ECLI:NL:RVS:2013:CA2054

Raad van State

Datum uitspraak
5 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201211023/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.W.L. Simons-Vinckx
  • S. Bechinka
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Centrum Vroomshoop en de betrokkenheid van belanghebbenden

Op 2 oktober 2012 heeft de raad van de gemeente Twenterand het bestemmingsplan "Centrum Vroomshoop" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten, bewoners van Vroomshoop, beroep ingesteld. De Raad van State heeft de zaak op 5 juni 2013 behandeld. De appellanten betogen dat zij onvoldoende betrokken zijn geweest bij de voorbereiding van het bestemmingsplan en dat de verkeersafwikkeling en parkeerbehoefte niet adequaat zijn onderzocht. De raad heeft echter gesteld dat alle relevante ontwikkelingen zijn meegenomen in het verkeersonderzoek en dat de benodigde parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen en dat de appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat de verkeersintensiteiten niet op een aanvaardbare wijze kunnen worden afgewikkeld. De Afdeling heeft het beroep van de appellanten, voor zover ontvankelijk, ongegrond verklaard en het beroep van [partij sub 1] en [partij sub 2] niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt de terughoudende toetsing van de Raad van State bij bestemmingsplannen en de noodzaak voor belanghebbenden om tijdig zienswijzen in te dienen.

Uitspraak

201211023/1/R1.
Datum uitspraak: 5 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Vroomshoop, gemeente Twenterand,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Twenterand,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 oktober 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Centrum Vroomshoop" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 april 2013, waar de raad, vertegenwoordigd door J. van Beesten-Heuver, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in de herontwikkeling van een gedeelte van het centrumgebied van Vroomshoop. De beoogde ontwikkelingen betreffen onder meer de bouw van een multifunctioneel centrum en een brede school en de uitbreiding van het bestaande woon-zorgcomplex Flierborgh/Lindenborgh. Direct ten westen van het zorgcomplex kunnen woningen worden opgericht. In het plan zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen waarmee onder meer wordt voorzien in de mogelijkheid om winkels aan de Linderflier te verplaatsen naar de Julianastraat. De vrijgekomen ruimte op de locatie Linderflier kan vervolgens na toepassing van een wijzigingsbevoegdheid worden getransformeerd tot een bedrijventerrein met woonwerkclusters.
Ontvankelijkheid
3. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad. Het ontwerpplan is blijkens de kennisgeving met ingang van 13 januari 2012 voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. De termijn waarbinnen zienswijzen naar voren konden worden gebracht eindigde derhalve op 23 februari 2012.
3.1. [partij sub 1] heeft geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht. [partij sub 2] heeft per e-mail van 24 februari 2012, derhalve niet tijdig, een reactie gegeven op het ontwerpplan.
3.2. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), zoals dat luidde ten tijde van belang, en artikel 6:13 van de Awb, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die over het ontwerpplan tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Hiervan is ten aanzien van de in 3.1 genoemde personen niet gebleken.
3.3. Het beroep van [appellant] en anderen, voor zover dat door [partij sub 1] en [partij sub 2] is ingesteld, is niet-ontvankelijk.
Het beroep inhoudelijk
4. Ten aanzien van het betoog van [appellant] en anderen dat zij niet, althans onvoldoende, betrokken zijn bij de voorbereiding van de "Centrumvisie Vroomshoop", vastgesteld op 6 november 2007, (hierna: de Centrumvisie) en het voorontwerp van het bestemmingsplan, overweegt de Afdeling dat het bieden van inspraak op de Centrumvisie en het voorontwerp geen deel uitmaakt van de in de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Het schenden van een inspraakverplichting, waarbij de Afdeling in het midden laat of daarvan in het voorliggende geval sprake was, heeft geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het bestemmingsplan.
5. Volgens [appellant] en anderen is de raad bij het voorbereiden van het plan niet uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden wat betreft de verkeersafwikkeling en de parkeerbehoefte binnen het zuidwestelijke gedeelte van het plangebied. Het is niet duidelijk of alle in het plan voorziene ontwikkelingen zijn betrokkenen bij het verkeersonderzoek. [appellant] en anderen wijzen op de ten westen van het zorgcomplex voorziene woningbouw, het parkeerterrein ten zuiden van sporthal De Stobbe en de wijzigingsbevoegdheden die voorzien in de verplaatsing van de bestaande winkels aan de Linderflier naar de Julianastraat, ter plaatse van de huidige Kennedyschool.
[appellant] en anderen betogen verder dat de verkeersbelasting van wegen in het plangebied gebaseerd is op een eenmalige verkeerstelling uit 2011. De resultaten van deze telling zijn volgens hen niet representatief. Ook gaat de raad er ten onrechte vanuit dat de bezoekers van het plangebied vooral uit Vroomshoop zelf afkomstig zullen zijn, aldus [appellant] en anderen.
