201211455/1/A1.
Datum uitspraak: 29 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 25 oktober 2012 in zaak nr. 12/2603 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Sluis.
Op 29 september 2011 heeft het college zijn besluit om op 7 september 2011 de in het pand op het perceel [locatie] te Oostburg (hierna: het pand) aangetroffen hennepkwekerij direct te ontruimen op schrift gesteld en daarbij bepaald dat de kosten van die ontruiming op [appellant] worden verhaald.
Bij besluit van 27 oktober 2011 heeft het college besloten de kosten van de ontruiming primair op [belanghebbende] te verhalen.
Bij besluit van 5 maart 2012 heeft het college de door [appellant] tegen het besluit van 29 september 2011 en het besluit van 27 oktober 2011 gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 oktober 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 april 2013, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door M.A.C. Laros, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
1. Het pand, dat bestaat uit een woning en bedrijfsruimte, werd per 10 juli 2011 door [appellant] verhuurd aan [belanghebbende] die het pand huurde ten tijde van de ontdekking van de hennepkwekerij.
2. Ingevolge artikel 5:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder overtreder verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt.
Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, is de overtreder de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd, tenzij de kosten redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
3. Niet in geschil is dat het gebruik van het pand als hennepkwekerij in strijd is met artikel 7.3.2, onder a en c, van de bouwverordening 2003 van de gemeente Sluis en de artikelen 2.52 en 2.55 van het Bouwbesluit 2003, zoals deze luidden ten tijde van belang, en brandgevaar opleverde, zodat het college bevoegd was spoedeisende bestuursdwang toe te passen.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij is aan te merken als overtreder in de zin van artikel 5:1, tweede lid, van de Awb en de kosten van de ontruiming van het pand op hem kunnen worden verhaald.
4.1. Niet in geschil is dat [appellant] als professionele verhuurder dient te worden aangemerkt. Van hem mocht als professionele verhuurder worden gevergd dat hij zich tot op zekere hoogte informeerde over het gebruik dat van het door hem verhuurde pand werd gemaakt. Dat hij op vakantie was in de maanden augustus en september van 2011 maakt dat niet anders, nu van hem mag worden verwacht dat hij ook in de periode waarin hij op vakantie is het reguliere toezicht op de panden die hij verhuurt, regelt.
De door hem gestelde eenmalige bezichtiging van de buitenzijde van het pand waarbij hij niets heeft gezien, nu de ramen van het pand waren afgeplakt, is niet voldoende voor het oordeel dat hij heeft voldaan aan zijn verplichting om zich tot op zekere hoogte te informeren over het gebruik van het pand. Dat zijn schildersbedrijf en installatiebedrijf naar aanleiding van hun onderhoudswerkzaamheden in het pand [appellant] niet hebben bericht van illegale activiteiten, maakt niet dat de eenmalige bezichtiging door hemzelf volstaat, reeds nu die onderhoudswerkzaamheden hebben plaatsgevonden in de periode rondom de aanvang van de huur door [belanghebbende]. Voorts wordt in aanmerking genomen dat [appellant] ermee bekend was dat [belanghebbende] een baan in loondienst had in Veldhoven. De enkele mededeling van [belanghebbende] aan [appellant] dat hij het pand wilde huren, nu in het kader van zijn dienstbetrekking in Veldhoven ook de Universiteit Gent in België tot zijn werkgebied behoorde, maakt niet dat hij geen onderzoek hoefde te doen naar het gebruik van het pand, temeer nu dit niet door [belanghebbende] met documenten is gestaafd. Het had uit een oogpunt van zorgvuldigheid op zijn weg gelegen om in de gemeentelijke basisadministratie van Sluis (hierna: GBA) te controleren of [belanghebbende] als bewoner van het pand stond ingeschreven en nu dat niet het geval was het gebruik van het pand aan de binnenzijde te controleren, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen. Dat hij 230 km van het pand woont, doet daar niet aan af.
De omstandigheid dat [appellant] bij de uitoefening van het toezicht op huurwoningen in tegenstelling tot de politie geen bevoegdheden toekomt om woningen binnen te treden, zoals hij stelt, sluit niet uit dat hij op andere wijze die toestemming wel kan verkrijgen. Het college heeft in dit kader terecht in het verweerschrift in hoger beroep gesteld dat [appellant] op grond van de artikelen 11.1 tot en met 11.4 van de huurovereenkomst het recht heeft het pand te betreden.
Voorts staat vast dat na de contante betaling van de huur voor de eerste maand en borg in persoon door [belanghebbende], huurbetalingen zijn gedaan op 2 augustus 2011 en 31 augustus 2011 door kasstorting, waarbij geen overschrijving plaatsvindt vanaf een rekening, waardoor niet kan worden geverifieerd of [belanghebbende] zelf de huur heeft betaald. Onder die omstandigheden had [appellant] extra waakzaam moeten zijn.
Dat de huurovereenkomst ten tijde van de ontruiming op 7 september 2011 slechts twee maanden van kracht was, doet er, gezien voornoemde omstandigheden, niet aan af dat het uit een oogpunt van zorgvuldigheid op de weg van [appellant] had gelegen om het gebruik van het pand te controleren.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet wist, dan wel redelijkerwijs niet had kunnen weten dat het pand anders dan als woning/bedrijfsruimte als hennepkwekerij werd gebruikt en, nu hij overtreder is, het college de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang mede op hem kan verhalen.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Montagne
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2013