201208416/1/R1.
Datum uitspraak: 1 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Staphorst, en anderen,
de raad van de gemeente Staphorst,
verweerder.
Bij besluit van 10 juli 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Olde Maten en Veerslootlanden" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 maart 2013, waar [appellant] en anderen, in de persoon van [gemachtigde] en bijgestaan door mr. J.T. Fuller, advocaat te Zwolle, en de raad, vertegenwoordigd door E. Saathof, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting het college van gedeputeerde staten van Overijssel, vertegenwoordigd door ir. H.L. Dijksterhuis, werkzaam bij de provincie, en de Dienst Landelijk Gebied (hierna: de DLG), vertegenwoordigd door ing. P. Bisschop en ing. R. Achter de Molen, beiden werkzaam bij de DLG, als partij gehoord.
1. Het bestemmingsplan voorziet in een planologische regeling voor het gebied Olde Maten en Veerslootlanden. Het plangebied wordt in opdracht van de provincie Overijssel heringericht tot een natuurgebied.
2. [appellant] en anderen betogen dat de raad in de reactienota onvoldoende is ingegaan op hun zienswijze naar aanleiding van het ontwerpplan. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan is daardoor onvoldoende gemotiveerd, aldus [appellant] en anderen.
2.1. Blijkens de reactienota is de raad ingegaan op vier punten van de door [appellant] en anderen ingediende zienswijze. Bij drie van deze punten heeft de raad aangegeven dat de zienswijze identiek was aan de inspraakreactie, waarop de raad zowel zijn reactie op de inspraakreactie als een aanvulling heeft gegeven.
2.2. Artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht verzet zich er niet tegen dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft en beantwoord. Dat niet op ieder argument ter ondersteuning van een zienswijze afzonderlijk is ingegaan, is op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken.
3. [appellant] en anderen betogen dat het niet van een goede ruimtelijke ordening getuigt om de in het plan begrepen gronden niet samen met de gronden waar het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan "Buitengebied" op ziet in één plan op te nemen.
3.1. De raad heeft uiteengezet dat van het voorliggende plan zijn uitgezonderd de percelen waar een woon- of agrarische bedrijfsbestemming aan is toegekend. Deze percelen zijn opgenomen in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan "Buitengebied", dat een groter gebied betreft dan het voorliggende plan en waarvan het ontwerp vanaf eind maart 2013 ter inzage ligt. De vaststelling van dat plan zal later plaatsvinden dan het bestemmingsplan "Olde Maten en Veerslootlanden", aangezien voor de totstandkoming van het bestemmingsplan "Buitengebied" nader onderzoek nodig was en de uitwerking daardoor meer tijd in beslag nam. Te zijner tijd zal het voorliggende plan worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan "Buitengebied", waardoor zowel de agrarische gronden als de bedrijfslocatie van [appellant] en anderen in één plan worden geregeld.
3.2. De locatie voor de boerderij en de agrarische bedrijfsgebouwen van [appellant] en anderen aan de Zwartewaterkloosterweg 1 is opgenomen in het ter inzage gelegde ontwerpbestemmingsplan "Buitengebied". Een deel van de door hen agrarisch gebruikte gronden maakt deel uit van het onderhavige plan.
3.3. Gelet op de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening komt de raad beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd met het recht.
De enkele omstandigheid dat de binnen en buiten het plangebied gelegen gronden één agrarisch bedrijf vormen, maakt niet dat er zodanige ruimtelijke samenhang met de gronden in het plangebied bestaat dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling acht niet onredelijk het standpunt van de raad dat de gronden met een woon- dan wel agrarische bedrijfsbestemming buiten het plangebied zijn gelaten, omdat voor de wijze van bestemmen van die gronden nader onderzoek vereist was en de planologische regeling voor het natuurgebied al verder was uitgewerkt. Dat er besprekingen gaande zijn om alle bedrijfsactiviteiten van de Zwartewaterkloosterweg 1 naar de overkant van de weg te verplaatsen, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel.
