ECLI:NL:RVS:2013:BZ9719

Raad van State

Datum uitspraak
2 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201103249/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • S. Zwemstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bestemmingsplan Feijenoord

In deze zaak gaat het om een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Feijenoord" dat op 16 december 2010 door de raad van de gemeente Rotterdam is vastgesteld. De coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid Coöperatieve Vereniging Made in Feijenoord en de stichting Stichting Vakwerf Feijenoord, beide gevestigd te Rotterdam, hebben tegen dit besluit beroep ingesteld. Tevens hebben zij, samen met een derde verzoekster, verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 2 mei 2013 uitspraak gedaan over deze verzoeken.

De voorzitter heeft overwogen dat bedrijfsmatige activiteiten op gronden met de aanduiding "varende woonschepen toegestaan" niet geoorloofd zijn. Hierdoor kunnen de coöperatie en de stichting niet bereiken wat zij nastreven met hun verzoek om schorsing van het besluit van 20 december 2012. De voorzitter concludeert dat er geen spoedeisend belang is dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Bovendien is het verzoek om een planaanpassing te bewerkstelligen te verstrekkend, tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, wat in dit geval niet is aangetoond.

De voorzitter heeft de verzoeken van de coöperatie en de stichting afgewezen, evenals het verzoek van de derde verzoekster, dat afhankelijk was van de uitkomst van de verzoeken van de coöperatie en de stichting. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de betrokken partijen, waarbij de coöperatie en de stichting werden vertegenwoordigd door O.J. Visser en de derde verzoekster door mr. E.T. Sillevis Smitt, advocaat te Rotterdam. De raad werd vertegenwoordigd door mr. E. van Lunteren en C.S. Wieles, beiden werkzaam bij de gemeente Rotterdam. De uitspraak is openbaar gedaan op 2 mei 2013.

Uitspraak

201103249/2/R1.
Datum uitspraak: 2 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. de coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid Coöperatieve Vereniging Made in Feijenoord en de stichting Stichting Vakwerf Feijenoord, beide gevestigd te Rotterdam,
2. [verzoekster sub 2], gevestigd te Rotterdam,
en
de raad van de gemeente Rotterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Feijenoord" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoekster sub 2] beroep ingesteld.
Bij tussenuitspraak van 18 juli 2012, nr. 201103249/1/T1/R1, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na verzending van deze tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 16 december 2010 te herstellen.
Bij besluit van 20 december 2012 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Feijenoord" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de coöperatie en de stichting beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. [verzoekster sub 2] heeft eveneens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 23 april 2013, waar de coöperatie en de stichting, vertegenwoordigd door O.J. Visser, [verzoekster sub 2], vertegenwoordigd door mr. E.T. Sillevis Smitt, advocaat te Rotterdam, en ing. W. Loven, en de raad, vertegenwoordigd door mr. E. van Lunteren en C.S. Wieles, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. De coöperatie en de stichting kunnen zich niet verenigen met het schrappen in het besluit van 20 december 2012 van de aanduiding "varende woonschepen toegestaan" voor locaties in de Persoonshaven. Zij wensen aldaar op de ligplaatsen voor woonschepen bedrijvigheid te realiseren, om zo een bijdrage te leveren aan de verbetering van de economische situatie in de wijk. Daarover zijn gesprekken met de gemeente gaande, aldus de coöperatie en de stichting.
3. Bij het besluit van 20 december 2012 heeft de raad, voor zover van belang, het bestemmingsplan "Feijenoord" gewijzigd door de aanduiding "varende ligplaatsen toegestaan" van de verbeelding te verwijderen en het daarop betrekking hebbende artikel 15, lid 15.3, van de planregels te laten vervallen.
4. Ingevolge artikel 1, lid 1.55, van de planregels, zoals vastgesteld bij het besluit van 16 december 2010, is een woonschip elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- en nachtverblijf van één of meerdere personen.
Ingevolge artikel 15, lid 15.1, zijn de voor "Water I" aangewezen gronden bestemd voor waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, met bijbehorende voorzieningen.
Ingevolge lid 15.3 zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding "varende woonschepen toegestaan" tevens bestemd voor ligplaatsen voor varende woonschepen.
5. Naar het oordeel van de voorzitter zijn, gelet op de hiervoor weergegeven regels, bedrijfsmatige activiteiten op gronden ter plaatse van de aanduiding "varende woonschepen toegestaan" niet geoorloofd. Derhalve kunnen de coöperatie en de stichting met een schorsing van het besluit van 20 december 2012 in zoverre, niet bereiken wat zij nastreven. Gelet hierop is naar het oordeel van de voorzitter met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
6. Voor zover het verzoek van de coöperatie en de stichting ertoe strekt om bij wijze van voorlopige voorziening een planaanpassing te bewerkstelligen, is een voorziening die dat mogelijk maakt, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, te verstrekkend. Ook de uitspraak van de Afdeling zal, gelet op de aard van de toetsing in de bodemprocedure, doorgaans immers niet strekken tot het zelfvoorziend vaststellen van een bestemming en planregels. Van uitzonderlijke omstandigheden welke nopen tot een andere conclusie is niet gebleken.
7. Het verzoek van de coöperatie en de stichting dient te worden afgewezen.
8. Nu het verzoek van de coöperatie en de stichting niet voor inwilliging in aanmerking komt, dient het verzoek van [verzoekster sub 2], dat enkel strekt tot het treffen van een voorlopige voorziening indien het verzoek van de coöperatie en de stichting zou worden toegewezen, eveneens te worden afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Zwemstra
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2013
91.