ECLI:NL:RVS:2013:BZ9040

Raad van State

Datum uitspraak
1 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201208177/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • S. Zwemstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Kern Slenaken en de gevolgen voor de woning van appellant

In deze zaak heeft de Raad van State op 1 mei 2013 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan "Kern Slenaken", vastgesteld door de raad van de gemeente Gulpen-Wittem op 31 mei 2012. Appellant, wonend te Slenaken, heeft beroep ingesteld tegen dit bestemmingsplan, dat de mogelijkheid biedt voor de bouw van vijf levensloopbestendige woningen met een praktijkruimte. Appellant betoogt dat er geen noodzaak is voor deze woningen gezien de bevolkingskrimp en het aantal leegstaande woningen in de regio. De raad van de gemeente stelt echter dat er een groeiende behoefte is aan gelijkvloerse woningen voor senioren en mensen met zorgbehoefte, en dat het plan aansluit op het woonbeleid van de gemeente.

De Afdeling bestuursrechtspraak overweegt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er behoefte is aan de voorgestelde woningen. Appellant heeft ook aangevoerd dat zijn privacy door de nieuwbouw ernstig wordt aangetast. De raad heeft echter aangegeven dat de nieuwbouw op een afstand van 9 meter van de woning van appellant zal plaatsvinden, wat volgens de raad slechts beperkte inkijk zal geven. De Afdeling concludeert dat de privacy van appellant niet zodanig wordt aangetast dat dit een doorslaggevend argument zou moeten zijn tegen het bestemmingsplan.

