ECLI:NL:RVS:2013:CA1327

Raad van State

Datum uitspraak
29 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201206904/1/T1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over ontheffing voor gemotoriseerd verkeer in voetgangerszone te Helmond

In deze tussenuitspraak van de Raad van State, gedateerd 29 mei 2013, wordt het hoger beroep van een appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Helmond behandeld. Het college had op 23 september 2011 ontheffing verleend aan de vennootschap onder firma Bakkerij 't Bakkertje om met gemotoriseerd vervoer het centrumgebied De Plaetse te Helmond te betreden voor bevoorrading. De appellant, wonend te Helmond, had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat door het college op 17 januari 2012 ongegrond werd verklaard. De rechtbank 's-Hertogenbosch had op 12 juni 2012 het beroep van de appellant tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging.

De Raad van State heeft in deze uitspraak overwogen dat de verleende ontheffing niet op een deugdelijke grondslag berust. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft vastgesteld dat het verkeersbesluit van 1 april 2008, dat een voetgangerszone instelt en een verplicht fietspad aanwijst, niet voorziet in een bevoegdheid voor het college om ontheffingen te verlenen voor de borden die in dat besluit zijn opgenomen. De rechtbank heeft dit gebrek niet onderkend, wat aanleiding geeft voor de Raad van State om het college op te dragen het gebrek binnen twaalf weken te herstellen. De Raad van State heeft het college verzocht om het besluit van 17 januari 2012 te herzien of een nieuw besluit te nemen, waarbij het college ook de uitkomst aan de Raad van State en de andere partijen moet meedelen.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om beslissingen te baseren op een deugdelijke juridische grondslag en de verplichting om de wetgeving correct toe te passen. De einduitspraak zal later worden gedaan over de proceskosten en de vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

201206904/1/T1/A3.
Datum uitspraak: 29 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 49, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Helmond,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 12 juni 2012 in zaak nr. 12/549 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Helmond.
Procesverloop
Bij besluit van 23 september 2011 heeft het college vennootschap onder firma Bakkerij ’t Bakkertje (hierna: de bakkerij) ontheffing verleend om op maandag tot en met zaterdag en op koopzondag van 07:00 tot 22:00 uur ten behoeve van de bevoorrading van de bakkerij met gemotoriseerd vervoer het centrumgebied De Plaetse te Helmond te betreden.
Bij besluit van 17 januari 2012 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 juni 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 februari 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. R.T. Kirpestein, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.C. Boelens-Horn, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting vennoot [naam vennoot] van de bakkerij, vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 49, zesde lid, van de Wet op de Raad van State, zoals dit luidde ten tijde van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
Ingevolge artikel 14 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw 1994) worden bij algemene maatregel van bestuur regels vastgesteld omtrent het toepassen van verkeerstekens en onderborden.
Ingevolge artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990) zijn weggebruikers verplicht gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden.
Ingevolge artikel 87 kan door het bevoegd gezag ontheffing worden verleend van artikel 62 voor zover het betreft de verkeerstekens C1, C2, C4, C6 tot en met C21, C22a, D2, D4 tot en met D7, E1 tot en met E3, F7 en de verkeerstekens genoemd in de artikelen 73, 76, 77, 78, 81 en 98.
2. Voor zover [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college de ontheffing niet mocht verlenen, overweegt de Afdeling het volgende.
Bij verkeersbesluit van 1 april 2008 heeft het college besloten in en rondom het centrumgebied "De Plaetse" een voetgangerszone in te stellen, een verplicht fietspad aan te wijzen en ten behoeve van de bevoorrading van de centrumvoorzieningen elke dag tussen 8:45 en 11:45 uur gemotoriseerd verkeer toe te staan.
Desgevraagd heeft het college ter zitting verklaard dat de verlening van de ontheffing is gebaseerd op artikel 87, gelezen in verbinding met artikel 62, van het RVV 1990. Voorts is uit de verklaring van het college ter zitting naar voren gekomen dat ter uitvoering van het verkeersbesluit, rondom het centrumgebied de borden C3 "eenrichtingsverkeer" en G11 "verplicht fietspad", genoemd in bijlage 1 van het RVV 1990, met een onderbord met venstertijden zijn geplaatst, alsmede het bord G7 "voetgangerszone" zonder onderbord. Deze borden worden niet vermeld in artikel 87 van het RVV 1990. Dit artikel biedt dan ook geen grondslag voor het verlenen van ontheffing van artikel 62 van het RVV 1990, voor zover het die borden betreft.
Nu voorts het verkeersbesluit - anders dan in de door het college aangehaalde uitspraak van 22 augustus 2012 in zaak nr. 201110558/1/A3 - niet voorziet in een bevoegdheid van het college om in bepaalde gevallen aan belanghebbenden een ontheffing te verlenen, berust het besluit van 17 januari 2012 tot handhaving van de verleende ontheffing, niet op een deugdelijke grondslag.
De rechtbank heeft dit ten onrechte niet onderkend.
3. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling het college opdragen om binnen twaalf weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen onder 2 is overwogen het aldaar omschreven gebrek te herstellen door zo nodig het besluit van 17 januari 2012 te wijzigen dan wel in plaats daarvan een ander besluit te nemen. Hiertoe wordt het college in overweging gegeven het verkeersbesluit van 1 april 2008 te wijzigen, in die zin dat daarin wordt voorzien in een bevoegdheid van het college om daarvan ontheffing te verlenen. Het college dient voorts de uitkomst aan de Afdeling mede te delen.
4. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt het college van burgemeester en wethouders van Helmond op om binnen twaalf weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
1. met inachtneming van overweging 2 het daar omschreven gebrek te herstellen en
2. de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en een eventueel gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Vreken-Westra, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Vreken-Westra
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2013
434-741.