201206445/1/A4.
Datum uitspraak: 5 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Turner Waste Intermediate B.V. en Turner Trading Enterprises B.V. (hierna tezamen en in enkelvoud: TWI), gevestigd te Elburg,
appellanten,
de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
verweerder.
Bij besluit van 8 december 2011 heeft de staatssecretaris TWI onder oplegging van een dwangsom gelast om de overtreding van artikel 10.55 van de Wet milieubeheer te beëindigen en beëindigd te houden.
Bij besluit van 7 juni 2012 heeft de staatssecretaris het door TWI hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de last onder dwangsom gehandhaafd.
Tegen dit besluit heeft TWI beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 april 2013, waar TWI, vertegenwoordigd door G. Draaijer, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J.J. Kerssemakers en F.C. Westelaken, beiden werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen. Voorts is ter zitting WastePoint Afvalbeheer B.V., vertegenwoordigd door J.J.P. Koopman, als partij gehoord.
1. Ingevolge artikel 10.55, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet milieubeheer, is het verboden ten behoeve van anderen te bemiddelen bij het beheer van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, zonder vermelding als respectievelijk vervoerder, handelaar of bemiddelaar op de lijst van vervoerders, handelaars en bemiddelaars.
2. Bij het besluit van 8 december 2011 heeft de staatsecretaris TWI onder oplegging van een dwangsom gelast om de overtreding van artikel 10.55 van de Wet milieubeheer te beëindigen en beëindigd te houden. Aan die last heeft de staatssecretaris ten grondslag gelegd dat TWI zonder daartoe te zijn geregistreerd bemiddelingswerkzaamheden voor andere bedrijven verricht.
3. TWI betoogt dat haar werkzaamheden niet zijn aan te merken als bemiddeling, maar als advisering, zodat zij artikel 10.55, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet milieubeheer niet heeft overtreden. Zij voert hiertoe aan dat het contact met zowel de ontdoeners van afval (hierna: de klanten) en de afvalverwerkers vrijblijvend is, dat er niet altijd een akkoord over de verwerkingsprijs tot stand komt en dat TWI nimmer eigenaar of bezitter wordt van afvalstoffen.
3.1. De staatssecretaris heeft voor de uitleg van het begrip ‘bemiddelen’ als bedoeld in artikel 10.55, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet milieubeheer aansluiting gezocht bij de omschrijving van dit begrip in de geschiedenis van de totstandkoming van die bepaling, omdat dit begrip in de Wet milieubeheer niet wordt omschreven. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer (Kamerstukken II 1998/1999, 26 638, nr. 3, p. 53 en 54) is vermeld dat van bemiddelen sprake is, indien een persoon of rechtspersoon zonder in het bezit te zijn van afvalstoffen beroepsmatig voor anderen regelingen treft voor de verwijdering of de nuttige toepassing van afvalstoffen. Volgens de toelichting komt aan dit begrip een ruime betekenis toe. Verder is in de toelichting vermeld dat de relatie tussen de bemiddelaar en degene die zich van afvalstoffen ontdoet of degene die afvalstoffen ontvangt verschillende vormen kan aannemen, de bemiddelaar voor derden kan bemiddelen bij het tot stand komen van overeenkomsten voor en op naam en rekening van die derde en de bemiddelaar veelal noch het feitelijke bezit noch de eigendom heeft van de afvalstoffen ten aanzien waarvan bemiddeld wordt.
3.2. Volgens de staatssecretaris moeten de activiteiten van TWI worden aangemerkt als bemiddelen in voormelde zin. De staatssecretaris heeft aan zijn standpunt ten grondslag gelegd dat TWI aan klanten vrijblijvend aanbiedingen doet over de afvoer van hun afvalstoffen. Vervolgens legt TWI contact met potentiële afvalverwerkers en stuurt hun monsters van afvalstoffen. Het analyseren van de afvalmonsters vindt plaats op kosten van de klant. TWI maakt met deze potentiële afvalverwerkers vervolgens afspraken over de verwerkingsprijzen en de condities waaronder de verwerking plaatsvindt. Daarna geeft TWI advies aan haar klant. Volgens de staatssecretaris zouden zonder tussenkomst van TWI de klant en de verwerker van afvalstoffen geen, dan wel later of onder andere voorwaarden een overeenkomst voor de verwerking van afvalstoffen hebben gesloten. Dat klanten van TWI niet altijd ingaan op haar aanbod en dat ook niet altijd een overeenkomst tot stand komt tussen klanten en verwerkers, acht de staatssecretaris niet van doorslaggevend belang. Volgens de staatssecretaris komt er een regeling tot stand zodra een klant ingaat op haar aanbod tot het leggen van contact met potentiële afvalverwerkers en is hiermee reeds sprake van bemiddeling.
De staatssecretaris verwijst in het besluit van 8 december 2011 voorts naar een standaardcontract dat TWI gebruikt bij haar werkzaamheden, waarin staat dat de advieswerkzaamheden die aan TWI worden opgedragen het leggen van contacten met afvalverwerkers en het aanbieden van contracten waardoor de afvalkosten voor de klant geminimaliseerd worden, omvatten.
3.3. In aanmerking genomen de betekenis die blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 10.55 van de Wet milieubeheer aan het begrip ‘bemiddelen’ moet worden toegekend, heeft de staatssecretaris de werkzaamheden van TWI terecht aangemerkt als bemiddelen als bedoeld in artikel 10.55, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet milieubeheer. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat TWI ter zitting heeft verklaard dat zij haar klanten met verwerkers in contact brengt. Dat niet altijd een overeenkomst tot stand komt tussen de klant en de afvalverwerker, zoals door TWI wordt aangevoerd, heeft de staatssecretaris terecht niet van doorslaggevend belang geacht, omdat reeds het contact leggen met afvalverwerkers, het maken van prijsafspraken en het adviseren van de klant als bemiddeling kan worden aangemerkt.
Dat TWI zichzelf adviseur noemt en geen bemiddelaar wil zijn, leidt evenmin tot een ander oordeel, nu de feitelijke werkzaamheden bepalend zijn. Voorts doet aan het voorgaande niet af dat TWI, zoals zij stelt, nooit bezitter of eigenaar wordt van de afvalstoffen ten aanzien waarvan bemiddeld wordt. Voor het bemiddelen is eigendom noch bezit van de afvalstoffen noodzakelijk.
TWI voert verder aan dat, zo begrijpt de Afdeling, indien haar activiteiten toch worden aangemerkt als bemiddelen, zij niet bemiddelt ten aanzien van afvalstoffen, maar dat zij slechts adressen van potentiële verwerkers deelt met de klant. Deze stelling kan niet slagen, reeds omdat TWI zelf heeft gesteld en ook ter zitting naar voren heeft gebracht dat zij monsters van afvalstoffen stuurt naar potentiële verwerkers om haar klanten te kunnen adviseren over de prijzen van hun afval.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W. Sorgdrager, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van staat.
w.g. Sorgdrager w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2013