ECLI:NL:RVS:2013:CA2080

Raad van State

Datum uitspraak
5 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
201208953/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Helder
  • R.S.D. Ramrattansing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Reconstructie Zeggeweg' vastgesteld door de raad van de gemeente Halderberge

Op 5 juni 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak betreffende het bestemmingsplan 'Reconstructie Zeggeweg', dat op 21 juni 2012 door de raad van de gemeente Halderberge was vastgesteld. Appellanten, beiden wonend in Oudenbosch, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is ter zitting behandeld op 15 april 2013. De Afdeling heeft de beroepsgronden van de appellanten beoordeeld, waarbij zij de beleidsvrijheid van de raad in acht heeft genomen. De Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De appellanten hebben betoogd dat de afstand tussen hun kas en de te realiseren weg te kort is, wat gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid en de bedrijfsvoering. De Afdeling heeft echter geoordeeld dat de raad voldoende maatregelen heeft getroffen om de veiligheid te waarborgen en dat de belangen van de appellanten in de afweging zijn meegenomen. Het beroep van beide appellanten is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de terughoudendheid van de Afdeling bij de toetsing van bestemmingsplannen en de noodzaak voor een goede ruimtelijke ordening.

Uitspraak

201208953/1/R3.
Datum uitspraak: 5 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellanten sub 1], beiden wonend te Oudenbosch, gemeente Halderberge, (hierna: tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1])
2. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], beiden wonend te Oudenbosch, gemeente Halderberge, (hierna: tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]),
appellanten,
en
de raad van de gemeente Halderberge,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 juni 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Reconstructie Zeggeweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 april 2013, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. J.H.M. Verjans, [appellant sub 2], bijgestaan door mr. H.H. Acun, advocaat te Breda, en de raad, vertegenwoordigd door R. Timmermans, ing. A.J.M. Hoogers en ing. R.J.L. van Heijningen, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een lus in de Zeggeweg te Oudenbosch en is een aanvulling op het bestemmingsplan "Rondweg Oudenbosch".
Het beroep van [appellant sub 1]
3. [appellant sub 1] betoogt dat de afstand tussen zijn kas en de bij het plan te realiseren weg te kort is. Hij vreest voor de veiligheid van de personen die in de kas werkzaam zijn, voor de verkeersveiligheid alsmede voor schade aan de kas. [appellant sub 1] geeft de voorkeur aan een oplossing, waarbij de kas deels gesloopt en deels naar elders zal worden verplaatst. Daartoe is aankoop van een stuk grond door de provincie nodig, waarover in beginsel overeenstemming is bereikt. Het plan maakt echter ten onrechte mogelijk dat de kas in zijn geheel blijft staan, aldus [appellant sub 1].
3.1. De Afdeling overweegt dat het plan de mogelijkheid biedt om de kas in zijn geheel op de huidige gronden te laten staan en dat voor de kas schermen kunnen worden geplaatst. De raad heeft dit aanvaardbaar geacht. Aan de gronden tussen de weg en de kas is de bestemming "Groen" toegekend. Nu hiermee is voorzien in een mogelijke bescherming van de kas en van de mensen die daar werken alsmede in een mogelijke bevordering van de verkeersveiligheid, heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op dit standpunt kunnen stellen.
4. [appellant sub 1] heeft zich voor het overige in het beroepschrift beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 1] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
5. Het beroep van [appellant sub 1] is ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 2]