Daarnaast heeft appellant bezorgdheid geuit over de parkeervoorzieningen en de impact op het natuurgebied. De raad heeft echter aangegeven dat nieuwe parkeervoorzieningen worden gerealiseerd en dat er geen significante negatieve gevolgen voor het natuurgebied te verwachten zijn. De Afdeling oordeelt dat de raad de quickscan flora en fauna terecht aan het besluit ten grondslag heeft gelegd. Uiteindelijk verklaart de Afdeling het beroep van appellant ongegrond, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201208177/1/R1.
Datum uitspraak: 1 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Slenaken, gemeente Gulpen-Wittem,
en
de raad van de gemeente Gulpen-Wittem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 31 mei 2012, kenmerk G.12.00678, heeft de raad het bestemmingsplan "Kern Slenaken" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 27 maart 2013.
Overwegingen
1. Het bestemmingsplan voorziet in een planologisch regime voor de kern Slenaken. Het plan geeft in veel gevallen een verruiming van de huidige bouw- en gebruiksmogelijkheden.
2. [appellant] komt in beroep op tegen de bestemming "Wonen - 1" met de aanduiding "specifieke vorm van wonen - landschappelijke inpassing" (hierna: sw-li) aan de Dorpsstraat, waarmee de mogelijkheid tot het realiseren van vijf levensloopbestendige woningen inclusief een praktijkruimte in het plan is opgenomen.
3. [appellant] betoogt dat er geen noodzaak is tot het bouwen van vijf woningen gezien de bevolkingskrimp en het grote aantal reeds leegstaande woningen.
3.1. De raad stelt dat de woningen geschikt zijn voor senioren of andere mensen met een extra zorgbehoefte en aansluiten op het (woon)beleid van de gemeente. Er is een steeds groter wordende behoefte aan gelijkvloerse en bereikbare woningen. In 2008 was 45 procent van de huishoudens ouder dan 55 jaar. Doordat de vergrijzing zal toenemen zal dit in 2020 64 procent van de huishoudens zijn. Daarbij zal ook het aandeel alleenstaanden toenemen. Van deze laatste groep gaf 30 procent in 2008 aan een ouderenwoning gecombineerd met zorg te zoeken. Door de realisering van een praktijkruimte wordt tevens de zorgfunctie binnen de kern Slenaken versterkt.
3.2. De raad heeft op 12 november 2009 het "Woonplan 2010-2020" vastgesteld dat is gebaseerd op onderzoek naar de toekomstige demografische verwachtingen. Voorafgaand heeft in 2008 het "Woononderzoek 2008" plaatsgevonden.
3.3. [appellant] kan niet worden gevolgd in zijn stelling dat aan de in het plan voorziene woningen, gelet op de bevolkingskrimp en het grote aantal reeds leegstaande woningen, geen behoefte bestaat. Aan het plan liggen het "Woonplan 2010-2020" en het "Woononderzoek 2008" ten grondslag. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd wordt geen aanleiding gevonden om aan de juistheid van de door de raad genoemde cijfers en de toelichting daarop te twijfelen. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er behoefte is aan de vijf levensloopbestendige woningen.
Het betoog faalt.
4. [appellant] betoogt dat zijn privacy door de voorziene nieuwbouw ernstig wordt aangetast.
4.1. De raad stelt dat de nieuwbouw op 9 m van de woning van [appellant] gebouwd zal worden, waardoor slechts beperkte mogelijkheid tot inkijk in de achtertuin en de woning van [appellant] zal ontstaan. Bovendien is de bouwhoogte beperkt tot één bouwlaag met kap, aldus de raad.
4.2. De gronden aan de Dorpsstraat waarop de woningen zijn voorzien hebben de bestemming "Wonen - 1" en de aanduiding "sw-li". Op de verbeelding zijn drie bouwvlakken aangegeven. Het meest zuidelijk gelegen bouwvlak heeft tevens de aanduiding "praktijkruimte".
Ingevolge artikel 14, lid 14.1, van de planregels zijn de voor "Wonen - 1" aangewezen gronden bestemd voor:
a. wonen, met inbegrip van aan-huis-gebonden beroepen en mantelzorg;
(…)
c. ter plaatse van de aanduiding "praktijkruimte": tevens als praktijkruimte;
(…)
f. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - landschappelijke inpassing" de landschappelijke inpassing conform het landschapsplan zoals weergegeven in bijlage 5 bij de regels; en de daarbij behorende voorzieningen.
Ingevolge lid 14.2.1 mogen op de voor "Wonen - 1" aangewezen gronden uitsluitend worden gebouwd:
a. woningen;
b. bijgebouwen;
c. bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
met dien verstande dat voldaan wordt aan het bepaalde in 14.2.2 tot en met 14.2.5.
Ingevolge lid 14.2.2 geldt voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" dat:
a. woningen uitsluitend in het bouwvlak mogen worden gebouwd en bijgebouwen in het bouwvlak mogen worden gebouwd;
b. per bouwvlak mogen niet meer woningen worden opgericht dan:
(…)
2. ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" is aangegeven;
(…)
d. ten hoogste in twee bouwlagen mag worden gebouwd uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal bouwlagen" waar het afwijkende aantal aangeduide bouwlagen ten hoogste is toegestaan;
e. de hoogte van iedere afzonderlijke bouwlaag ten hoogste 3,5 m mag bedragen;
