ECLI:NL:RVS:2013:CA1379

Raad van State

Datum uitspraak
29 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201209277/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Hoekstra
  • M. Vogel-Carprieaux
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Kern Vuren vastgesteld door de raad van de gemeente Lingewaal

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Kern Vuren" dat op 5 juli 2012 door de raad van de gemeente Lingewaal is vastgesteld. Tegen dit besluit hebben vijf appellanten, wonend in Vuren, beroep ingesteld. De appellanten zijn van mening dat het plan niet voldoet aan de eisen van rechtszekerheid en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de gevolgen voor de omgeving, waaronder de bouwhoogte en de parkeervoorzieningen. De Raad van State heeft de zaak op 29 mei 2013 behandeld. Tijdens de zitting zijn de appellanten bijgestaan door hun advocaat, terwijl de raad werd vertegenwoordigd door ambtenaren en de wethouder. De Raad van State heeft overwogen dat het plan een actueel juridisch-planologisch kader biedt, maar dat er tekortkomingen zijn in de motivering van de raad met betrekking tot de behoefte aan de woningen en de gevolgen voor de Flora- en faunawet. De Raad heeft geoordeeld dat het besluit van de raad van de gemeente Lingewaal voor een deel moet worden vernietigd, omdat het in strijd is met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad heeft de raad opgedragen om binnen vier weken de nodige aanpassingen in het plan door te voeren. Tevens is de raad veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten.

Uitspraak

201209277/1/R2.
Datum uitspraak: 29 mei 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Vuren, gemeente Lingewaal,
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
3. [appellant sub 3], wonend te Vuren, gemeente Lingewaal,
4. [appellant sub 4], wonend te Vuren, gemeente Lingewaal,
5. [appellant sub 5], wonend te Vuren, gemeente Lingewaal,
en
de raad van de gemeente Lingewaal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 juli 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Kern Vuren" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 4], [appellant sub 3], [appellant sub 5] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 maart 2013, waar [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5], bijgestaan door mr. J.H. Hartman, [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. J.H. Hartman, en de raad, vertegenwoordigd door mr. L. Walkate en ing. N. Olthof, beiden werkzaam bij de gemeente, en E. van Sambeek, wethouder, zijn verschenen. Tevens is BM Projectontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door A. de Kwaadsteniet, daar gehoord.
Overwegingen
1. Het plan biedt een actueel juridisch-planologisch kader voor de kern Vuren. Het plan voorziet onder meer in een woonappartementencomplex met een publieke functie in de plint op het perceel Dorpsstraat 4-6, tevens bekend als Dorpsstraat 10-32, te Vuren (hierna: het perceel Dorpsstraat 4-6).
2. Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) is afdeling 2 van deze wet van toepassing op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten dan wel voor de in bijlage II bij deze wet bedoelde ruimtelijke en infrastructurele projecten.
Ingevolge artikel 3, eerste lid van bijlage 1 behorende bij de Chw wordt onder ruimtelijke en infrastructurele projecten verstaan ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) ten behoeve van de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden.
2.1. Nu het plan voorziet in de mogelijkheid van de bouw van meer dan 11 woningen is afdeling 2 van de Chw van toepassing.
3. [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 5] hebben zich in het beroepschrift ten aanzien van enkele gronden beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 5] hebben in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn. De betogen falen.
Ontwikkelingen [locatie]
4. [appellant sub 5] betoogt dat het plan ten onrechte voorziet in een wijzigingsbevoegdheid voor zijn perceel [locatie]. Hiertoe voert hij aan dat de wijzigingsbevoegdheid in de weg staat aan de door hem gewenste ontwikkelingen op dat perceel en dat een integrale aanpak van het dorpsplein gewenst is.
4.1. De raad stelt dat de door [appellant sub 5] gewenste ontwikkelingen ten tijde van de vaststelling van het plan nog niet zo concreet waren dat die ontwikkelingen met een bestemming bij recht in het plan moesten worden opgenomen.
4.2. Aan het plandeel betreffende het perceel aan de [locatie] zijn in het plan de bestemming "Centrum" en de gebiedsaanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied" toegekend. Ingevolge artikel 26, lid 26.3, van de planregels, zijn burgemeester en wethouders bevoegd ter plaatse van die aanduiding de bestemmingen te wijzigen ten behoeve van woningen, centrumvoorzieningen en een andere inrichting van de openbare ruimte.