6. [appellant sub 2] betoogt dat hij door de aanleg van de lus in de Zeggeweg in zijn bedrijfsvoering wordt geschaad. Hij voert daartoe aan dat een deel van zijn gronden door de lus wordt doorsneden, te weten kavel 7. Daardoor wordt het areaal dat hij voor zijn bedrijf kan benutten kleiner en minder geschikt voor bewerking, hetgeen gevolgen heeft voor zijn inkomsten. Verder voert [appellant sub 2] aan dat door de aanleg van de Rondweg kavel [.] van zijn huiskavel wordt afgesneden, waardoor deze moeilijker te bereiken wordt en hij omrijdschade zal ondervinden. [appellant sub 2] stelt dat, nu zijn belangen niet bij de vaststelling van het plan zijn meegewogen, is gehandeld in strijd met de artikelen 3:2 en 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht. Voorts voert [appellant sub 2] aan dat in het plan ten onrechte geen waarborg is opgenomen dat hij niet in zijn bedrijfsvoering zal worden beperkt.
6.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de doorsnijding van de kavels van [appellant sub 2] en de nadelige gevolgen voor zijn bedrijfsvoering grotendeels voortvloeien uit het op 4 februari 2010 vastgestelde en inmiddels in rechte onaantastbare bestemmingsplan "Rondweg Oudenbosch". De voor de aanleg van de Rondweg benodigde gronden zijn deels in eigendom van [appellant sub 2]. De raad heeft reeds eerder, terzake van de behandeling van het onder meer door Kujistermans ingestelde beroep tegen het bestemmingsplan "Rondweg Oudenbosch" (uitspraak van de Afdeling van 2 november 2011 in zaak nr. 201002954/1/M3; www.raadvanstate.nl), aangegeven en in onderhavige zaak herhaald dat de gronden zullen worden verworven op basis van volledige schadeloosstelling. Voorts heeft de raad aangegeven te willen voldoen aan de inspanningsverplichting om zorg te dragen voor vervangende gronden. Over de door [appellant sub 2] gestelde omrijdschade heeft de raad aangegeven dat de omrijdtijd voor gemotoriseerd verkeer minder dan één minuut bedraagt. De raad heeft dit acceptabel geacht.
6.2. De Afdeling overweegt dat uit de verbeelding van het plan en het door [appellant sub 2] overgelegde overzicht van zijn gronden blijkt dat kavel [.] reeds zal worden doorsneden door de aan te leggen Rondweg en in meerdere mate zal worden doorsneden door de aan te brengen lus in de Zeggeweg. Deze extra doorsnijding zal derhalve in zoverre gevolgen hebben voor de bedrijfsvoering van [appellant sub 2]. De raad heeft bij de afweging van de betrokken belangen voldoende gewicht toegekend aan het belang van [appellant sub 2] bij het volledige behoud van kavel [.], die niet tot de huiskavel behoort, voor zijn bedrijfsvoering in verhouding tot het belang bij de aanleg van de zogenoemde lus. Daarbij is van belang dat de benodigde gronden al dan niet minnelijk zullen worden verworven en dat, zoals ter zitting door [appellant sub 2] niet is weersproken, de resterende gronden voldoende zijn voor de uitoefening van een volwaardig melkveebedrijf.
7. [appellant sub 2] betoogt dat ten onrechte geen luchtkwaliteitsonderzoek in het kader van het plan is gedaan en dat ten onrechte is volstaan met een verwijzing naar de resultaten van het luchtkwaliteitsonderzoek in het kader van het bestemmingsplan "Rondweg Oudenbosch".
7.1. Ingevolge artikel 5.16, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer maken bestuursorganen bij de uitoefening van een in het tweede lid bedoelde bevoegdheid, welke uitoefening gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, aannemelijk dat een uitoefening of toepassing, rekening houdend met de effecten op de luchtkwaliteit van onlosmakelijk met die uitoefening of toepassing samenhangende maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit, niet leidt tot het overschrijden, of tot het op of na het tijdstip van ingang waarschijnlijk overschrijden, van een in bijlage 2 opgenomen grenswaarde.
7.2. De raad heeft medegedeeld dat in het kader van het bestemmingsplan "Rondweg Oudenbosch" een luchtkwaliteitsonderzoek is uitgevoerd. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat in het onderhavige plan bij de resultaten van evenvermeld luchtkwaliteitsonderzoek kan worden aangesloten, nu de lus in de Zeggeweg deel uitmaakt van de realisatie van de Rondweg en beide plannen in samenhang moeten worden gelezen.