f. woningen en bijgebouwen met een kap van ten hoogste 60° zullen worden afgedekt.
4.3. De Afdeling overweegt dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en planregels voor gronden vaststellen. Niet kan worden uitgesloten dat de voorziene bebouwing zal leiden tot enige aantasting van de privacy voor [appellant]. De Afdeling overweegt echter dat, gelet op de omstandigheid dat het dichtst bij de woning van [appellant] gelegen bouwvlak in het plangebied op een afstand van ten minste 8 m van de woning van [appellant] af ligt, de mogelijkheid tot het bouwen van maximaal twee bouwlagen met een maximumbouwhoogte van 7 m en een kap van ten hoogste 60° en de ligging van de woning van [appellant] in een bebouwde omgeving in een dorpskern, geen grond bestaat voor het oordeel dat deze aantasting zodanig is dat de raad daaraan een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen.
Het betoog faalt.
5. [appellant] betoogt dat de huidige parkeervoorziening zal verdwijnen, terwijl wel behoefte aan parkeerplaatsen is op die locatie. Tevens zal een parkeervoorziening achter zijn woning worden ingericht, wat zal leiden tot grote overlast.
5.1. De raad stelt dat de huidige parkeervoorzieningen in het plangebied verdwijnen, maar dat nieuwe parkeervoorzieningen zijn voorzien.
5.2. Ingevolge artikel 12, lid 12.2, onder a, van de planregels zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden bestemd voor bewegend en stilstaand wegverkeer en de daarbij behorende voorzieningen, met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen.
5.3. Wat betreft het betoog van [appellant] dat ten gevolge van het plan de huidige parkeervoorziening zal verdwijnen, overweegt de Afdeling dat het plan op de door [appellant] bedoelde locatie aan de Dorpsstraat gelet op de bestemming "Verkeer" parkeerplaatsen mogelijk maakt. Het betoog mist in zoverre feitelijke grondslag. De Afdeling overweegt voorts dat in de ruimtelijke onderbouwing "Vijf levensloopbestendige woningen en een praktijkruimte" van 31 mei 2012, ter plaatse van voornoemde locatie is uitgegaan van zes parkeerplaatsen.
Voor zover het beroep ziet op de nieuwe parkeervoorziening gelegen achter het hotel en tevens achter de woning van [appellant], heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat deze parkeervoorziening leidt tot een dermate grote overlast, dat de raad hieraan een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat in voornoemde ruimtelijke onderbouwing acht parkeerplaatsen ter plaatse van de locatie achter het hotel zijn voorzien. De raad heeft in redelijkheid kunnen besluiten aldaar een parkeervoorziening mogelijk te maken.
Het betoog faalt.
6. [appellant] betoogt dat de wijziging van agrarisch landschap in bouwgrond ten koste gaat van een kwetsbaar natuurgebied. Tevens zal de wijziging van agrarisch landschap in parkeervoorzieningen ten koste gaan van natuur en milieu, aldus [appellant].
6.1. De raad stelt dat een quickscan flora en fauna heeft aangetoond dat geen natuurwaarden in het geding komen. Tevens heeft een bodemonderzoek plaatsgevonden. Als tegenprestatie zal nieuwe natuur worden aangelegd, waarbij de reeds aanwezige landschapselementen langs de Gulp gehandhaafd blijven en waar mogelijk worden versterkt. Het plan voorziet dan ook in een opwaardering van de aangrenzende Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS) en het Natura 2000-gebied, aldus de raad.
6.2. Uit de quickscan volgt dat het plandeel aan de Dorpsstraat met de bestemming "Wonen - 1" met de aanduiding "sw-li" aan de oostzijde grenst aan het Natura 2000-gebied het Geuldal, dat tevens deel uitmaakt van de EHS. Volgens de quickscan is het gelet op de invulling van de onderzoekslocatie als woningbouw ten opzichte van de huidige functie als (sier)tuin en de huidige aanwezigheid van bebouwing direct langs de Gulp, niet te verwachten dat het plan significante negatieve gevolgen zal hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied en de kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS. Indien de beplanting buiten het broedseizoen wordt verwijderd, zal bovendien met betrekking tot broedvogels geen overtreding van de Flora- en faunawet plaatsvinden.
6.3. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat getwijfeld moet worden aan de juistheid van de quickscan. Gelet hierop heeft de raad de quickscan aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen. De raad heeft zich derhalve in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet ten koste gaat van een kwetsbaar natuurgebied.
Het betoog faalt.
7. [appellant] betoogt dat de voorziene nieuwbouw, grenzend aan zijn perceel, zal leiden tot waardedaling van zijn woning terwijl hij bij de koop van zijn woning niet heeft kunnen voorzien dat er naast of achter zijn woning gebouwd zou worden.
7.1. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woning van [appellant] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
Het betoog faalt.
8. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Zwemstra
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2013
91-770.