ECLI:NL:RVS:2013:BZ9050

Raad van State

Datum uitspraak
1 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201204510/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • K.M. Gerkema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Sickengastraat 9, Wolvega en geluidhinder

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan voor de Sickengastraat 9 in Wolvega, dat op 5 maart 2012 door de raad van de gemeente Weststellingwerf is vastgesteld. [appellant], wonend in de nabijheid, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij vreest voor geluidhinder door de bouw van zestien woningen en de aanleg van parkeerplaatsen op het perceel. De raad heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de geluidhinder die gepaard gaat met bewoning niet ongebruikelijk is in de stedelijke omgeving en dat de toename van verkeersbewegingen verwaarloosbaar zal zijn. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 25 februari 2013 behandeld, waarbij zowel [appellant] als de raad vertegenwoordigd door J. van Weperen aanwezig waren.

De Afdeling overweegt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan past in de omgeving en dat de geluidshinder niet als ongebruikelijk kan worden beschouwd. Ook de mogelijkheid van een afscheiding van maximaal twee meter hoog op de perceelgrens wordt door de raad als aanvaardbaar gezien, ondanks de bezorgdheid van [appellant] over de hoogte van de afscheiding. De raad heeft bovendien aangegeven dat het plan zal leiden tot een verbetering van de waterhuishouding in de omgeving, door de aanleg van een gescheiden riolering voor hemelwater en vuilwater.

De Afdeling concludeert dat er geen aanleiding is om te oordelen dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.J. van Buuren, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van staat, en is openbaar uitgesproken op 1 mei 2013.

