ECLI:NL:RVS:2013:CA0130

Raad van State

Datum uitspraak
15 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201208073/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • G.J. Deen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor overkapping van dierenverblijven in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin het beroep van [appellant] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Boekel ongegrond werd verklaard. Het college had op 17 februari 2011 een bouwvergunning verleend aan [belanghebbende] voor het overkappen van bestaande dierenverblijven op het perceel te Venhorst, onder vrijstelling van het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had gehandeld, maar [appellant] was het daar niet mee eens en ging in hoger beroep.

De Raad van State heeft de zaak op 15 mei 2013 behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, omdat de overkapping op minder dan 5 meter van de perceelsgrens zal worden geplaatst. Het college had echter op basis van artikel 33.2 van de planvoorschriften vrijstelling verleend, wat volgens de rechtbank terecht was. [appellant] betoogde dat er andere reële bouwmogelijkheden waren en dat zijn belangen zwaarder wogen dan die van [belanghebbende].

De Raad van State concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college zich op het standpunt kon stellen dat er geen andere reële mogelijkheden waren voor het bouwplan. De rechtbank had ook terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de belangen van [appellant] zwaarder wogen dan die van [belanghebbende]. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201208073/1/A1.
Datum uitspraak: 15 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Venhorst, gemeente Boekel,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 3 juli 2012 in zaak nr. 12/372 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Boekel.
Procesverloop
Bij besluit van 17 februari 2011 heeft het college aan [belanghebbende] onder vrijstelling van het bestemmingsplan bouwvergunning verleend voor het geheel overkappen van bestaande dierenverblijven op het perceel [locatie] te Venhorst (hierna: het perceel).
Bij besluit van 22 december 2011 heeft het het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 juli 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 april 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. H.G.M. van der Westen, advocaat te Eindhoven, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.A. van der Vleuten, werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied 2005, eerste herziening d.d. 2 oktober 2008" rust op het perceel de bestemming "Agrarisch bouwblok" met de nadere aanduiding "intensieve veehouderij (iv)".
Ingevolge artikel 9.2.4, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, dient de afstand van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot de perceelsgrenzen minimaal 5 meter te zijn.
Ingevolge artikel 33.2 kan het college daarvan vrijstelling verlenen en toestaan dat van de voorgeschreven afstandsmaat ten opzichte van zijdelingse en achterste perceelsgrens wordt afgeweken ten behoeve van het bouwen tot op de perceelsgrens, mits zich op het desbetreffende perceel geen andere reële mogelijkheden voordoen en de belangen van derden er niet door worden geschaad.
2. Het bouwplan strekt tot overkapping van op het perceel staande zogenoemde nertsensheds en is in strijd met het bestemmingsplan, omdat de overkapping op minder dan 5 meter van de perceelsgrens zal worden geplaatst. Om voor de verwezenlijking ervan toch bouwvergunning te kunnen verlenen, heeft het college krachtens artikel 33.2 van de planvoorschriften vrijstelling van het bestemmingsplan verleend.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat niet is voldaan aan de daarvoor gestelde eisen, nu met een vergroting van het agrarisch bouwblok op het perceel andere reële bouwmogelijkheden voorhanden zijn. Voorts zal hij weliswaar geen onevenredig nadeel, als bedoeld in artikel 33.2 van de planvoorschriften, ondervinden, maar zijn de belangen van [belanghebbende] bij realisering van het bouwplan minder zwaarwegend dan het zijne bij het in acht nemen van de in het bestemmingsplan opgenomen afstandsmaten.
3.1. De bouwmogelijkheden op het perceel beperken zich tot de gronden, waarop de bestemming "Agrarisch bouwblok" rust. De rechtbank heeft overwogen dat ter zitting zijdens het college onweersproken is gesteld dat - zo dit ruimtelijk al mogelijk zou zijn - inpassing van het bouwplan binnen het bestaande bouwblok tot destructie van elders op het perceel aanwezige bebouwing zal leiden. [appellant] heeft die overweging in hoger beroep niet betwist. Onder die omstandigheden geeft het in hoger beroep aangevoerde geen grond voor het oordeel dat de rechtbank heeft miskend dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat herinrichting van de bedrijfsvoering van [belanghebbende] niet verlangd kan worden.
Artikel 33.2 voorziet in de mogelijkheid om van de voorgeschreven afstandsmaat ten opzichte van de perceelsgrens af te wijken, indien zich binnen de planologische mogelijkheden van het bestemmingsplan op het perceel geen andere reële mogelijkheden voordoen. Redelijke lezing van het planvoorschrift brengt mee dat mogelijkheden buiten het bestemmingsplan daarbij niet betrokken worden. De rechtbank is [appellant] terecht niet gevolgd in het betoog dat de vrijstellingsbevoegdheid eerst bestaat, indien de benodigde bouwmogelijkheden niet met een bestemmingsplanwijziging kunnen worden gecreëerd.
3.2. Niet in geschil is dat de overkapping tot enige schaduwwerking op de naastgelegen akkerbouwgrond van [appellant] zal leiden. In aanmerking genomen dat [belanghebbende] in het kader van de bedrijfsvoering belang heeft bij het aanbrengen van de overkapping, heeft de rechtbank in hetgeen [appellant] in beroep heeft aangevoerd terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college zich in redelijkheid niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat het gebruik van de akkerbouwgronden door realisering van de overkapping niet onevenredig zal worden geschaad.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Deen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2013
604.