In het luchtkwaliteitsonderzoek is geconcludeerd dat als gevolg van de realisatie van de Rondweg de in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarden niet zullen worden overschreden en dat wordt voldaan aan de eisen zoals gesteld in artikel 5.16, eerste lid, aanhef en onder a, van die wet. De gevolgen voor de luchtkwaliteit vormen derhalve geen belemmering voor de realisatie van de Rondweg. Daarbij is in aanmerking genomen dat het verkeersgedrag (remmen, optrekken, stilstaan) is verdisconteerd in de gehanteerde emissiefactoren, die corresponderen met het wegtype en de snelheden die op het desbetreffende wegvlak worden gereden.
In de toelichting op het onderhavige plan staat dat bij de realisering van de lus in de Zeggeweg de concentraties van zwevende deeltjes (PM10) en stikstofdioxide (NO2) als bedoeld in de Wet milieubeheer licht zullen stijgen, maar nog steeds ver onder de grenswaarden zullen blijven. Gelet hierop heeft de raad een luchtkwaliteitsonderzoek in het kader van het onderhavige plan niet noodzakelijk geacht.
7.3. De Afdeling overweegt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat met name de aanleg van de Rondweg invloed heeft op het totale verkeersaanbod en dat met de gevolgen daarvan voor onder meer de luchtkwaliteit in het bestemmingsplan "Rondweg Oudenbosch" rekening is gehouden. Nu het aanbrengen van de lus in de Zeggeweg een klein onderdeel ter uitvoering van dat project vormt en de raad gemotiveerd heeft aangegeven dat niet te verwachten is dat het verkeersaanbod op de Zeggeweg door het aanbrengen van die lus wezenlijk zal wijzigen, overweegt de Afdeling dat de raad de resultaten van het in het kader van het bestemmingsplan "Rondweg Oudenbosch" uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek aan het onderhavige plan ten grondslag heeft kunnen leggen. Mede gelet op de omstandigheid dat uit dat onderzoek is gebleken dat aan de grenswaarden wordt voldaan en dat niet aannemelijk is dat als gevolg van dit plan een overschrijding van de grenswaarden zal plaatsvinden, alsmede in aanmerking genomen dat [appellant sub 2] niet aannemelijk heeft gemaakt dat in het kader van de aan te leggen lus in de Zeggeweg opnieuw een luchtkwaliteitsonderzoek had moeten worden uitgevoerd, heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat een luchtkwaliteitsonderzoek in het kader van het onderhavige plan niet noodzakelijk is.
8. Over de twijfel van [appellant sub 2] over de financiële uitvoerbaarheid van het plan, overweegt de Afdeling dat de raad heeft aangegeven dat het aanbrengen van de lus in de Zeggeweg onder meer is bedoeld als een bezuinigingsmaatregel, te weten het inkorten van de spoortunnel in het tracé van de Rondweg. De kosten voor het inkorten van de spoortunnel en voor het aanbrengen van de lus in de Zeggeweg passen volgens de raad binnen de raming van het project Rondweg Oudenbosch. De plantoelichting vermeldt dat de gemeente Halderberge en de provincie Noord-Brabant middelen hebben gereserveerd voor de realisatie van de Rondweg inclusief de lus in de Zeggeweg. Gelet hierop heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan financieel uitvoerbaar zal zijn en zich terecht op het standpunt gesteld dat is voldaan aan artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder f, van het Besluit ruimtelijke ordening.
9. Over het betoog van [appellant sub 2] dat het aanbrengen van de lus meer bochten in de Zeggeweg oplevert, hetgeen volgens hem tot verslechtering van de verkeersveiligheid leidt, heeft de raad medegedeeld dat, evenals in de voorheen geldende situatie, ter plaatse een maximale toegestane snelheid van 60 km per uur zal gelden en dat fietssuggestiestroken zullen worden gerealiseerd. Het plan staat, gelet op de bestemming "Verkeer", niet in de weg aan dergelijke fietsvoorzieningen. Voorts is niet aannemelijk gemaakt dat door de voorziene flauwe bocht in het tracé een verkeersonveilige situatie zal ontstaan. Gelet hierop overweegt de Afdeling dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat door het aanbrengen van de lus in de Zeggeweg de verkeersveiligheid niet ernstig wordt beïnvloed.
10. Het beroep van [appellant sub 2] is ongegrond.
Proceskosten
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.S.D. Ramrattansing, ambtenaar van staat.
w.g. Helder w.g. Ramrattansing
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2013
408.