4.3. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [appellant sub 5] weliswaar op zijn perceel aan de [locatie] ontwikkelingen voor ogen heeft, maar dat voor deze ontwikkelingen ten tijde van de vaststelling van het plan nog geen concreet, zo nodig met onderzoeken onderbouwd, plan bestond. Gelet hierop heeft de raad in redelijkheid een wijzigingsbevoegdheid aan het perceel aan de [locatie] kunnen toekennen. Dat bij de raad bekend was dat [appellant sub 5] bij de ontwikkelingen rond het dorpsplein wilde worden betrokken, maakt dat niet anders. Het betoog faalt.
5. In hetgeen [appellant sub 5] heeft aangevoerd ten aanzien van het plandeel met de bestemming "Centrum" en de gebiedsaanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied" ter plaatse van het perceel aan de [locatie] ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van [appellant sub 5] is in zoverre ongegrond.
Dorpsstraat 4-6
6. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] kunnen zich niet verenigen met het plandeel met de bestemming "Centrum" op het perceel aan de Dorpsstraat 4-6. Daartoe stellen [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] dat niet zeker is of het zorgcentrum, waarmee de publieke functie in de plint van het voorziene appartementencomplex zou moeten worden ingevuld, daadwerkelijk zal worden gerealiseerd.
Voorts betogen [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] dat het plan ten onrechte niet voorziet in een geschikt dorpsplein.
Verder betogen [appellant sub 3] en [appellant sub 4] dat het plan in strijd is met het gemeentelijk beleid voor archeologie.
[appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] betogen dat geen behoefte bestaat aan de in het plan voorziene appartementen. Voorts betogen zij dat de in het plan opgenomen maximaal toegestane bouwhoogte te groot is. Ook betogen zij dat het plan ten onrechte niet voorziet in voldoende parkeervoorzieningen.
[appellant sub 3] en [appellant sub 4] vrezen dat zij overlast zullen ondervinden van het voorziene appartementencomplex. Ook betogen zij dat het plan in strijd is met de Flora- en faunawet (hierna: de Ffw), omdat geen onderzoek is gedaan naar de aanwezigheid van vleermuizen.
6.1. Het plan voorziet voor het plandeel betreffende het perceel aan de Dorpsstraat 4-6 in de bestemming "Centrum". Ingevolge artikel 5, lid 5.1, van de planregels, zijn de voor deze bestemming aangewezen gronden onder meer bestemd voor detailhandel, dienstverlening, kantoren, horeca in categorie 1 en 2 en wonen.
Ingevolge artikel 1 van de planregels wordt onder het begrip dienstverlening verstaan het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé.
Aan het plandeel betreffende de locatie van het bestaande dorpsplein is de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" toegekend. Ingevolge artikel 10, lid 10.1, van de planregels, zijn gronden met deze bestemming onder meer bestemd voor wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie, parkeervoorzieningen, bermen en beplanting, straatmeubilair, (voorzieningen voor) ambulante detailhandel, evenementen, terrassen en voorzieningen van algemeen nut.
6.2. Bij besluit van 29 juni 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vuren een omgevingsvergunning verleend waarmee de bouw van een appartementencomplex met 22 appartementen op het perceel aan de Dorpsstraat 4-6 mogelijk is gemaakt. Met deze omgevingsvergunning is afgeweken van de in het voorheen geldende bestemmingsplan "Kom Vuren" toegestane maximale bouwhoogte en van de in dat plan opgenomen ligging van de voorgevelrooilijn.
6.3. Ten aanzien van de betogen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] dat het plan niet rechtszeker is omdat niet duidelijk is of op de begane grond van de op het perceel aan de Dorpsstraat 4-6 voorziene bebouwing, een zorgcentrum zal worden gerealiseerd, wordt het volgende overwogen. Het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder gezondheidszorg en zorg en welzijn, valt ingevolge artikel 1 van de planregels onder het begrip "maatschappelijk" en niet onder het begrip "dienstverlening". Zoals in rechtsoverweging 6.1 is overwogen, is op de voor de bestemming "Centrum" aangewezen gronden dienstverlening toegestaan, maar zijn maatschappelijke activiteiten niet toegestaan, waardoor het plan niet voorziet in de mogelijkheid een zorgcentrum te realiseren op de begane grond van het voorziene appartementencomplex op het perceel aan de Dorpsstraat 4-6. Voor het oordeel dat het plan in zoverre in strijd is met de rechtszekerheid, bestaat dan ook geen aanleiding. De betogen falen.