4. [appellant] en anderen vrezen voor wateroverlast op het perceel [locatie] indien de grondwaterstand wordt verhoogd door het creëren van de natte as in het plangebied.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat waterpeilen uitsluitend in een peilbesluit kunnen worden vastgesteld en niet tevens in het bestemmingsplan, aangezien dubbele regelgeving niet is toegestaan. Voor het wijzigen van het waterpeil geldt een andere procedure.
4.2. Ingevolge artikel 15, lid 15.1 en 15.2, van de planregels wordt ter plaatse van de aanduidingen "wro-zone - omgevingsvergunning uitzondering natte as noord" en "wro-zone - omgevingsvergunning uitzondering natte as zuid" de natte as aangelegd conform het bepaalde in bijlage 1 en met het profiel als opgenomen in bijlage 2 en 3.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, onder e, zijn de voor "Natuur - 1" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van natuur - hydrologisch overgangsgebied" bestemd voor een hydrologisch overgangsgebied.
Ingevolge lid 4.4.2, onder a, zijn werken en/of werkzaamheden in verband met het verdiepen en/of verondiepen van water- en landbodems niet eerder toegestaan dan nadat ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van natuur - hydrologisch overgangsgebied" dammen en/of waterkeringen zijn aangebracht overeenkomstig en ter plaatse van de figuur peilscheiding van de legenda "Olde Maten - Groene Kruispunt" zoals weergegeven in het definitieve ontwerp / Systeemkaart zoals deze is opgenomen in Bijlage 1.
4.3. Volgens 3.2.2 van de plantoelichting wordt, om een groot aaneengesloten watersysteem te realiseren, dwars door het plangebied een natte as gecreëerd die aansluit op bestaande watergangen. Door de natte as wordt gezorgd voor watervoorziening van de boksloten en een voorraad gebiedseigen water, zal in de oevers en in enkele grotere blokken moeras ontstaan en wordt een migratiemogelijkheid voor de otter en ontwikkeling van moerasflora en -fauna gecreëerd.
Volgens 5.6 van de plantoelichting zullen de maatregelen binnen het plangebied zodanig worden uitgevoerd dat de hydrologische uitstralingseffecten op de omgeving niet significant zullen zijn. Het hydrologisch overgangsgebied van 100 m langs de randen van de Veerslootlanden en 10 m langs alle wegen en bebouwde percelen in het plangebied en langs de rand van Olde Maten moet deze eventuele effecten op de omliggende percelen tot een minimum reduceren, waardoor geen tot nauwelijks vernatting in het landbouwgebied is te verwachten.
4.4. De raad heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat waterpeilen niet worden geregeld in een bestemmingsplan en dat een procedure omtrent een peilbesluit daarmee los staat van de onderhavige bestemmingsplanprocedure.
Wat betreft de vrees van [appellant] en anderen voor wateroverlast op het perceel [locatie] door het creëren van de natte as in het plangebied, overweegt de Afdeling dat in hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding is gelegen voor het oordeel dat het plan voor dat perceel wateroverlast tot gevolg zal hebben. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad aannemelijk gemaakt dat de vernatting van de percelen van [appellant] en anderen door de voorziene natte as tot een minimum wordt gereduceerd door het in het plan voorziene hydrologisch overgangsgebied, dat mede is voorzien op gronden die grenzen aan de agrarische bedrijfslocatie van [appellant]. Bovendien is ter zitting gebleken dat zonodig in extra voorzieningen rondom de bouwblokken zal worden voorzien, om op die manier het risico op vernatting nog meer te verkleinen.
5. [appellant] en anderen betogen dat het onzeker is of de financiële uitvoerbaarheid van het plan voldoende is gewaarborgd. Gelet hierop heeft de raad ten onrechte het plan vastgesteld, aldus [appellant] en anderen.
5.1. De raad stelt dat de plannen financieel en inhoudelijk uitvoerbaar zijn. In hoofdstuk 7 van de plantoelichting wordt ingegaan op de financiële uitvoerbaarheid van de plannen. De gemeente heeft garanties verlangd van de initiatiefnemers, die de financiële uitvoerbaarheid waarborgen. De reeds aangevangen uitvoering van de plannen verloopt volgens planning. Gelet op deze, door [appellant] en anderen niet weerlegde, feiten en omstandigheden ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan onvoldoende is gewaarborgd.
6. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Zwemstra
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2013