201209832/1/A2.
Datum uitspraak: 22 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
R.K. Parochie H. Willibrordus, gevestigd te Oss (hierna: de parochie),
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 7 september 2012 in zaak nr. 11/3946 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Oss.
Bij besluit van 28 september 2011 heeft het college de Pauluskerk te Oss aangewezen als beschermd gemeentelijk monument (hierna: de aanwijzing).
Bij uitspraak van 7 september 2012 heeft de rechtbank het door de parochie daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de parochie hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 april 2013, waar de parochie, vertegenwoordigd door haar secretaris mr. O.M.J.J. van de Loo, en het college, vertegenwoordigd door B.G.A. Velthausz, vergezeld van ing. F. van der Linden, beiden werkzaam bij de gemeente Oss, zijn verschenen.
1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, sub 1, van de Monumentenverordening Oss 2010 (hierna: de verordening), wordt daarin onder gemeentelijk monument verstaan, een overeenkomstig de verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen zaak die van algemeen belang is wegens haar schoonheid, betekenis voor de wetenschap en/of cultuurhistorische waarde.
Ingevolge artikel 3, eerste lid en onder a, kan het college, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument. Een besluit tot aanwijzing dient gebaseerd te zijn op een redengevende monumentbeschrijving. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het advies aan de gemeentelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.
2. De parochie betoogt dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat de Pauluskerk niet monumentwaardig is. Zij voert hiertoe aan dat de stelling in de redengevende omschrijving dat het gebouw nog grotendeels in de oorspronkelijke staat verkeert, feitelijk onjuist is, nu de ramen met gekleurd glas, de klokken uit de toren, het opschrift ‘Pauluskerk’ op de voorgevel en hetgeen in het interieur verwijst naar een kerkgebouw zijn verwijderd. Volgens de parochie is de Pauluskerk, die in mei 2010 is gesloten en aan de eredienst is onttrokken, niet meer dan een grote stenen massa zonder kerkelijke uitstraling en onderscheidt deze zich niet van andere kerken. De pastorie bestaat uit niet meer dan twee gestapelde blokkendozen en is volgens de parochie evenmin monumentwaardig.
2.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college beoordelingsvrijheid heeft bij het bepalen van de monumentale waarde van een zaak. Uit artikel 3, eerste lid en onder a, van de verordening volgt dat de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (hierna: de commissie) de aangewezen deskundige is die het college daarbij adviseert. De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat het college zich op het advies van een dergelijke deskundige mag baseren, tenzij dit naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, dat het college dit niet - of niet zonder meer - aan zijn besluitvorming ten grondslag mocht leggen.
2.2. In de redengevende omschrijving is vermeld dat de Pauluskerk architectuurhistorisch van waarde is omdat deze een representant is van het naoorlogs functionalisme, deze onderdeel is van het oeuvre van architect J.A. de Reus uit Oss en de hoofdvorm en de detailleringen gaaf zijn. Het gebouw verkeert nog grotendeels in de oorspronkelijke staat. Voorts is hierin vermeld dat het ensemble van de Pauluskerk met pastorie cultuurhistorisch waardevol is als uiting van het religieuze erfgoed in Oss.
In het advies van de commissie is vermeld dat het pand alleen al vanuit de uiterlijke vormgeving, ligging en architectuur zeker beschermenswaardig is.
2.3. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de monumentale waarden van de Pauluskerk voldoende tot uitdrukking komen in de redengevende omschrijving en het advies van de commissie. Dat de parochie deze waarden anders waardeert en de Pauluskerk niet onderscheidend van andere kerken acht, biedt onvoldoende grond voor het oordeel dat de redengevende omschrijving of het advies van de commissie naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertonen dat het college deze niet - of niet zonder meer - aan zijn besluitvorming ten grondslag mocht leggen. Het college heeft zich bij de aanwijzing, onder verwijzing naar de redengevende omschrijving, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de uiterlijke vorm van het kerkgebouw nog voldoende bewaard is gebleven ondanks dat veel is verwijderd. Voor zover de Pauluskerk door de verwijderingen geen kerkelijke uitstraling meer heeft, doet dit niet af aan de bevindingen in de redengevende omschrijving en het advies van de commissie, die de conclusie kunnen dragen dat de Pauluskerk monumentwaardig is. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat het college zijn standpunt dat de Pauluskerk monumentwaardig is, heeft mogen baseren op deze stukken. Het betoog faalt.
