombinatie ter zitting gesteld dat op de totstandkoming van de omgevingsvergunning voor het bouwen van het winkelcentrum en een aantal andere benodigde vergunningen de coördinatieregeling van artikel 3.30, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is. De raad heeft dit bevestigd.
De toepasselijkheid van de coördinatieregeling heeft tot gevolg dat op de voorbereiding van deze besluiten afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Voorafgaand aan de vergunningverlening zal daarom een ontwerpbesluit ter inzage moeten worden gelegd, waarover gedurende een termijn van zes weken zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht. Pas na afloop van die termijn kunnen de vergunningen worden verleend.
Ter zitting heeft de Ontwikkelingscombinatie onweersproken gesteld dat de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen nog niet volledig is en dat de aanvullende stukken naar verwachting eind mei bij het bevoegde gezag zullen worden ingediend. Verder staat vast dat de hoofdzaak op 28 juni 2013 ter zitting zal worden behandeld.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de voorzitter worden verwacht dat de vergunningen niet zullen worden verleend voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak en hoeft niet te worden gevreesd dat de inwerkingtreding van het plan in dit opzicht zal leiden tot onomkeerbare gevolgen.
Onder deze omstandigheden bestaat naar het oordeel van de voorzitter thans geen onverwijlde spoed die, gelet op de betrokken belangen, vereist dat een voorlopige voorziening wordt getroffen.
5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Teuben, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Teuben
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 april 2013
483.