201209183/1/A4.
Datum uitspraak: 8 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant[, wonend te [woonplaats],
appellant,
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht,
verweerder.
Bij besluit van 25 juni 2012 heeft het college zijn beslissing om op 20 juni 2012 spoedeisende bestuursdwang toe te passen ter zake van het niet op de voorgeschreven wijze ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college beslist dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 70,00) voor rekening van [appellant] komen.
Bij besluit van 23 augustus 2012 heeft het college het door [apppellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 maart 2013, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door mr. N. Oosterwegel, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening Utrecht 2010 (hierna: de Afvalstoffenverordening) stelt het college de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.
Ingevolge het tweede lid is het verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan krachtens het eerste lid is bepaald.
Ingevolge artikel VIII van het Verzameluitvoeringsbesluit krachtens Afvalstoffenverordening Utrecht 2010 (hierna: Uitvoeringsbesluit) dient, indien het gebruikte inzamelmiddel aangeboden wordt, maar niet is meegenomen door de inzameldienst, dit van de weg verwijderd te worden, uiterlijk vóór 24.00 uur op de dag van inzameling.
2. De bestuursdwang is toegepast vanwege het in strijd met artikel 11, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening op een andere dag dan de inzameldag aanbieden van een huisvuilzak.
3. [appellant] stelt dat het bestreden besluit op een onjuiste grondslag is genomen, omdat de huisvuilzak op het juiste tijdstip is aangeboden, maar niet op het juiste tijdstip is ingezameld, waardoor de huisvuilzak is blijven staan. De huisvuilzak is niet ingezameld omdat deze op een verkeerde locatie, bij een stapel andere huisvuilzakken, is neergezet. Als die stapel andere huisvuilzakken tijdig zou zijn verwijderd, zou zijn huisvuilzak niet bij die stapel zijn gezet. Bovendien had die stapel huisvuilzakken al vóór het toepassen van de bestuursdwang kunnen worden opgeruimd bij een reguliere inzameling, aldus [appellant]. Verder is het volgens hem ondoenlijk om zijn huisvuilzak voor 24.00 uur op de inzameldag in de stapel huisvuilzakken terug te vinden en te verwijderen als de huisvuilzakken niet zijn meegenomen.
3.1. Het laten staan van een niet ingezamelde huisvuilzak is, gezien artikel VIII van het Uitvoeringsbesluit, in strijd met artikel 11, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening. Niet in geschil is dat de huisvuilzak van [appellant] op 20 juni 2012, een andere dag dan de inzameldag, is aangetroffen. Dat betekent dat artikel 11, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening is overtreden. Hieraan doet niet af, dat, zoals [appellant] stelt, de huisvuilzak wél op het juiste tijdstip is neergezet.
Dat - zoals [appellant] betoogt - eerder tegen het op de verkeerde wijze aanbieden van huisvuilzakken had kunnen worden opgetreden, of op andere wijze (tijdens de reguliere inzameling van huisvuil), geeft de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college er niet voor heeft mogen kiezen om tegen overtreding van artikel 11, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening op te treden door middel van toepassing van bestuursdwang. Voor zover [appellant] stelt dat kostenverhaal niet redelijk is, omdat het ondoenlijk zou zijn geweest om de huisvuilzak terug te nemen, overweegt de Afdeling dat de noodzaak van het maken van kosten om de verkeerd geplaatste stapel huisvuilzakken te verwijderen mede is ontstaan door het door of onder verantwoordelijkheid van [appellant] op verkeerde wijze aanbieden van zijn huisvuil. De Afdeling ziet onder deze omstandigheden geen aanleiding om het onredelijk te achten dat de kosten van het verwijderen van het verkeerd aangeboden huisvuil op [appellant] worden verhaald.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.S. Aal, ambtenaar van staat.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Aal
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2013