ECLI:NL:RVS:2013:BZ9755

Raad van State

Datum uitspraak
8 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201208634/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • A.M. van Meurs-Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening voorschot kinderopvangtoeslag door Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het beroep tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen ongegrond werd verklaard. Het besluit, genomen op 8 oktober 2010, hield in dat het voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2007 op nihil werd gesteld en het reeds betaalde voorschot werd teruggevorderd. De Belastingdienst/Toeslagen stelde dat [appellante] niet had aangetoond dat zij in 2007 kosten voor kinderopvang had gemaakt.

De rechtbank Rotterdam bevestigde dit besluit in haar uitspraak van 19 juli 2012, waartegen [appellante] in hoger beroep ging. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de rechtbank terecht het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 9 augustus 2011 niet bij haar beoordeling heeft betrokken, omdat dit besluit niet wijzigde aan het eerdere besluit van 7 juni 2011. De Afdeling oordeelde dat de herziening van het voorschot niet in strijd was met de eisen van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), aangezien deze eisen niet van toepassing zijn op de herziening van een voorschot.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 mei 2013.

Uitspraak

201208634/1/A2.
Datum uitspraak: 8 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Rotterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 juli 2012 in zaak nr. 11/2903 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 8 oktober 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag voor [appellante] over 2007 herzien op nihil gesteld en kennelijk het aan haar betaalde voorschot van haar teruggevorderd.
Bij besluit van 7 juni 2011 heeft de dienst het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 juli 2012 heeft de rechtbank het door [appellante] tegen dat besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen daartoe toestemming hadden verleend, heeft de Afdeling bepaald dat behandeling van de zaak ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet kinderopvang (hierna: de Wko), zoals deze luidde ten tijde van belang, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder kinderopvang verstaan: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand, waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.
Ingevolge artikel 1a, eerste lid, is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir), met uitzondering van artikel 49, van toepassing.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Awir, verleent de Belastingdienst/Toeslagen, indien de tegemoetkoming naar verwachting niet binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag zal worden toegekend, de belanghebbende een voorschot tot het bedrag, waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Ingevolge het vierde lid kan de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot herzien.
Ingevolge het vijfde lid kan een herziening van het voorschot tot een terug te vorderen bedrag leiden.
Ingevolge artikel 21, eerste lid, kan de Belastingdienst/Toeslagen een toegekende tegemoetkoming herzien:
a. op grond van feiten of omstandigheden, waarvan de Belastingdienst/Toeslagen bij de toekenning redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de tegemoetkoming vermoedelijk tot een te hoog bedrag is toegekend, of
b. indien de tegemoetkoming tot een te hoog bedrag is toegekend en de belanghebbende of zijn partner dit wist of behoorde te weten.
2. De Belastingdienst/Toeslagen heeft aan het besluit van 7 juni 2011 ten grondslag gelegd dat [appellante] niet heeft aangetoond dat zij in 2007 kosten van kinderopvang heeft gehad.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 9 augustus 2011, waarbij definitief op haar verzoek om kinderopvangtoeslag over 2007 is beslist, niet bij haar beoordeling heeft betrokken.
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 februari 2013 in zaak nr. 201205341/1/T1/A2), maakt de Awir onderscheid tussen de verlening van voorschotten en de toekenning van een tegemoetkoming. Het besluit van 9 augustus 2011 strekt niet tot wijziging van dat besluit van 7 juni 2011. Nu het bij haar ingestelde beroep dat laatste besluit betreft, heeft de rechtbank terecht het besluit van 9 augustus 2011 niet bij haar beoordeling betrokken.
Het betoog faalt.
4. Uit het voorgaande volgt dat [appellante] evenzeer tevergeefs betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de Belastingdienst/Toeslagen het besluit van 7 juni 2011 niet mocht herzien, omdat niet aan de vereisten, gesteld in artikel 21 van de Awir, is voldaan. Voor de herziening van een voorschot, als hier aan de orde, zijn die eisen niet gesteld.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2013
47-752.