201209366/1/R4.
Datum uitspraak: 29 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], tevens handelende onder de naam Praktijk voor Fysiotherapie en Manuele Therapie [naam appellant], wonend te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland,
appellanten,
de raad van de gemeente Midden-Delfland,
verweerder.
Bij besluit van 3 juli 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Den Hoorn" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad en [appellant] hebben gezamenlijk nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 mei 2013, waar [appellant], vertegenwoordigd door ir. P.W.M. van Velzen, werkzaam bij Restauro Architecten, en de raad, vertegenwoordigd door ir. R.F. Berkers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
1. Het plan bevat een juridisch-planologische regeling voor een deel van het dorp Den Hoorn.
2. [appellant] kan zich niet verenigen met het plan voor zover de praktijkruimte in de achterbouw op het perceel [locatie A] en in de volledige bebouwing op het perceel [locatie B] de aanduiding "praktijkruimte" niet als zodanig is bestemd.
3. Uit de door beide partijen ondertekende brief van de raad van 26 april 2013, met kenmerk 2013-11678, en de toelichting van partijen ter zitting blijkt dat zij het erover eens zijn dat de verbeelding wat betreft voornoemde percelen dient te worden aangepast overeenkomstig de als bijlage 2 bij deze brief overgelegde uitsnede.
Aldus heeft de raad zich op een ander standpunt gesteld dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan. Niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, zodat moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat dit onderdeel betreft niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
4. Het beroep is gegrond. Het besluit van 3 juli 2012 dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te worden vernietigd, voor zover aan de achterbouw op het perceel [locatie A] niet de aanduiding "praktijkruimte" en een bouwvlak zijn toegekend en aan de bebouwing op het perceel [locatie B] niet de aanduiding "praktijkruimte" is toegekend.
5. Nu partijen hebben verklaard dat de als bijlage 2 bij de brief van 26 april 2013 overgelegde uitsnede van de thans door hen beoogde verbeelding aan het beroep beantwoordt, ziet de Afdeling in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder a en b, en vijfde lid, van de Awb, zoals dit luidde ten tijde van belang, op te dragen om binnen 16 weken na verzending van deze uitspraak een nieuwe planregeling vast te stellen voor de percelen [locatie B] en [locatie A] door voor deze percelen de verbeelding overeenkomstig de door partijen als bijlage 2 bij de brief van 26 april 2013 overgelegde uitsnede van de door hen beoogde verbeelding gewijzigd vast te stellen. De raad behoeft daarbij geen toepassing te geven aan afdeling 3.4 van de Awb.
6. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Ten aanzien van het verzoek van [appellant] om de raad te veroordelen in de kosten van het opmaken van een deskundigenrapport en van het meebrengen van een deskundige ter zitting, overweegt de Afdeling dat van het meebrengen van een deskundige niet overeenkomstig artikel 8:60, vierde lid, van de Awb mededeling is gedaan, zodat de Afdeling, in aanmerking genomen de bij het beroepschrift overgelegde machtiging, Van Velzen niet als deskundige, maar als gemachtigde van [appellant] beschouwt. Het kennelijk als deskundigenrapport bedoelde geschrift betreft het beroepschrift. Van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is niet gebleken. Het verzoek om een proceskostenveroordeling wordt dan ook in zoverre afgewezen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Midden-Delfland van 3 juli 2012, waarbij het bestemmingsplan "Den Hoorn" is vastgesteld, voor zover:
a. aan de achterbouw op het perceel [locatie A] niet de aanduiding "praktijkruimte" en een bouwvlak zijn toegekend, en
b. aan de bebouwing op het perceel [locatie B] niet de aanduiding "praktijkruimte" is toegekend;
III. draagt de raad van de gemeente Midden-Delfland op om binnen 16 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen voor zover dit is vernietigd en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Midden-Delfland tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 51,28 (zegge: eenenvijftig euro en achtentwintig cent);
V. gelast dat de raad van de gemeente Midden-Delfland aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Timmerman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2013