201210654/1/R2.
Datum uitspraak: 8 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Middelburg,
appellant,
de raad van de gemeente Middelburg,
verweerder.
Bij besluit van 8 oktober 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Bluesroute-Vrije kavels" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 februari 2013, waar [appellant] bijgestaan door mr. A. van der Leest en de raad, vertegenwoordigd door mr. P.M. van Dijk en D.J.L. van Rijswijk, beiden werkzaam bij de gemeente Middelburg, zijn verschenen.
1. Het plan voorziet in een juridisch-planologisch kader voor de bouw van vier vrijstaande woningen.
2. Ter zitting heeft [appellant] erkend dat het beroep voor zover dat gericht is tegen de vaststelling van de maximaal toegestane hoogte van het hekwerk niet steunt op een bij de raad naar voren gebrachte zienswijze.
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat luidde te tijde van belang, gelezen in samenhang met artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht, kan door een belanghebbende slechts beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, voor zover dit beroep de vaststelling van plandelen, voorschriften of aanduidingen betreft die de belanghebbende in een tegen het ontwerpplan naar voren gebrachte zienswijze heeft bestreden.
Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij ter zake geen zienswijze naar voren heeft gebracht. Deze omstandigheid doet zich niet voor.
Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.
3. [appellant] vreest voor aantasting van de in het plangebied aanwezige waardevolle bomen. Het in het plan opgenomen vergunningstelsel biedt volgens [appellant] onvoldoende bescherming. Bovendien is het hem onduidelijk waar de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de kap van een boom in het plangebied aan getoetst zal worden.
3.1. De raad betoogt dat hij een vergunningstelsel in het plan heeft opgenomen ten behoeve van de als "waardevolle boom" aangewezen bomen. Uit artikel 3, lid 3.4, van de planregels volgt volgens de raad dat het vellen van een "waardevolle boom" alleen zal worden toegestaan indien door de aanvrager wordt aangetoond dat het vellen van een waardevolle boom technisch noodzakelijk is en herplanting plaatsvindt.
3.2. Ingevolge artikel 3, lid 3.4, onder a, van de planregels is het verboden om ter plaatse van de aanduiding "waardevolle boom" zonder omgevingsvergunning bomen te kappen.
Ingevolge artikel 3, lid 3.4, onder b, wordt de omgevingsvergunning verleend onder de voorwaarde dat ter compensatie van gekapte bomen herplanting plaatsvindt.
3.3. Anders dan de raad heeft beoogd, volgt uit voornoemd artikel dat de omgevingsvergunning wordt verleend onder de voorwaarde dat herplanting plaatsvindt. Het betoog van de raad dat de omgevingsvergunning alleen kan worden verleend indien daartoe een technische noodzaak bestaat, kan niet worden gevolgd nu deze voorwaarde niet in de planregels is opgenomen. Gezien het vorenstaande is de planregel vastgesteld in strijd met de kennelijke bedoeling van de raad.
4. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd inzake artikel 3, lid 3.4, van de planregels ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is in zoverre gegrond. Het bestreden besluit dient voor zover dat betrekking heeft op artikel 3, lid 3.4, van de planregels wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
5. De Afdeling ziet aanleiding de raad op te dragen binnen 26 weken na verzending van deze uitspraak een nieuwe planregeling vast te stellen ter bescherming van de in het plan aangeduide waardevolle bomen. Om te voorkomen dat in de periode tot aan de inwerkingtreding van deze nieuwe planregeling een onomkeerbare situatie ontstaat, ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb zoals dat luidde ten tijde van belang, bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat het verboden is om bomen te vellen die op de verbeelding zijn aangeduid als "waardevolle boom".
6. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep voor zover dat ziet op de bouwhoogte van het hekwerk niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep voor het overige gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Middelburg van 8 oktober 2012, voor zover dit betrekking heeft op artikel 3, lid 3.4, van de planregels;
IV. draagt de raad van de gemeente Middelburg op om binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuwe planregeling vast te stellen ter bescherming van de in het plan aangeduide waardevolle bomen en deze planregeling op de wettelijk voorgeschreven wijze en binnen de daarvoor geldende termijn bekend te maken en mede te delen;
V. treft de voorlopige voorziening dat het verboden is om bomen te vellen die op de verbeelding zijn aangeduid als "waardevolle boom";
VI. bepaalt dat de voorlopige voorziening vervalt op het tijdstip van de inwerkingtreding van de onder IV bedoelde planregeling;
VII. veroordeelt de raad van de gemeente Middelburg tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 989,48 (zegge: negenhonderdnegenentachtig euro en achtenveertig eurocent), waarvan € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII. gelast dat de raad van de gemeente Middelburg aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro), vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Vreugdenhil, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Vreugdenhil
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2013