3. De parochie betoogt voorts dat de rechtbank, door te overwegen dat de parochie haar stelling dat zij schade lijdt door de aanwijzing niet aannemelijk heeft gemaakt en dat zij onvoldoende concreet heeft gemaakt hoe hoog de beweerdelijke schade is, geen recht heeft gedaan aan het door de parochie gestelde. De parochie herhaalt daartoe haar betoog in beroep dat zij in strijd met artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) onevenredig wordt getroffen door de aanwijzing en dat het college haar daarom nadeelcompensatie had moeten toekennen. Volgens de parochie is het een feit van algemene bekendheid dat een monumentenstatus de verkoop, sloop of verbouwing van een gebouw zeer moeilijk maakt. Dit geldt volgens de parochie te meer bij een kerkgebouw. De parochie stelt voorts dat de Pauluskerk door de monumentenstatus tegen een lagere koopsom is verkocht.
3.1. De aanwijzing staat op zichzelf niet in de weg aan sloop of aanpassing aan een doelmatig gebruik van het kerkgebouw. Hiervoor kan een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Bij een dergelijke concrete aanvraag kunnen de belangen bij sloop of aanpassing van het kerkgebouw aan de orde komen. Gelet daarop, brengt de aanwijzing van de Pauluskerk geen onredelijke beperkingen met zich.
Evenmin geven de stellingen van de parochie ter zitting, dat een koper zijn bod voor de Pauluskerk van € 700.000,00 na de aanwijzing heeft ingetrokken en dat de verkoop thans, anderhalf jaar later, € 50.000,00 minder heeft opgebracht, waardoor de parochie in totaal € 90.000,00 aan koopsom en rente heeft gederfd, hiertoe aanleiding. De parochie heeft geen concrete gegevens aangereikt waarmee zij aannemelijk heeft gemaakt dat de intrekking van het eerdere bod en de lagere koopsom aan de monumentenstatus kunnen worden toegerekend.
Het college was derhalve niet gehouden nadeelcompensatie toe te kennen. Het betoog faalt.
4. De parochie betoogt ten slotte dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat het college in strijd met artikel 3:3 van de Awb heeft gehandeld, door eerst een bod uit te brengen op de Pauluskerk en haar vervolgens, nadat dit bod niet is aanvaard, aan te wijzen als beschermd gemeentelijk monument.
4.1. Zoals hiervoor is overwogen, is in de redengevende omschrijving en het advies van de commissie afdoende gemotiveerd dat de Pauluskerk monumentwaardig is en heeft het college in redelijkheid het algemeen belang dat met de aanwijzing is gediend doorslaggevend kunnen achten. Het college heeft dan ook in redelijkheid gebruik kunnen maken van zijn bevoegdheid de Pauluskerk als beschermd gemeentelijk monument aan te wijzen. De rechtbank heeft terecht in de enkele omstandigheid dat de gemeente Oss voorafgaand aan de aanwijzing een bod heeft uitgebracht om de kerk te kopen, geen aanleiding gezien voor het oordeel dat het college zijn bevoegdheid heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze is verleend. Daarbij is van belang dat aan de aanwijzing een algemene inventarisatie van monumentwaardige zaken in de gemeente Oss van jaren vooraf is gegaan, waarbij de Pauluskerk reeds als mogelijk aan te wijzen pand is aangemerkt, zoals volgt uit de brief van het college van 31 maart 2010. Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Michiels w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2013