Uitspraak

201204510/1/R4.
Datum uitspraak: 1 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Wolvega, gemeente Weststellingwerf,
en
de raad van de gemeente Weststellingwerf,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 maart 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Sickengastraat 9, Wolvega" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 februari 2013, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door J. van Weperen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het plan voorziet in de juridisch-planologische basis voor de bouw van zestien woningen en de aanleg van parkeerplaatsen op het perceel Sickengastraat 9. Voorheen was op dit perceel een politiebureau gevestigd.
2. [appellant] voert aan dat hij geluidhinder zal ondervinden van de voorziene woningen. Volgens hem leidt bewoning tot meer geluidhinder dan het gebruik van het politiebureau. Ook zal het plan leiden tot extra verkeersbewegingen op het perceel Sickengastraat 9, hetgeen eveneens tot geluidhinder zal leiden, aldus [appellant].
2.1. Volgens de raad is de mogelijke geluidhinder die gepaard gaat met bewoning niet ongebruikelijk in de stedelijke omgeving waarin het plangebied ligt. Voorts leidt het plan niet tot geluidhinder door het verkeer, nu door het plan een verwaarloosbare toename van het verkeer in de Sickengastraat en de omringende straten wordt verwacht, deze straten in een 30 km/h-zone liggen en de gevelbelasting ruim onder de normwaarde van 48 dB blijft, aldus de raad. Tot slot past de bestemming "Woongebied" volgens de raad beter in de omgeving van het plangebied dan de vorige bestemming "Maatschappelijk".
2.2. Het plangebied ligt op een afstand van ongeveer 400 m van het centrum van Wolvega en in de directe omgeving van het plangebied zijn voornamelijk woningen gesitueerd. Gelet daarop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan past in de omgeving. Verder heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het geluid dat gepaard gaat met bewoning niet als ongebruikelijk kan worden beschouwd in een stedelijke omgeving en dat niet aannemelijk is dat het plan zal leiden tot geluidhinder door het verkeer, gelet op het beperkte aantal van zestien woningen dat wordt toegevoegd. Gelet op het vorenoverwogene heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot onaanvaardbare geluidhinder voor [appellant].
Het betoog faalt.
3. [appellant] kan zich verder niet verenigen met de mogelijkheid dat een afscheiding van maximaal twee meter hoog op de perceelgrens wordt opgericht. Nu zijn perceel een meter lager ligt dan het perceel Sickengastraat 9, vreest [appellant] dat hij wordt geconfronteerd met een terreinafscheiding van in totaal drie meter hoog.
3.1. Volgens de raad leidt de plaatsing van een terreinafscheiding niet tot een onevenredige aantasting van de leefomgeving van [appellant]. Daarbij acht de raad van belang dat op grond van het vorige bestemmingsplan gebouwen met een maximumhoogte van tien meter op de perceelgrens mochten worden opgericht.
3.2. Ingevolge artikel 3, lid 3.2.4, onder c, van de planregels, mogen erf- en terreinafscheidingen buiten een bouwvlak worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan twee meter mag bedragen.
3.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 15 december 2010 in zaak nr. 200905577/1/R2), bestaat er geen blijvend recht op vrij uitzicht. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een afscheiding met een maximumhoogte van twee meter, mede gelet op het hoogteverschil tussen het perceel van [appellant] en het plangebied, niet onaanvaardbaar is. Daarbij heeft de raad in aanmerking mogen nemen dat het plangebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied, de afstand tussen de gevel van de woning van [appellant] en de plangrens ongeveer tien meter bedraagt en een afscheiding de inkijk op het perceel van [appellant] tegengaat. Het betoog faalt.
4. [appellant] vreest verder dat het plan wateroverlast op zijn perceel tot gevolg zal hebben, omdat zijn perceel een meter lager ligt dan het plangebied. De raad heeft deze omstandigheid volgens [appellant] onvoldoende betrokken in zijn afweging. Volgens [appellant] heeft de raad ook onvoldoende rekening gehouden met zijn rioleringsituatie. De huidige riolering kan het water volgens hem onvoldoende afvoeren, met wateroverlast op zijn perceel tot gevolg. [appellant] vreest dat deze wateroverlast zal toenemen door het onderhavige plan. Verder verzakt volgens [appellant] de kolk in de sloot, waardoor de sloot tussen zijn perceel en het plangebied steeds dieper moet worden uitgegraven. Volgens hem moet reeds onder de fundering van zijn perceelafscheiding worden gegraven.
4.1. De raad erkent dat [appellant] in de huidige situatie wateroverlast kan ondervinden. Volgens de raad zorgt het onderhavige plan echter voor een verbetering van de situatie, nu in de overeenkomst met de projectontwikkelaar is vastgelegd dat het plangebied zal worden voorzien van een gescheiden riolering voor vuilwater en hemelwater. Voorts is mondeling met de ontwikkelaar overeengekomen dat de riolering van [appellant] zal worden aangesloten op de nieuwe riolering in het plangebied, aldus de raad. Verder neemt het percentage verhard oppervlak binnen het plangebied af door het plan, waardoor de waterhuishouding zal verbeteren.
4.2. Blijkens de plantoelichting en de toelichting van de raad ter zitting is in het plan rekening gehouden met de afwateringsituatie in het plangebied en bij de omliggende percelen. Zo zal in het plangebied een groter oppervlak dan voorheen onverhard zijn, zal geen hemelwater meer worden geloosd in de sloot tussen het plangebied en het perceel van [appellant] en zal een gescheiden rioleringstelsel voor hemelwater en vuilwater worden aangelegd, waarbij de raad ter zitting heeft toegezegd dat de riolering van [appellant] hierop zal worden aangesloten op kosten van de gemeente en de projectontwikkelaar. Gelet daarop is het aannemelijk dat het onderhavige plan zal leiden tot een verbeterde waterhuishouding in en om het plangebied. De raad heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat voldoende rekening is gehouden met de belangen van [appellant].
Het betoog van [appellant] over de verzakte kolk en de gevolgen daarvan voor de fundering van zijn perceelafscheiding heeft geen betrekking op het onderhavige bestemmingsplan en kan daarom niet in deze procedure aan de orde komen.
5. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Gerkema
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2013
431-767.