5.1. Volgens de raad zijn bij het onderzoek naar de gevolgen van de planregeling voor de verkeersafwikkeling en het parkeren alle in het plan voorziene ontwikkelingen betrokken, derhalve ook de mogelijkheden op basis van de wijzigingsbevoegdheden.
De verkeerstelling op de Stobbelaan, waar [appellant] en anderen op doelen, is gehouden op een werkdag, buiten de vakantieperiode. De uitkomst is representatief, aldus de raad.
5.2. De raad heeft bij het voorbereiden van het plan onderzoek laten verrichten naar de verkeersaantrekkende werking van de in het plan voorziene functies en naar de parkeerbehoefte binnen het plangebied. De resultaten van het onderzoek zijn vastgelegd in het rapport "Verkeersaspecten bestemmingsplan Centrum Vroomshoop" van BVA van 13 september 2011 (hierna: het Verkeersrapport).
5.3. In het Verkeersrapport staat dat de berekening van de verkeersgeneratie ten gevolge van de in het plan voorziene ontwikkelingen steunt op de methodiek als geadviseerd in een tweetal publicaties van de Stichting CROW. Aan de hand van kengetallen is per voorziene functie de verkeersgeneratie berekend. De in 2011 gemeten verkeersintensiteit op de Stobbelaan heeft niet ten grondslag gelegen aan de berekening van de verkeersgeneratie binnen het plangebied.
In het Verkeersrapport staat dat het plan geen gevolgen heeft voor de verkeersstromen in het noordoostelijke deel van het plangebied. Wat betreft de gronden in het zuidwesten van het plangebied wordt onderscheid gemaakt tussen de "harde" en "zachte" ontwikkelingen waarin het plan voorziet. Met de eerste term wordt gedoeld op ontwikkelingen die bij recht zijn toegelaten, zoals de bouw van de brede school en het multifunctioneel centrum, de uitbreiding van het zorgcomplex en de voorziene woningbouw direct ten westen van het zorgcomplex. De zogenoemde "zachte ontwikkelingen" hebben betrekking op de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden. De voornaamste wijzigingsbevoegdheid ziet op het verplaatsen van het winkelcentrum Linderflier naar de Julianastraat, ter plaatse van de huidige Kennedyschool. In het Verkeersrapport staat dat op een gemiddelde werkdag ongeveer 2.150 vervoersbewegingen worden gegenereerd in het zuidelijke gedeelte van het plangebied, als gevolg van alle in het plan voorziene ontwikkelingen. Indien alleen wordt uitgegaan van de bij recht toegelaten ontwikkelingen, bedraagt het aantal verkeersbewegingen ongeveer 1.300. [appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de te verwachten verkeersintensiteiten niet op aanvaardbare wijze binnen de capaciteit van de wegen in het plangebied kunnen worden afgewikkeld.
5.4. Ten aanzien van de benodigde parkeercapaciteit overweegt de Afdeling dat de parkeerbehoefte binnen het plangebied berekend is op basis van de kencijfers van CROW en dat in het Verkeersrapport wordt geconcludeerd dat na realisatie van alle in het plan voorziene ontwikkelingen ongeveer 70 extra parkeerplaatsen aangelegd dienen te worden om te kunnen voldoen aan de parkeerbehoefte. Het plan voorziet in het vergroten van het bestaande parkeerterrein, direct ten zuiden van de bestaande sporthal "De Stobbe". Volgens de raad kunnen onder meer op die locatie en op de locatie Oranjeplein en in de nabijheid van het zorgcomplex Flierborgh/Lindenborgh de benodigde extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd.
5.5. [appellant] en anderen hebben de conclusies van het Verkeersrapport niet bestreden. Evenmin hebben [appellant] en anderen aannemelijk gemaakt dat het verrichte onderzoek naar de gevolgen van het plan voor de verkeersafwikkeling niet representatief is en dat het plan niet voorziet in de benodigde parkeerbehoefte.
6. [appellant] en anderen betogen dat in het plan ten onrechte niet wordt voorzien in parkeerplaatsen binnen een aanvaardbare afstand van de voorziene appartementen bij het zorgcomplex Flierborgh/Lindenborgh. De appartementen zullen voornamelijk door senioren worden bewoond. Het is van belang dat voor deze groep voldoende parkeergelegenheid aanwezig is in de directe nabijheid van de appartementen.
6.1. De raad stelt dat de bestaande parkeerplaatsen nabij het zorgcomplex in het plan worden gehandhaafd. Parkeerplaatsen zullen onder meer worden gerealiseerd bij de ingang van het zorgcomplex, aan de zijde van de Stobbelaan.
