201302319/2/R4.
Datum uitspraak: 22 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], wonend te Voorschoten,
verzoekster,
de raad van de gemeente Voorschoten,
verweerder.
Bij besluit van 20 december 2012 heeft de raad van de gemeente Voorschoten het bestemmingsplan "Dobbewijk" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoekster] beroep ingesteld.
[verzoekster] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 mei 2013, waar [verzoekster], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door ing. R. van der Mark, bijgestaan door mr. R. Lever, advocaat te Leiden, zijn verschenen.
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan is deels conserverend van aard en maakt daarnaast nieuwe bedrijfsontwikkelingen mogelijk langs een nieuw aan te leggen rondweg op het bestaande bedrijventerrein. De rondweg is erop gericht om het woonverkeer en het (vracht)verkeer voor de bedrijven optimaal te scheiden.
3. [verzoekster] woont aan de [locatie]. Het verzoek van [verzoekster] richt zich met name tegen de ontwikkelingen die zijn voorzien op het voormalige defensieterrein, dat tegenover haar woning is gelegen. Zij vreest dat als gevolg van het plan de groenbuffer tussen haar woning en het voormalige defensieterrein zal verdwijnen, dat er schade wordt toegebracht aan bomen vanwege het spoedig bouwrijp maken van de gronden, dat de oude eiken nabij haar woning zullen worden gekapt en dat er ten onrechte kavels zullen worden uitgegeven waaraan milieucategorie 3.2 is toegekend, terwijl de notitie "Bedrijven en milieuzonering Dobbewijk" van 16 oktober 2012, opgesteld door Royal Haskoning, het voormalige defensieterrein in zijn geheel aanwijst als bedrijventerrein voor bedrijven in milieucategorie 3.1. Voorts stelt zij dat voor het vaststellen van de maximale bouwhoogte ten onrechte niet de uitgangspunten voor hoogteopbouw uit de structuurvisie Dobbewijk zijn gehanteerd. Dit is volgens haar in strijd met die structuurvisie.
3.1. De raad stelt dat - hoewel dit niet in de kennisgeving is vermeld - de Crisis- en herstelwet van toepassing is op het vaststellingsbesluit, omdat het plan ziet op de herstructurering van een woon- en werkgebied als bedoeld in categorie 3.1 van bijlage I van die wet.
De raad heeft medegedeeld dat de uit het plan voortvloeiende werkzaamheden op het voormalige defensieterrein eerst zullen plaatsvinden na 1 oktober 2013.
De raad heeft ter zitting toegelicht dat de gronden van het voormalige defensieterrein weliswaar spoedig bouwrijp gemaakt zullen worden, maar dat dit niet zal leiden tot een onomkeerbare situatie. De gebouwen die zich daar bevonden zijn volgens de raad in 2006 reeds gesloopt. De werkzaamheden voor het bouwrijp maken van de gronden bestaan uit het verwijderen van betonnen platen, de funderingen en vloeren, het vervolgens egaliseren van het terrein en het inzaaien van gras. Het is hiervoor niet nodig de groenstrook te verwijderen, aldus de raad.
De raad heeft ter zitting toegezegd dat het verwijderen van de groenstrook tussen de woning van [verzoekster] en het voormalige defensieterrein en het, voor zover nodig, kappen van bomen niet zal plaatsvinden voor 1 oktober 2013. Voorts heeft de raad medegedeeld dat de werkzaamheden met betrekking tot het bouwrijp maken van de gronden op het voormalige defensieterrein zorgvuldig zullen worden uitgevoerd, zodat daarbij geen schade wordt toegebracht aan de zich daar bevindende bomen.
De raad heeft uiteengezet dat de verkoop van de kavels weliswaar in juli 2013 zal plaatsvinden, maar heeft ter zitting toegezegd dat de levering van de kavels niet eerder zal plaatsvinden dan nadat het plan onherroepelijk is.
3.2. Gelet op deze toezeggingen gaat de voorzitter ervan uit dat geen activiteiten zullen worden verricht die tot een onomkeerbare situatie op het voormalige defensieterrein zullen leiden voordat de Afdeling uitspraak zal hebben gedaan in de bodemzaak. Onder deze omstandigheden is de voorzitter van oordeel dat [verzoekster] geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening
4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A. Heinen, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Heinen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2013