201211411/1/A3.
Datum uitspraak: 29 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Giethoorn, gemeente Steenwijkerland,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 29 oktober 2012 in zaak nr. 12/1476 in het geding tussen:
de burgemeester van Steenwijkerland.
Bij besluit van 29 maart 2012 heeft de burgemeester het aan [appellant] afgegeven rijbewijs voor de categorieën AM/B ongeldig verklaard.
Bij besluit van 30 mei 2012 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 oktober 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 mei 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. R.A.G. Lips, advocaat te Den Haag, en de burgemeester, vertegenwoordigd door G.D. Klaren en G. Holtjer, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
1. Anders dan de burgemeester in zijn verweerschrift heeft betoogd, is het belang van [appellant] bij een inhoudelijke beoordeling niet komen te vervallen omdat hij inmiddels een nieuw rijbewijs heeft behaald. Daartoe is van belang dat [appellant] tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten gevolge van de bestuurlijke besluitvorming schade heeft geleden.
2. Ingevolge artikel 124, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw 1994) wordt een rijbewijs overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels voor een of meer categorieën van motorrijtuigen of voor een deel van de geldigheidsduur ongeldig verklaard indien het rijbewijs is afgegeven op grond van door de houder verschafte onjuiste gegevens en het niet zou zijn afgegeven indien de onjuistheid van die gegevens ten tijde van de aanvraag bekend zou zijn geweest.
3. Op 24 juni 2011 is [appellant] in Frankrijk aangehouden wegens een snelheidsovertreding, waarbij de Franse politie zijn rijbewijs heeft ingenomen. Bij brief van 19 juli 2011 heeft [appellant] een aanvraag ingediend om afgifte van een nieuw rijbewijs wegens vermissing of diefstal. De burgemeester heeft [appellant] op dezelfde datum een nieuw rijbewijs verstrekt.
Bij brief van 2 januari 2012 heeft de Nederlandse ambassade in Frankrijk het ingenomen rijbewijs van [appellant] aan de Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna: RDW) gezonden. Bij brief van 13 januari 2012 heeft de RDW het rijbewijs van [appellant] aan de burgemeester toegezonden. Op 18 januari 2012 heeft de burgemeester [appellant] telefonisch op de hoogte gesteld over het voornemen het op 19 juli 2011 verstrekte rijbewijs ongeldig te verklaren. [appellant] heeft hierover op 23 januari 2012 een zienswijze uitgebracht.
Bij het besluit van 29 maart 2012 heeft de burgemeester het op 19 juli 2011 verstrekte rijbewijs ongeldig verklaard. [appellant] heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De Commissie voor Bezwaar- en Beroepschriften van de gemeente Steenwijkerland heeft [appellant] in de gelegenheid gesteld zijn bezwaar tijdens de hoorzitting van 14 mei 2012 toe te lichten. [appellant] is tijdens de hoorzitting niet verschenen. Bij het besluit van 30 mei 2012 heeft de burgemeester het besluit van 29 maart 2012 gehandhaafd.
4. De burgemeester heeft aan de ongeldigverklaring van het op 19 juli 2011 aan [appellant] verstrekte rijbewijs ten grondslag gelegd dat het rijbewijs is afgegeven op basis van door [appellant] verstrekte onjuiste gegevens en dat het rijbewijs niet aan hem zou zijn afgegeven als de onjuistheid van die gegevens bij de aanvraag bekend was geweest.
5. De rechtbank heeft vastgesteld dat [appellant] de burgemeester en de politie niet heeft gemeld dat zijn rijbewijs door de Franse politie was ingenomen wegens een snelheidsovertreding, terwijl het bij die gelegenheid door de politie aan hem opgelegde rijverbod nog niet was verstreken. [appellant] heeft slechts gemeld dat de omstandigheden van de vermissing hem onbekend waren. De reden van vermissing van het rijbewijs was [appellant] echter wel bekend, namelijk de invordering. Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellant] aan de burgemeester onjuiste gegevens heeft verschaft. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat de burgemeester, gelet op de in artikel 119 van de Wvw 1994 limitatief opgesomde gronden voor afgifte van een rijbewijs, niet tot afgifte van het nieuwe rijbewijs had kunnen overgaan als [appellant] de juiste gegevens had verschaft. De burgemeester was derhalve gehouden het nieuwe rijbewijs van [appellant] op grond van artikel 124, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wvw 1994 ongeldig te verklaren, aldus de rechtbank.
6. Voor zover [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de burgemeester in strijd met artikel 113, derde lid, van de Wvw 1994 en het beginsel van hoor en wederhoor heeft gehandeld, wordt overwogen dat hij deze betogen voor het eerst in hoger beroep heeft aangevoerd. Aangezien het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak, er geen reden is waarom de betogen niet reeds bij de rechtbank hadden kunnen worden gevoerd en [appellant] dit uit een oogpunt van een zorgvuldig en doelmatig gebruik van rechtsmiddelen had behoren te doen, dienen de betogen buiten beschouwing te blijven.
7. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij aan de burgemeester onjuiste gegevens heeft verschaft.
Daartoe voert hij aan dat de rechtbank ten onrechte er van uitgegaan is dat de reden van vermissing van zijn rijbewijs hem bekend was. Ten tijde van de aanvraag was hij er niet van op de hoogte dat de Franse politie hem een rijverbod voor de duur van drie maanden had opgelegd. Bij zijn staandehouding in Frankrijk is [appellant] meegedeeld dat zijn rijbewijs binnen veertien dagen zou worden geretourneerd. Daar hij het document na die periode niet terug had gekregen, mocht hij er van uitgaan dat het bij de postbezorging of bij de Franse politie of justitie vermist was geraakt. Daarbij is volgens [appellant] van belang dat zijn vorige rijbewijs slecht leesbaar was en het op dat rijbewijs vermelde adres niet meer juist was. Nu de politierechter hem bovendien bij vonnis van 17 oktober 2012 heeft vrijgesproken voor oplichting en het openbaar ministerie hem niet vervolgt voor valsheid in geschrifte, kan niet worden volgehouden dat hij onjuiste gegevens heeft verstrekt.
Voor zover niettemin moet worden geoordeeld dat de door hem verschafte gegevens onjuist zijn, heeft de rechtbank miskend dat hij dat niet opzettelijk heeft gedaan. Hij was zich er niet van bewust dat hij de inname van zijn rijbewijs door de Franse politie bij de aanvraag moest melden, aldus [appellant].
7.1. Niet in geschil is dat [appellant] op 24 juni 2011 door de Franse politie is geverbaliseerd voor een snelheidsovertreding en dat het rijbewijs daarbij is ingenomen. Evenmin is in geschil dat [appellant] op 19 juli 2011 bij de regiopolitie IJsselland aangifte heeft gedaan van vermissing van zijn rijbewijs. Deze aangifte is vastgelegd in een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van vermissing identiteitsbewijs. Blijkens het proces-verbaal heeft [appellant] over de reden van de vermissing dan wel de gelegenheid waarbij de vermissing werd ontdekt, verklaard dat hij onlangs tot de ontdekking kwam dat hij zijn rijbewijs kwijt is, dat hij niet weet wat hiermee is gebeurd, dat de reden van de vermissing van het document onbekend is en dat hij het nergens in huis terug kan vinden. [appellant] heeft dit door hem ondertekende proces-verbaal van vermissing bij de aanvraag overgelegd.
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat [appellant] aan de burgemeester over de reden van vermissing van het rijbewijs onjuiste gegevens heeft verschaft.
Dat [appellant], zoals hij stelt, tijdens de aanvraag niet op de hoogte was van de duur van het rijverbod en hij na de inname van zijn rijbewijs door de Franse politie in de veronderstelling is komen te verkeren dat het document in het ongerede was geraakt, leidt, wat daarvan ook zij, niet tot een ander oordeel. Anders dan [appellant] veronderstelt, staat de hier aan de orde zijnde bestuursrechtelijke procedure omtrent de ongeldigverklaring van het rijbewijs los van de tegen hem gevoerde strafrechtelijke procedure. Dat [appellant] niet strafrechtelijk is veroordeeld, is derhalve niet bepalend voor de beoordeling of zich de situatie van artikel 124 van de Wvw 1994 voordoet. De overige door [appellant] in hoger beroep aangevoerde omstandigheden kunnen, wat ook zij van de juistheid ervan, evenmin afdoen aan de juistheid van het oordeel van de rechtbank dat hij onjuiste gegevens heeft verschaft.
Dat [appellant], zoals hij stelt, niet opzettelijk onjuiste gegevens zou hebben verschaft, doet aan het vorenstaande ook niet af. Uit de tekst van artikel 124, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wvw 1994 volgt niet dat deze bepaling slechts kan worden toegepast indien opzettelijk onjuiste gegevens zijn verstrekt.
8. Nu de rechtbank voorts met juistheid heeft geoordeeld dat de burgemeester, gelet op de in artikel 119 van de Wvw 1994 limitatief opgesomde gronden voor afgifte van een rijbewijs, niet tot afgifte van het nieuwe rijbewijs had kunnen overgaan als [appellant] de juiste gegevens zou hebben verschaft, heeft zij terecht geoordeeld dat de burgemeester gehouden was het nieuwe rijbewijs van [appellant] op grond van artikel 124, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wvw 1994 ongeldig te verklaren.
9. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Vreken-Westra, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Vreken-Westra
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2013