6.2. Aan de gronden direct ten westen en zuidwesten van het zorgcomplex is in het plan de bestemming "Verkeer - Parkeerterrein" toegekend.
Aan gronden direct ten noorden van het zorgcomplex, op de locatie Oranjeplein, en de gronden direct ten oosten is de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" toegekend.
6.3. In bijlage 1 bij het Verkeersrapport zijn de berekeningen van de parkeerbehoefte binnen het plangebied weergegeven. In de parkeerbalans wordt uitgegaan van achttien (zorg)appartementen voor Het Flierborgh en 37 voor Het Lindenborgh. In het Verkeersrapport is berekend dat het benodigde aantal parkeerplaatsen voor de zorgappartementen op de eerste verdieping van het zorgcentrum 61,7 bedraagt. [appellant] en anderen hebben deze berekening niet bestreden.
Aan de gronden in de directe nabijheid van het zorgcomplex zijn in het plan verkeersbestemmingen toegekend. Volgens de raad zal op deze gronden worden voorzien in de benodigde parkeerplaatsen voor de bewoners van de (zorg)appartementen. [appellant] en anderen hebben niet gesteld dat op deze gronden de benodigde parkeerplaatsen niet kunnen worden gerealiseerd.
In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voorziet in de benodigde parkeerbehoefte van de bewoners van de (zorg)appartementen op een aanvaardbare afstand van het zorgcomplex.
7. [appellant] en anderen voeren aan dat de in het plan voorziene verbinding vanaf de Julianastraat naar de Stobbelaan zal leiden tot een verkeersonveilige situatie. Daarbij is van belang dat in de bestaande situatie op en nabij het tracé van de voorziene verbindingsweg een fietspad en een hondenuitlaatplaats zijn gesitueerd.
7.1. Volgens de raad is de voorziene verbinding tussen de Julianastraat en de Stobbelaan in het zuidoosten van het plangebied van belang voor een goede afwikkeling van het verkeer. Deze verbinding maakt het mogelijk om een volledige ronde te maken in het zuidelijke deel van het plangebied. De verwachting is dat de verkeersstromen op deze weg gering van omvang zullen zijn. Vergelijkbare situaties komen ook op andere plaatsen in de gemeente voor, zonder dat dit leidt tot problemen, aldus de raad.
7.2. In de Zienswijzenota staat dat bij de inrichting van de voorziene verbindingsweg beoordeeld wordt of het tracé van het bestaande fietspad aangepast dient te worden. Mogelijk wordt het fietspad gecombineerd met de aan te leggen rijbaan voor het autoverkeer. Bij de nadere uitwerking worden de noodzakelijke verkeersmaatregelen getroffen voor een verkeersveilige afwikkeling van het verkeer ter plaatse. In de plantoelichting staat dat het plangebied de status krijgt van een 30 km/u-zone, hetgeen de raad ter zitting heeft bevestigd. [appellant] en anderen hebben niet gesteld dat de door de raad genoemde voorzieningen niet gerealiseerd kunnen worden. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de voorziene verbinding tussen de Julianastraat en de Stobbelaan niet zal leiden tot een gevaarlijke verkeerssituatie ter plaatse.
8. [appellant] en anderen voeren aan dat in de Centrumvisie wordt uitgegaan van een fietsroute vanaf de Julianastraat naar de Stobbelaan. Het plan voorziet echter niet in deze fietsroute.
8.1. Uit hetgeen in 7.2 is overwogen volgt dat de raad het voornemen heeft om het bestaande fietspad tussen de Julianastraat en de Stobbelaan te handhaven. De gronden waarop het tracé van het bestaande fietspad is gelegen hebben in het plan de bestemmingen "Verkeer" en "Groen". Deze bestemmingen verzetten zich niet tegen een fietspad ter plaatse.
9. [appellant] en anderen betogen dat in het plan ten onrechte voorzien wordt in een wijzigingsbevoegdheid waarmee de bestaande discountwinkels aan de Linderflier verplaatst kunnen worden naar de Julianastraat in de nabijheid van de aldaar gevestigde winkels. De voorziene concentratie van detailhandel is vanuit ruimtelijk oogpunt ongewenst. Ook vanuit economisch oogpunt is de voorgestane verplaatsing niet nodig, aldus [appellant] en anderen.
9.1. Volgens de raad vindt de voorgestane concentratie van detailhandel haar grondslag in het gemeentelijk detailhandelsbeleid en de Centrumvisie.
9.2. Ingevolge artikel 22, lid 22.1.2, van de planregels kan het college van burgemeester en wethouders, met toepassing van artikel 3.6 van de Wro, de bestemmingen "Groen", "Maatschappelijk", "Verkeer" en "Wonen" wijzigen in de bestemmingen "Centrum", "Groen", "Verkeer", "Verkeer - Parkeerterrein" en "Verkeer - Verblijfsgebied", mits gelijktijdig toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid genoemd in lid 22.1.1 en de totale bestaande winkelvoorraad op de adressen [locaties] wordt verplaatst naar de locatie met de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 2" of elders al dan niet binnen het plangebied en met dien verstande dat:
[…].