6.4. Niet in geschil is dat het dorpsplein ten gevolge van de in het plan voorziene ontwikkelingen, waaronder het in noordelijke richting verschuiven van de voorgevelrooilijn van het perceel Dorpsstraat 4-6, kleiner zal worden. De raad stelt zich op het standpunt dat desondanks een geschikt dorpsplein kan worden gerealiseerd. Daartoe stelt hij dat voldoende ruimte overblijft voor een dorpsplein en, zoals in rechtsoverweging 4.1 is weergegeven, binnen de aan de betreffende gronden toegekende bestemming voor een dorpsplein belangrijke voorzieningen als straatmeubilair, terrassen en voorzieningen van algemeen nut zijn toegestaan. [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] hebben niet aannemelijk gemaakt dat de raad zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. Dat binnen bedoelde bestemming ook parkeervoorzieningen zijn toegestaan, maakt dat niet anders, nu ter zitting is toegelicht dat de inrichting van het gebied zodanig zal zijn dat de parkeerplaatsen niet aan de verblijfsfunctie van het plein in de weg zullen staan. De betogen falen.
6.5. Ten aanzien van de stelling van [appellant sub 3] en [appellant sub 4] dat het plan in strijd is met het gemeentelijk beleid voor archeologie, wordt overwogen dat zij deze stelling niet hebben onderbouwd. Reeds hierom falen deze betogen.
6.6. In de plantoelichting, de daaraan ten grondslag gelegde stukken en de toelichting ter zitting heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat behoefte bestaat aan de in het plan voorziene woningen en heeft voor een onderbouwing van dat standpunt verwezen naar de ruimtelijke onderbouwing van voornoemde omgevingsvergunning. Deze verwijzing is echter onvoldoende om de behoefte aan de in het plan voorziene woningen te onderbouwen, nu die vergunning enkel betrekking heeft op bouwplan dat ziet op 22 appartementen terwijl het plan meer en andersoortige woningen mogelijk maakt. Voorts is daarbij van belang dat het plan, in tegenstelling tot deze omgevingsvergunning, voor herhaalde toepassing vatbaar is. Ook de verwijzing naar het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 van de provincie Gelderland is onvoldoende om de behoefte te onderbouwen, nu dit programma slechts de behoefte in de regio betreft en daaruit niet blijkt wat de behoefte in de gemeente Lingewaal of de kern Vuren specifiek is. Evenmin blijkt daaruit dat behoefte bestaat aan het soort woningen dat in het plan is voorzien. Voor zover de raad ter zitting heeft gesteld dat de in het plan voorziene woningen dienen ter vervanging van woningen die elders in Vuren niet zijn gebouwd, merkt de Afdeling op dat, daargelaten dat niet is gesteld noch inzichtelijk is gemaakt dat het vergelijkbare woningen betreffen dan wel dat de behoefte aan de voorziene woningen in het kader van de totstandkoming van de desbetreffende planologische maatregel is bezien, uit onderhavig plan en de toelichting daarop niet blijkt dat deze argumentatie aan het plan ten grondslag is gelegd.
Ten aanzien van de diepte van het aan het plandeel toegekende bouwvlak en de op een deel daarvan maximaal toegestane bouwhoogte van 13,5 meter, overweegt de Afdeling het volgende. In het plan noch ter zitting is gemotiveerd waarom bedoelde bouwhoogte en diepte op de locatie aan de Dorpsstraat 4-6 ruimtelijk aanvaardbaar zijn en is van een belangenafweging op dit punt ook niet gebleken. De enkele stelling van de raad ter zitting dat slechts een beperkt aantal nieuwbouwlocaties met een beperkt oppervlak beschikbaar is, waardoor bedoelde bouwhoogte en diepte noodzakelijk zijn om de gewenste invulling te realiseren, houdt niet een dergelijke motivering en belangenafweging in.
Ook ten aanzien van de parkeerbehoefte is uitgegaan van voornoemde omgevingsvergunning en is niet inzichtelijk gemaakt of en op welke manier in de behoefte aan parkeerplaatsen kan worden voorzien bij een andersoortige invulling van de ingevolge het plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen op het perceel.
Voor zover [appellant sub 3] en [appellant sub 4] vrezen voor overlast ten gevolge van de voorziene woningen, stelt de Afdeling vast dat de raad enkel het bouwplan, waarop voornoemde omgevingsvergunning betrekking heeft, heeft bezien en de daarin uitsluitend aan de noordzijde opgenomen balkons, als uitgangspunt voor een beoordeling van de mogelijke overlast heeft genomen. Echter, het plan maakt ook een andere invulling met bijvoorbeeld balkons aan de zuidzijde van de betreffende bebouwing mogelijk. De raad heeft daarmee zijn stelling dat het plan in zoverre geen onaanvaardbare overlast voor omwonenden tot gevolg zal hebben, onvoldoende onderbouwd.
