ECLI:NL:RVS:2013:BZ9035

Raad van State

Datum uitspraak
1 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201201729/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vlasblom
  • B.P. Vermeulen
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersmaatregelen en het vertrouwensbeginsel in Den Haag

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Belangenvereniging Laan Copes van Cattenburch tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 28 december 2011. De rechtbank had het beroep van de Belangenvereniging tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, genomen op 26 mei en 8 december 2009, ongegrond verklaard. Deze besluiten betroffen diverse verkeersmaatregelen ter uitvoering van het verkeerscirculatieplan in Den Haag, met als doel het autoverkeer uit de binnenstad te weren en te verplaatsen naar de Centrumring. De Belangenvereniging betoogde dat het vertrouwensbeginsel was geschonden, omdat zij erop had vertrouwd dat de Centrumring zou worden verlegd naar het Telderstracé. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 4 maart 2013 behandeld en geconcludeerd dat de besluiten van het college niet in strijd zijn met het vertrouwensbeginsel. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de besluiten niet betrekking hadden op de verplaatsing van de Centrumring en dat er geen verkeerstekens op de Laan zouden worden geplaatst. Het hoger beroep van de Belangenvereniging is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201201729/1/A3.
Datum uitspraak: 1 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging Belangenvereniging Laan Copes van Cattenburch, gevestigd te Den Haag, en anderen (hierna tezamen en in enkelvoud: de Belangenvereniging),
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 28 december 2011 in de zaken nrs. 09/4813, 09/4816 en 09/4817 in het geding tussen:
de Belangenvereniging
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 26 mei 2009 heeft het college diverse verkeersmaatregelen genomen ter uitvoering van het verkeerscirculatieplan, deelproject Spui en omgeving, deelproject Elandstraat en Noordwal/Veenkade en omgeving en deelproject Grote Markt/Lutherse Burgwal en omgeving.
Bij afzonderlijke besluiten van 8 december 2009 heeft het college de besluiten die zien op de deelprojecten Spui en omgeving en Grote Markt/Lutherse Burgwal en omgeving gewijzigd.
Bij uitspraak van 28 december 2011 heeft de rechtbank het door de Belangenvereniging tegen de besluiten van 26 mei 2009 ingestelde beroep en het van rechtswege ontstane beroep tegen de besluiten van 8 december 2009 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Belangenvereniging hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 maart 2013, waar de Belangenvereniging, vertegenwoordigd door mr. A.C.L.M. Oomen, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. D.N. van Brederode, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw 1994) kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Ingevolge het tweede lid kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, geschiedt de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit.
Ingevolge het tweede lid geschieden maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
2. De besluiten van 26 mei en 8 december 2009 zijn genomen ter uitvoering van het Verkeerscirculatieplan Centrum Den Haag (hierna: het verkeerscirculatieplan). Het verkeerscirculatieplan is opgesteld teneinde de ernstige problemen met de luchtkwaliteit aan de Veerkaden te ondervangen, om de economische positie van de binnenstad te versterken en het verblijfsklimaat daar te verbeteren. De raad van de gemeente Den Haag heeft op 15 juni 2007 ingestemd met de uitvoering van het verkeerscirculatieplan.
De besluiten van 26 mei en 8 december 2009 strekken ertoe het autoverkeer uit de binnenstad te weren en te verplaatsen naar de Centrumring, waarvan de Laan Copes van Cattenburch (hierna: de Laan) een onderdeel vormt. Het college heeft aan voornoemde besluiten ten grondslag gelegd dat daarmede de belangen worden gediend van de veiligheid op de weg, het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan, het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid en doorstroming van het verkeer en het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade voor de woonomgeving.
3. De Belangenvereniging betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat met het nemen van de besluiten van 26 mei en 8 december 2009 het vertrouwensbeginsel niet is geschonden, omdat niet aannemelijk is dat het ging om een nu nog afdwingbare toezegging. Zij mocht erop vertrouwen dat de Centrumring zou worden verlegd naar het Telderstracé. De Belangenvereniging had beroep ingesteld tegen het uitwerkingsplan Laan Copes van Cattenburch, dat deel uitmaakt van het bestemmingsplan Archipelbuurt-Willemspark II, waarbij de Laan zou worden ingericht als onderdeel van de Centrumring. Nadat de raad op 8 mei 2001 een motie had aangenomen, waarin is uitgesproken dat het opwaarderen van de noordwestelijke hoofdroute langs de Laan geen onderdeel meer uitmaakt van de Centrumring, dat in samenhang daarmee de bewegwijzering van de Centrumring wordt aangepast en dat het door de bewoners van de Laan voorgestelde profiel voor de weg juridisch en planologisch zal worden geregeld, heeft zij dat beroep ingetrokken, aldus de Belangenvereniging. Nadat het Telderstracé in 2008 gereed is gekomen heeft zij onderhandeld over het verleggen van de Centrumring naar het Telderstracé en de Hubertustunnel.
3.1. De besluiten van het college van 26 mei en 8 december 2009 zien op het plaatsen van verkeersborden en andere verkeerstekens op verschillende plaatsen in de binnenstad van Den Haag, alsmede tot het intrekken van bepaalde verkeersmaatregelen, zodoende dat autoverkeer uit de binnenstad wordt geweerd en wordt verplaatst naar de Centrumring. Hoewel daarmee, naar het college heeft erkend, een toename van het verkeer op de Laan ontstaat, strekken die besluiten derhalve niet tot het al dan niet opnemen van de Laan in de Centrumring en raken ze daarom niet aan op de door de Belangenvereniging gestelde toezegging dat een deel van de Centrumring zou worden verplaatst van de Laan naar het Telderstracé. Er worden geen verkeerstekens op de Laan geplaatst. De rechtbank heeft terecht in hetgeen de Belangenvereniging heeft aangevoerd geen grond gezien voor vernietiging van die besluiten.
Het betoog faalt.
4. Voor zover de Belangenvereniging ter zitting van de Afdeling heeft betoogd dat hetgeen zij bij de rechtbank tegen de besluiten van 26 mei en 8 december 2009 verder heeft aangevoerd in hoger beroep moet worden geacht te zijn gericht tegen de aangevallen uitspraak, wordt overwogen dat in de aangevallen uitspraak op die gronden is ingegaan en dat de gronden in hoger beroep zich vervolgens moeten richten tegen hetgeen de rechtbank daarbij overwogen heeft. Hetgeen is aangevoerd kan daarom niet als een beroepsgrond in hoger beroep worden aangemerkt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Reuveny, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. Reuveny
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2013
622.