9.3. In de Centrumvisie worden ontwikkelingsmogelijkheden beschreven die tot doel hebben het centrumgebied van Vroomshoop in kwalitatief opzicht op te waarderen. Hiertoe worden functies aan het gebied toegevoegd en worden bestaande winkelfuncties versterkt, in combinatie met een kwalitatieve verbetering van de openbare ruimte. Een van de voorgestane ontwikkelingen betreft de concentratie van detailhandel. In de Centrumvisie staat dat het verplaatsen van winkels aan de Linderflier naar de locatie van de bestaande Kennedyschool bijdraagt aan de versterking van het centrumgebied. Verplaatsing naar het winkelgebied heeft tot gevolg dat het aanbod voor de dagelijkse boodschappen compacter en tegelijkertijd completer wordt. Hierdoor komt meer ruimte beschikbaar voor winkels in aanvullende recreatieve branches. Concentratie van winkels in het centrum zal gepaard gaan met bijkomende ontwikkelingen. Zo zal op de nieuwe locatie, ter plaatse van de huidige Kennedyschool, voorzien worden in appartementen boven de winkels en in een parkeerterrein voor het winkelend publiek. In de Centrumvisie wordt tevens uitgegaan van een inpandige laad- en loszone ter beperking van de geluidsoverlast voor het winkelend publiek en omwonenden.
Uit het voorgaande volgt dat de raad uit ruimtelijke en economische overwegingen in redelijkheid een wijzigingsbevoegdheid heeft kunnen opnemen die voorziet in verhuizing van het bestaande winkelaanbod van de Linderflier naar het centrumgebied.
10. [appellant] en anderen voeren aan dat in het zuiden van het plangebied een meubelfabriek is gesitueerd en dat deze fabriek inmiddels failliet is gegaan. Het is mogelijk dat toekomstige activiteiten ter plaatse meer hinder tot gevolg zullen hebben. De raad heeft hiermee geen rekening gehouden, aldus [appellant] en anderen.
10.1. De raad geeft aan dat de meubelfabriek niet binnen de grenzen van het bestemmingsplan is gesitueerd. De fabriek heeft inmiddels een herstart gemaakt zodat de toekomstige activiteiten niet wezenlijk anders zullen zijn dan in het verleden. Bovendien voorziet het relevante bestemmingsplan ter plaatse van de meubelfabriek in een maximale milieucategorie, aldus de raad.
10.2. De Afdeling stelt vast dat de meubelfabriek waar [appellant] en anderen op doelen ten zuiden van het plangebied is gelegen, en derhalve niet binnen de plangrenzen. Voor zover het beroep van [appellant] en anderen gericht is tegen de planregeling voor de gronden ter plaatse van de meubelfabriek kan dat in deze procedure niet aan de orde komen. Voorts overweegt de Afdeling dat [appellant] en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat te verwachten valt dat zich ter plaatse van de meubelfabriek ontwikkelingen zullen voordoen die nadelige gevolgen hebben voor het plangebied en waarmee de raad rekening had dienen te houden.
11. [appellant] en anderen voeren aan dat het plan leidt tot een toename van de verkeerintensiteit binnen het plangebied, hetgeen tot gevolg zal hebben dat hun woningen in waarde dalen.
11.1. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woningen van [appellant] en anderen betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
12. [appellant] en anderen betogen dat zij in hun rechtsbescherming worden aangetast, nu in het plan een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen die voorziet in de verplaatsing van de winkels van de Linderflier naar het centrumgebied. Zij vrezen dat hun invloed op de besluitvorming van het college van burgemeester en wethouders bij het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid gering zal zijn.
12.1. De Afdeling overweegt dat in artikel 3.6 van de Wro is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders met inachtneming van de bij het plan te geven regels en binnen bij het plan te bepalen grenzen het plan kan wijzigen. De toepassing van een wijzigingsbevoegdheid is een besluit. In het kader van de voorbereiding van een wijzigingsplan kunnen zienswijzen worden ingediend en nadat het wijzigingsplan is vastgesteld kan daartegen worden geageerd bij de Afdeling. Gelet hierop worden [appellant] anderen niet in hun rechtsbescherming aangetast door de omstandigheid dat de raad in het plan wijzigingsbevoegdheden heeft opgenomen om de beoogde ontwikkelingen in het plangebied te faciliteren.
13. Het beroep, voor zover ontvankelijk, is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant] en anderen voor zover het is ingesteld door [partij sub 1] en [partij sub 2], niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Bechinka
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2013
371-739.