De betogen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] dat de motivering betreffende de behoefte, de diepte van het aan het plandeel toegekende bouwvlak, de maximaal toegestane bouwhoogte ter plaatse en de daarvan uitgaande parkeerbehoefte slagen. Ook de betogen van [appellant sub 3] en [appellant sub 4] dat de motivering betreffende de overlast voor omwonenden onvoldoende is, slagen.
6.7. Voor zover [appellant sub 3] en [appellant sub 4] betogen dat het plan, voor zover het betreft het plandeel betreffende het perceel aan de Dorpsstraat 4-6, in strijd is met de Ffw, omdat geen onderzoek is gedaan naar de aanwezigheid van vleermuizen en er geen voorzieningen voor bescherming van die vleermuizen zijn voorzien, overweegt de Afdeling het volgende.
De vragen of voor de uitvoering van het plan een vrijstelling geldt, dan wel een ontheffing op grond van de Ffw nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel eerst aan de orde in een procedure op grond van de Ffw. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan in zoverre niet had mogen vaststellen, indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in zoverre in de weg staat. In de ruimtelijke onderbouwing bij de omgevingsvergunning, waarnaar de raad op dit punt verwijst, is vermeld dat in de oude bebouwing op bedoeld perceel mogelijk vleermuizen voorkomen en dat nader onderzoek aangewezen is. Uit de plantoelichting, de overige stukken en de toelichting ter zitting is niet gebleken dat dit onderzoek is uitgevoerd en beschikbaar was ten tijde van de vaststelling van het plan. Tegen deze achtergrond heeft de raad onvoldoende onderzocht of voldoende grondslag bestaat voor het standpunt dat op voorhand in redelijkheid kan worden geconcludeerd dat de Ffw niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
Deze betogen slagen.
7. In hetgeen [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het plan in zoverre is vastgesteld in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. De beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] zijn geheel en het beroep van de [appellant sub 5] is deels, gegrond, zodat het besluit wegens strijd met de genoemde wettelijke bepalingen dient te worden vernietigd voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Centrum" voor zover betreffende het perceel aan de Dorpsstraat 4-6.
8. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
Proceskosten
9. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. De Afdeling ziet ten aanzien van de bijstand dan wel vertegenwoordiging ter zitting van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] aanleiding met toepassing van artikel 2, eerste lid, onder a, gelezen in samenhang met artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht een wegingsfactor van 0,2 toe te passen, nu zij zich ter zitting door dezelfde beroepsmatige rechtsbijstandverlener hebben laten bijstaan dan wel vertegenwoordigen en hun beroepen voor een belangrijk deel inhoudelijk gelijk zijn. Voorts ziet de Afdeling aanleiding ten aanzien van [appellant sub 3] en [appellant sub 4] een wegingsfactor van 0,5 toe te passen als bedoeld in de bijlage genoemd in artikel 2, eerste lid, onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, nu de beroepschriften van [appellant sub 3] en [appellant sub 4] gelijkluidend zijn en zijn opgesteld door dezelfde beroepsmatige rechtsbijstandverlener.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] geheel, en het beroep van de [appellant sub 5] deels gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Lingewaal van 5 juli 2012 waarbij het bestemmingsplan "Kern Vuren" is vastgesteld, voor zover dit besluit betrekking heeft op het plandeel met de bestemming "Centrum" voor zover betreffende het perceel aan de Dorpsstraat 4-6;
III. verklaart het beroep van [appellant sub 5], voor zover dit betreft het plandeel met de bestemming "Centrum" en de gebiedsaanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied" ter plaatse van het perceel aan de [locatie], ongegrond;
IV. draagt de raad van de gemeente Lingewaal op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de vernietiging van het in dictumonderdeel II genoemde plandeel wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Lingewaal tot vergoeding van:
a. bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 94,40 (zegge: vierennegentig euro en veertig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
b. bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 94,40 (zegge: vierennegentig euro en veertig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
c. bij [appellant sub 3] in verband met de behandeling van het beroep opkomen proceskosten tot een bedrag van € 330,40 (zegge: driehonderddertig euro en veertig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
d. bij [appellant sub 4] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 330,40 (zegge: driehonderddertig euro en veertig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
e. bij [appellant sub 5] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 566,40 (zegge: vijfhonderdzesenzestig euro en veertig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Lingewaal aan [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt, ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) ieder.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Vogel-Carprieaux
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2013
458-726.